donderdag 18 maart 2021

VAN ZIGGOERAT TOT KATHEDRAAL, een kleine historische verkenning

 


VAN ZIGGOERAT TOT KATHEDRAAL 3000 v.Chr.–1500 n.Chr

 

Leen Moelker

 

1 Inleiding

Kortgeleden kreeg ik een uitgebreide beschrijving in handen van de geschiedenis van de kathedraal van Straatsburg. Deze kathedraal leek mij een goed voorbeeld te zijn van hoe een architectuurstroming als de gotiek in de 11e eeuw zijn stempel ging drukken op de bouwstijl van godshuizen in Frankrijk. De vraag lag voor de hand wat en wie toch de impuls gaf voor deze architectuurontwikkeling en waar  de motivatie vandaan kwam om kathedralen te bouwen die ook vandaag nog worden gekoesterd en in stand gehouden. Maar voor ik daaraan toekom bij de bespreking van het Straatsburgse godshuis, eerst een korte verkenning van de kerkarchitectuur. Vandaar dat ik in de literatuur op zoek gegaan ben naar de achtergronden daarvan. Beoogd wordt dus een beperkt kader te scheppen waarbinnen later de kathedraal van Straatsburg kan worden besproken. Volledig zijn kan niet, gezien de tijdspanne – 4500 jaar – d ie ik voor deze verkenning in gedachten heb.

 

 

2 De geschiedenis in een notendop[1]

A Egypte (v.a. 3100 v. Chr.)

De Egyptische Farao was vanaf de Eerste Dynastie zowel farao(koning) als God. Hem was de macht gegeven van goddelijke oorsprong, zo werd aangenomen en alszodanig ook beleefd. Onder koning Narmer uit Herakonpolis (3000 v. Chr.) werd de combinatie van koning en God in de kunst verbeeld.[2] Eerder schreef ik voor dit blog een tekst over heilige plaatsen in de wereld en we kunnen daar zeker ook de Nijldelta aan toevoegen. Rivieren, bossen, hoogten en zelfs bomen of rotsen verbonden mensen bij de beleving van hun religie. Het eeuwig voortbestaan speelde daarin een rol en elke persoon moest zich opmaken voor de reis naar het hiernamaals. Leven en dood waren van dezelfde dimensie en dus werd een begraafplaats (tempels, tombes, piramides) ingericht als een eeuwig verblijf voor de ziel. De architectuur was vooral funerair, wat bevestigd wordt door de muurschilderingen en ondiepe reliëfs. Aanvankelijk werd de architectuur gekenmerkt door het gebruik van metselwerk met gebeitelde steen, met lemen steen, hout, papyrus of riet. Als om religieuze redenen een bouwwerk eeuwigheidswaarde moest hebben, gebruikten de Egyptenaren zongedroogde leem als metselsteen. De tongewelven in steen stonden later model voor de Romeinse technieken. Een voorbeeld van religieuze architectuur is de Tempel van Amun-Mut-Khonsu in Luxor.


                 
                          Fig.1 Tempel van Luxor. (Foto Wikipedia 16.3.2021)
 


B Sumerië (v.a. 4000 v.Chr.)

De Sumeriërs kwamen uit de Perzische regio en vestigden zich tussen de rivieren de Tigris en de Eufraat in het tegenwoordige Irak. Ze stichtten stadstaatjes en die hadden alle een lokale god waarvan de koning de vertegenwoordiger was. Door onderlinge rivaliteit ontbrak een eenheidscultus zoals die van Egypte. Ook bouwden ze niet in gebakken steen zodat er weinig bewaard is gebleven.

De geografische condities waren ongeschikt om een politieke eenheidsstructuur te vormen. Hun talrijke steden in het stroomgebied van de Tigris en de Eufraat waren stadstaatjes en werden geleid door een koning-priester.

 Centraal in de stad was een platform waarop een gebouwd complex met op de hoogste plaats de tempel voor de lokale god.  Deze zogenaamde ziggoerat bereikte allengs een grote hoogte en vergelijkbaar met die van een Egyptische piramide. De toegang werd geleid via een spiraaltrap. De Toren van Babel refereert daaraan.  Wat betreft de versieringen volgden de Sumeriërs, en opvolgers als Babyloniërs, Assyriërs en de Perzen de Egyptische gewoonten zij het met een verschil. Bij de ingang van hun heiligdommen of paleizen zetten ze enorme monsters of dieren (leeuwen vooral) neer. Zoals uit mijn blogs over de heilige plaatsen op Gran Canaria en Kreta bleek is overal in de wereld de woonplaats van een lokale god geprojecteerd op de top van een heuvel of berg. Of in een grot waar dan ook de offerplaats was gevestigd.[3]

 


                       Figuur 2  Ziggoerat uit Ur in Irak. (Foto Dr.German Internet 16.3.2021).


 

C. Grieken (v.a. 2000 v Chr.)

De Myceense van de Peloponnesos en Minoïsche cultuur van de Griekse eilanden wortelde ook in de Egyptische bouwkunst en de Sumerische cultuur. De Grieken bouwden eerst in hout later volgden zij de Egyptenaren met stenen versies. Hun favoriete plek was een hooggelegen Acropolis als de zetel van de goddelijke en politieke macht. Het grote verschil is echter dat dat de Griekse tempels bedoeld waren om indruk te maken op goden en mensen, terwijl de Egyptenaren hun werkelijkheidsbeleving uitsluitend binnenin hun funeraire gebouwen (piramides) zochten. De oudste Griekse tempel is de tempel van Artemis op Corfu (600 v.Chr.) en is gebouwd in de Dorische stijl . Even interessant is de “Basilica” van Poseidon te Paestum (550v.Chr) met enorme Dorische gecanneleerde kolommen.  Inmiddels werden in Oost-Griekenland (eiland Samos en Efeze) de tempels voorzien van elegantere Ionische zuilen, wat al gauw door de Atheense architecten werd overgenomen (Parthenon op de Atheense Acropolis, Tempel van Nikè 450 v.Chr.).

Perfectie en gedetailleerde verhoudingen stonden centraal bij de bouw van de tempels. Was het aanvankelijk de goddelijke inspiratie en daarna de natuur die model stond voor het bouwconcept, uiteindelijk overheerste de kunstzinnige invalshoek bij het ontwerp van een tempel met ideale maatverhoudingen.


                     
Fig.3 Het Parthenon oostzijde op de Acropolis van Athene (Still uit video 2013) L. Moelker


 Etrusken ( v.a. 800 v. Chr.)

Een hypothese is dat de Etrusken inwoners waren van Lydia in het huidige Turkije en dat ze zich vestigden in het huidige Toscane. Dat sluit aan bij de legende van Rome’s oorsprong in 753 v.Chr. De Etrusken namen de beschaving van het Nabije Oosten maar vooral uit Griekenland mee waar onder bouwstijlen toegepast in graftombes, sarcofagen begrafenisrituelen met grafgiften en een urnencultuur. Hun eenvoudige tempels werden om religieuze redenen van hout gebouwd, hoewel de Etrusken meesters waren in werken met terracotta en metselwerk. Tempels waren gewijd aan hun voornaamste goden Tinia, Uni en Menrva later vermengd met de Romeinse goden Jupiter Juno en Minerva. Hun priesters interpreteerden de natuurverschijnselen als boodschappers van een drie-enige God. Naast de bouw van tombes en tempels konden de Etrusken ook hun kennis van waterwerken en stedenbouw aanwenden bij de bouw van ommuurde nederzettingen zoals Porta Augusta (2e eeuw v. Chr.) in Perugia nog laat zien. De Etrusken gebruikten voussoirs – tapvormige stenen de in een gestapelde boog de druk afleiden – waardoor overwelvingen hun sierlijke en tevens hun bouwkundige functie kregen (Porta Augusta). Hun godsdienst stoelde op de religieuze gebruiken in Mesopotamië en Griekenland.

 

 

De Romeinen (v.a. 510 v Chr.)

Het is dus logisch dat Rome’s cultuur vanuit Toscane werd beïnvloed. Net als de Grieken bouwden de Romeinen wereldlijke kunstwerken en religieuze gebouwen. De rondboog en het gewelf (en de afgeleiden ervan zoals het tongewelf, de koepel en het kruisgewelf)werden toegepast. Dat zien we in de architectuur van tempels – o.a. Tempel van Fortuna ca 200 v Chr. gewijd aan de god van de havens Portunus – bruggen, aquaducten en zgn. basilieken waarbij de Romeinen ook het gebruik van beton en breuksteen vervolmaakten, want deze basistechniek uit het Midden-Oosten bestond al duizend jaar.[4] Ook voegden ze sierwerk als marmer en baksteen toe om de saaie betonnen muurvlakken te camoufleren. Bovendien was de betontechniek dienstbaar aan de bouw van grotere binnenruimten zoals de Thermae (badhuizen) die overal werden geïnstalleerd. Ook gebouwen met een ingewikkelde koepelconstructie verrezen zoals het Pantheon (118-125 n. Chr.). Immers dit laatste gebouw heeft een ‘Griekse’ façade waaraan een koepel is toegevoegd. Het Pantheon is een tempel voor de toen gangbare zeven goden verbeeld door de planeten Maan, Zon, Jupiter, Mars, Saturnus Venus en Mercurius. Het bijzondere aan deze tijd is dat door politieke ambities gedreven de Romeinen hun beschaving naar heel Europa brachten.  Dat ging meestal gepaard met de strijd om de macht zoals in de Punische oorlogen (Hannibal) . Zo kwam in 168 v. Chr. Griekenland onder de Romeinse jurisdictie.

Onder keizer Constantijn (306-337) verrees in Rome een basiliek met kruis- en tongewelven die later model stond voor kathedralen. De eerste christelijk religieuze toepassing was de Sint-Pieter die als basiliek werd gebouwd op de plaats in Rome waar Petrus begraven zou zijn (349 n. Chr.). De vrijheid van godsdienst die Constantijn in 312 had ingevoerd, maakte het voor christenen gemakkelijk een gewijde plek te in te richten onder goedkeuring van de keizer. Het zou echter nog zeker 700 jaar duren voor de overwelfde basiliek als christelijke kerk gemeen goed werd in Europa. 


                                   Fig.4 Basilica van Maxentius en Constantijn,313 n.Chr. 100 x65x 35m met twee apsissen.                                                                             In de ruimten onder de drie bogen werd recht gesproken.  (Foto Wikipedia 17.3.2021)


Samenvatting

De bouw van een gotische kathedraal heeft een lange voorgeschiedenis. De directe voorganger ervan was de Romeinse basilica, een rechthoekig gebouw met twee apsissen en een plat dak, later met ton-en kruisgewelf. Het model was ontleend aan de grote binnenruimte van het Romeinse badhuis. Door de toepassing van beton kon men zulke ruimten geschikt maken voor allerlei menselijke activiteiten. Beton werd al gebruikt in 1000 v. Chr. in het Nabije Oosten. Daar had de Sumerische beschaving een hoge graad van ontwikkeling gebracht zoals het kleitablet en de bouw van omvangrijke tempels voor de god/koning op hoogverheven platforms, zogenaamde ziggoerats. Aangezien ze vooral met hout en lemen stenen bouwden is van het materiaal niet veel overgeleverd.

Hun bouwtechnieken werd in Rome geïntroduceerd door de Etrusken. Zij kwamen uit de omgeving van Troje in Turkije en hadden culturele banden gehad met Midden-Oosten. Daar was een hoogstaande kennis van taal, techniek en natuur ontwikkeld. Contacten waren er zeker ook met Griekenland geweest waar de Myceense en Minoïsche beschaving al sinds 2000 v.Chr. op een hoog peil stond (Mycene, Knossos).

Waar de Sumeriërs om geografische redenen geen eenheidsstaat konden vormen lukte dat in dezelfde periode vanaf 3100 v. Chr. wel in Egypte. De Egyptische Farao’s – die zich een goddelijke status aanmaten –spaarden kosten nog moeite om voor hun ziel (ka)een goede verblijfplaats te scheppen in compleet ingerichte graven. De relatie koning-God was in het Nabije Oosten gebruikelijk en verleende aan de koning de legitimatie voor het bestuur van het land.

Conclusie

Terugkijkend vanuit de Middeleeuwen is de gotische kathedraal een voortzetting van de Romeinse basilica, die op zijn beurt weer gemodelleerd is naar de Romeinse Thermae. Vorm en functie konden op elkaar worden afgestemd dankzij de ontwikkelde bouwtechniek in beton en steen. Na Constantijn de Grote verrezen in elke belangrijke stad basilica’s en kon het Christendom een eigen vierplaats inrichten. We zien deze trend herhaald, na een periode van verwatering, door Karel de Grote Deze keizer vernieuwde de Romeinse christendom-doctrine doordat in zijn rijk het christendom tot staatsgodsdienst werd verheven.

Verder teruggekeken zien we een cultuurvermenging tussen het Midden-Oosten, Egypte en Griekenland en de export van kennis van bouwtechnieken via de Etrusken naar Italië. De Romeinen brachten die kennis en de religieuze inbedding ervan tijdens een expansieperiode van ca 800 jaar (300 v. Chr. – 500 n. Chr.)naar Europa. Zowel in het oosten – met de Byzantijnse invulling van de godsdienst en de bijbehorende kerkenbouw – als in het westen van Europa,  waar Karel de Grote een grote impuls gaf aan de politieke unificering en de integratie van kerk en staat en de bouw van kloosters, kerken en hofkapellen. De bestuursstructuur van de kerken na Constantijn de Grote in oost en west bracht mee dat voor de hoogste lokale functionaris, de metropoliet of bisschop, de zetel werd verbonden aan een basiliek of kathedraal. En net als bij de ziggoerat en de piramide werden deze gebouwen steeds hoger en indrukwekkender naar mate een gemeenschap zich met meer godsbesef toerustte.

Middelburg, 18 maart 2021

[1] H. W. Janson ‘History of Art’ (New York 1995) 58-211.

[2] Anoniem, Palet van koning Narmer, 3000 v.Chr., leisteen, 63,5 cm (Egyptisch Museum, Cairo)  in: H. W. Janson ‘History of Art’ (New York 1995) 60.

[3] Dr. Senta German, "Ziggurat of Ur," in Smarthistory, August 8, 2015, accessed March 16, 2021, https://smarthistory.org/ziggurat-of-ur/.

 

[4] Basilieken: Dat waren rechthoekige gebouwen met een ruimte die afgeleid was van de grote binnenruimten van de badhuizen. Iedere stad van enige betekenis bouwde minstens één basiliek ten behoeve van lokale handel en de rechtspraak. Een basiliek had een plat houten dak. In het schip van de basiliek bevonden zich betonnen kolommen die het dak droegen en de ruimte verdeelden in een schip met zijbeuken. Aan de beide uiteinden van het schip was een apsis, de plaats waar een ceremonie kon plaatsvinden. De Leptis Magna basiliek in Libië is nog als voorbeeld overgebleven. (Janson, 185)