ONS
BEZOEK AAN ANTWERPEN : ONZE
LIEVE-VROUWE-KATHEDRAAL
Leen Moelker
Het was
al weer de nodige tijd geleden dat ik de kathedraal van Antwerpen had bezocht.
Daarom toog ik naar België, naar de stad aan de Schelde, om me daar opnieuw te
kunnen verbazen over dat majesteitelijke bouwwerk en de kunstvoorwerpen die daarin
aanwezig zijn (Fig.1).
Ik ben
er nooit toe gekomen om een verslag van ons bezoek aan de kathedraal te maken.
Toch is dat waardevol omdat in het bestek van een essay onderwerpen beter worden
uitgediept dan tijdens de waarneming mogelijk is.
Welke
geschiedenis kent de kathedraal? Welk soort kunstvoorwerpen is er in te vinden? Wie heeft de objecten en wanneer
gemaakt? Wat is er te zeggen over de mogelijke betekenis van enkele belangrijke gebruiks- en/of kunstvoorwerpen?
Is de kathedraal een museum of niet? Dat zijn enkele vragen die voorop staan in
deze tekst. Maar ze zijn veel omvattend en daarom worden ze mogelijk in
meerdere bijdragen behandeld.
Fig.1
Kathedraal van Antwerpen, 2018. Bron Internet
31 juli 2018.
1
De Kathedraal, een eerste verkenning
De
geschiedenis van de kathedraal begint in de vroege middeleeuwen toen ergens
tussen de negende eeuw en de twaalfde eeuw een kapel werd opgericht en gewijd werd
aan Maria, de moeder van Jezus. Ik zal aan het eind een tijdtabel opnemen van
de belangrijkste bouwfasen.
Wie de
Onze-Lieve-Vrouwe Kathedraal in Antwerpen wandelend nadert is al gauw
geïmponeerd door het geweldige bouwvolume ervan. De hoofdingang is omlijst door
een gotische boog met gebeeldbouwde archivolten. Hij is ingeklemd tussen twee
torens: een noordtoren van 123 meter en een zuidtoren van 65,3 meter hoogte.
Een tijdelijke ingang ernaast
verschaft toegang tot de entree/kassa en
de kerkruimte.
Precies wat de bedoeling van de
opdrachtgevers moet zijn geweest, word je direct overweldigd door het
schitterende interieur. Onmiddellijk
gaat je blik omhoog en je taxeert de ruimte om je heen om houvast te krijgen
bij de afbakening van jouw plaats in die immense ruimte. Bezoekers hebben geen
idee dat de oppervlakte van de kathedraal 8000m2 beslaat, bijna een hectare groot.
Staande tegen de westflank zie je de ver weg gelegen absis met Rubens’ Maria Tenhemelopneming, 118 meter
verderop. Het middenschipgewelf met kruisribben torent letterlijk hoog boven de
mensen uit, 28 meter ter hoogte van het middenschip. Aan weerszijden ervan
ontwaren we bundelpijlers met erboven een tweeledig muurvlak met lichtbeuk. De
breedte van het middenschip meet 53,5 meter maar in het transept is dat 67
meter. Aan beide zijden van het schip bevinden zich drie beuken met stergewelven
( totaal dus een zevenbeukige kerk) gedragen door vele zuilen (125) die de
enorme gewichtsdruk en de spatkrachten opvangen. In de uiterste zijbeuken bevinden
zich kleine ruimtes waarin onder anderen een stiltecentrum en de
belangrijke Mariakapel zijn gesitueerd. Ooit stonden in de kerk tot wel vijftig
altaren van de diverse broederschappen,ambachten en gilden opgesteld.
De pijlers van de vieringkoepel dragen
een achtkantige stenen basis die via pendentieven in een ronde vorm overgaat. [1]
Op 43 meter hoogte is een tondo (ø 5,8 meter) uit 1647 van Cornelis
Schut te zien met daarop wederom een voorstelling van Maria die ten hemel
opgenomen wordt. De vieringtoren zelf is 67 meter hoog. Op 30 meter hoogte zijn
in druipsteen decoraties aangebracht, bladeren, wijnranken en eikenbladeren.[2]
Opvallend
is dat de koepel in een helder wit licht baadt. Oorspronkelijk was dit het
enige witte licht in de kerk omdat ooit alle overige ramen gebrandschilderd
waren, wat inmiddels niet meer zo is.
Het transept is dus 67 meter breed en is
altijd een belangrijk onderdeel geweest voor de kerkelijke gemeenschap. Het is
immers de plaats waar het hoogkoor begint, vroeger van de ´gewone´mensen
afgescheiden door een koordoxaal. Het transept was ook de plaats waar de
belangrijkste gilden uit Antwerpen – Kloveniers, Oude- en Jonge Voetboog,
Schermers, Broekmakers, Kleermakers – hun eigen altaar hadden en hun patroonheiligen
vereerden. [3]
In de straalkapellen achter het koor en aan de kooromgang waren de altaren
opgesteld van de ambachten die een indirecte relatie hadden met het geloof.[4]
Bezoekers komen gemakkelijk onder de
indruk van de omvang van het hoogkoor en de beeldende kunst daarin
aanwezig, nu allemaal vrijelijk
waarneembaar.
Rubens
heeft hier zijn sporen achtergelaten. Links van de kooringang hangt Rubens’ triptiek
Kruisoprichting (1609-1610), olieverf
op paneel, 460 x 340 cm, en de zijluiken 460 x 150 cm.
Het
maniërisme met de lang gerekte S-motieven is er duidelijk uit af te lezen.
Rechts van de kooringang hangt Rubens’ triptiek Kruisafneming, 1612, olieverf op paneel, 421 x 311 en 421 x 153 cm.
Dit werk heeft evenzo de kernmerken van de stijlrichting maniërisme.
In het koorgedeelte rechts en links valt
het neogotische koorgestoelte op, dat uitzonderlijk fijn houtsnijwerk bevat. Je
ziet er zelfs kleine uit hout gesneden gotische torenspitsen – naar de Dom van
Keulen – ter bekroning ervan. Het was daar de plaats – maar dus niet altijd
neogotisch ingericht – waar vele eeuwen de kanunniken hun plaats innamen
tijdens de plechtigheden voor het hoofdaltaar. Het publiek mocht hier niet
komen dat had haar eigen parochiekerk met orgel in de zuidelijkste zijbeuk
tegenaan de viering.[5]
De toegang tot het koor was geblokkeerd door een enorm koordoxaal. Het ontwerp
voor een hoofdaltaar van Jan Blom had omstreeks 1850 de bedoeling te komen tot
oprichting van een altaar van enorme proporties. Het zou zelfs het uitzicht op
de gebrandschilderde ramen achter het ambulatorium benemen.[6]
In het huidige hoofdaltaar is Rubens’
Tenhemelopneming van Maria verwerkt (1625-1626, olieverf op
paneel, 490 x 325 cm).
Terugkerend door de zijbeuken vallen
de decoraties op die op muren en sluitstenen zijn aangebracht. Bij de laatste
restauratie zijn die weer hersteld nadat ze eeuwen onder een witte pleisterlaag
waren bedekt. Oorspronkelijk waren ze bedoeld om de onderliggende ruimte nader
te duiden. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de pijler waar het altaar van de bakkers, van de brouwers of van de meerseniers
(kruideniers) stond. Een altaar stond veelal tegen een pijler en was omgeven
door een houten omheining met een deur. Alleen de leiding van het ambacht, het gilde
of de broederschap plus een misdienaar mochten daar binnen treden. Op de
naamdag van de patroonheilige groepeerden de leden zich daar omheen om de
rituelen mee te beleven. [7]
Feitelijk was het de voortzetting
van de oorspronkelijke kapelanieën die vanaf de dertiende eeuw gesticht werden door de elite, waarbij zij toezegden een
geestelijke te onderhouden onder betaling van een prebende. Een prebende kon
bestaan uit geld grond of andere bezittingen. Hoe meer altaren hoe meer
inkomsten maar ook hoe meer ruimte nodig was. De oude Romaanse kerk werd daarom
te klein en viel het besluit een nieuwe gotische kerk te bouwen. Waarin nog
heel veel meer vierplaatsen konden worden ingericht, tot wel 57 stuks toe.
De altaarconstructies volgden doorgaans de
trend in de kunst en hadden dus een gotische, renaissancistische, classicistische, barokke, neoclassicistische of neogotische
opbouw. Nu was de barok de kunststroming die bij de contra-reformatie hoorde en
zich kenmerkte door een uitbraak uit de strakke belijning van de renaissance.
De emoties moesten worden opgewekt. Bovendien bepaalde een aartshertogelijke
bul in 1610 – waarschijnlijk onder invloed van de Reformatie – dat de
patroonheiligen uit niet-Bijbelse bronnen moesten verdwijnen. Slechts de
kanonieke bijbelfiguren waren toegestaan in de kerk. Dat betekende dat alle
verenigingen die hadden geput uit de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine en
andere overgeleverde geschiedbronnen,
voor hun altaar wat anders moesten bedenken. Dat werden veelal Bijbelse
taferelen zoals te zien is bij Rubens. Maar Rubens wist handig de
patroonheilige Christoffel op de achterkant van de zijluiken weg te moffelen.
In de
zijbeuken zien we aan de stergewelven vooral gedecoreerde sluitstenen, veelal
bloemmotieven. Staande in de kapel van de OLV van Antwerpen is het gewelf van fijnmazige sierwerk motieven
voorzien. Gepolychromeerd zoals het oorspronkelijk ook was, maar door de
veranderde opvattingen over hoe een kathedraal er van binnen moest uitzien,
eeuwenlang verborgen onder witte lagen pleisterwerk.
Eenmaal
de blik omhoog gericht worden de vele gebrandschilderde ramen zichtbaar. Er
zijn in de kathedraal momenteel 55 gebrandschilderde vensters met nogal wat
voorstellingen uit de zestiende eeuw, de periode van na de brand van 1533.
Hierin staat de aanbidding, de bekering of de verheerlijking centraal. Zo is er
een raam van Jean-Baptiste Bethune met De
verheerlijking van God door de Kunsten, 1872, gebrandschilderd glas.
De
kerkruimte oogt strak, ruim en symmetrisch en vooral de forse bundelpijlers
zonder kapiteel versterken de verticaliteit. Toch zijn er elementen die
verinnerlijken. Zoals de houtgesneden preekstoel, die een lofzang op de
schepping verbeeldt door de bloemen en de vogels die prominent aanwezig zijn.[8]
Vier vrouwenfiguren in kledij gestoken uit de vier continenten, kijken naar
vier richtingen: de hele wereld moet het geloof verkondigd worden. Een rund
(evangelist Lucas), een adelaar (idem Johannes), een mens (idem Mattheus), een
Leeuw (idem Marcus) dragen als het ware de kuip van de preekstoel. Een schare
engeltjes trekken een kleed weg op het klankbord zodat het Woord Gods de vrije ruimte heeft.
Onder tegenaan het klankbord is een goud oplichtende stralenkrans aangebracht van
waaruit een duif komt aangevlogen, wat het neerdalen van God op de aarde
verbeeldt.
Andere
interieurelementen zijn het Schyvenorgel
(1657) tegenaan de Westwand met zijn barokke orgelfront. Het mechaniek is
echter van 1891 en zeer geschikt voor de moderne orgelliteratuur.
Achter
Rubens’ Kruisafneming bij de rechter
ingang van het ambulatorium is het moderne Metzlerorgel geplaatst dat zich goed
leent voor de werken van Bach en zijn
Franse tijdgenoten.( Bron: Folder Kathedraal).
De
rondgang is nog lang niet voltooid maar ik laat het hierbij. Een andere keer
wil ik enkele aspecten aan de orde stellen bijvoorbeeld de vraag: waarom hebben
de makers van de tabernakel in de kapel van
het Allerheiligste Sacrament en van het koorgestoelte gekozen voor een
motief met Abraham en Melchizedek? Wie enkele uren in de kathedraal doorbrengt
kan een grote voorraad vragen
verzamelen.
Hieronder
volgt een beknopt overzicht van de bouwgeschiedenis.[9]
1124 De
OLV Kapel wordt parochiekerk;
1132
Start bouw van een Romaanse parochiekerk; 80 x 42 m met 22 kanunniken
1285
Uitbreidingswerken en grondverwerving uit bezit van de hertog van Brabant;
1300
Stichting van vele kapelanieën;
1352
Aanvang bouw gotische kathedraal op de plaats van de Romaanse kerk (drie
koorkapellen eerst); daarna werd het oude koor via afbraak en opbouw vervangen
door een nieuw koor dat in 1391 klaar was;
1420
noordtoren; 1430 zuidtoren in aanbouw genomen; het middenschip van de oude kerk
blijft tussen de torens en het nieuwe koor intact;
1455 –
1469 Langs de zuidkant van de nieuwe kerk verrijzen enkele traveeën waarvan de
voorste bestemd werd voor de Sacramentskapel en de andere als parochiekerk;
1478 De
noordflank krijgt traveeën waarvan de voorste bestemd werd voor OLV Lof;
1475 de
zuidtoren bereikt zijn huidige hoogte en de noortoren zijn vierde geleding;
1480 Het
middenschip met aan weerskanten twee zijbeuken worden in aanbouw genomen;
1490 Het
middenschip krijgt een leien dak;
1481-1492
Het zuidelijke gedeelte van de kruisbeuk, koorkapellen sacristie en kleedkamer
en de bibliotheek worden gebouwd;
1487-1495
De noordvleugel van de kruisbeuk en de Jeruzalemkapel worden gebouwd;
1500 De
vieringpartij wordt gebouwd;
1520
Hoogste punt bereikt, kathedraal ongeveer af.
Slot
De
kathedraal van Antwerpen is in alle opzichten een zeer interessant
cultuurhistorisch object. Naar de mate waarin iemand zich verdiept in zijn
geschiedenis ontdekt hij of zij de rijkdom aan kunstschatten met de betekenis
ervan voor het heden en verleden.
In elk
geval is het laatste woord hierover op mijn weblog nog niet gezegd. In een
volgende bijdrage kom ik er zeker eens op terug mogelijk na een vervolgbezoek
aan dit fantastische godshuis.
Middelburg,
31 juli 2018
[1] Patrick De Rynck en Bart Willems, red., Onze-Lieve-Vrouwekathedraal
van Antwerpen (tweede druk Antwerpen 2010) 42-47.
[2] Druipsteen is een kalksteen dat voorkomt in druipsteengrotten en
gemakkelijk te bewerken is. Het is verwant met marmer, travertin en andere
kalksteensoorten.
[3] Oude Handboog Gilde: St. Joris, Jonge Handboog Gilde: St. Sebastiaan,
Kloveniers: St. Christoffel, Schermers: Aartsengel Michael, Broekmakers: St. Anna,
Kleermakers: St.Bonifacius. Merk op dat in de kruisbeuk/kooromgang gewapende
milities hun altaar hadden. Het benadrukte hun rol als handhavers van de orde
en beschermers van de kwetsbare geloofsintenties.
[4] Ria Fabri en Nico Van Hout, red., Van
Quinten Metsijs tot Peter Paul Rubens, meesterwerken uit het koninklijk museum
terug in de kathedraal (Q&R) (Antwerpen 2009) 189.
[8] Michiel van de Voort de Oude (1667-1737) Preekstoel, 1713, eikenhout, houtsnijwerk. Tot plm 1800 in de Cisterciëzenabdij
van Hemiksem opgesteld en naar de OLV overgebracht toen de abdij door de
Fransen werd verwoest. Van der Voort maakt ook de lambrisering met negen
biechtstoelen die tegen de noordwand bij de ingang staan opgesteld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten