TIEN STELLINGEN ALS
COMMENTAAR OP HET TOEKOMSTBEELD VAN
YUVAL NOAH HARARI
1 INLEIDING
Kort
geleden kreeg ik het boek SAPIENS een kleine geschiedenis van de
mensheid cadeau.
Op
de flaptekst staat een aanbeveling van Mark Zuckerberg (Facebook) en wie even
verder kijkt op internet ontdekt uitgesproken enthousiasme over Sapiens onder verschillende (ex) wereldleiders
als Barack Obama en computergoeroe Bill Gates.
De
kracht van het boek is dat het een bepaalde kijk geeft op de geschiedenis van
de mensheid. Met Darwin als vertrekpunt – de evolutieleer – ontwikkelt Harari
een theorie volgens welke de mensheid vanuit Afrika en het Midden-Oosten tot de
tegenwoordige Homo Sapiens is
opgeklommen. Maar het boek eindigt in mineur: “Wij zijn machtiger dan ooit,
maar hebben geen idee wat we met de macht aan moeten.”[1]
Inmiddels
verschenen nog twee boeken van Harari: Homo
Deus en Eenentwintig lessen voor de
eenentwintigste eeuw.
In
‘Homo Deus’ speculeert Harari over de toekomst van de homo sapiens. Hij ziet in
de verre tijd een mens ontstaan wiens kenmerk is dat hij onsterfelijk is omdat
hij zichzelf – zijn organisme, zijn denkkracht, zijn fysieke kracht – met
behulp van computertechnologie steeds weet te vernieuwen. Een voorspelling is het niet maar meer een
logische doorredenering vanuit de huidige menselijke status. De wetenschap wil
het organisme en dus de mens ontleden tot er alles over bekend is, inclusief
hoe eeuwig voortbestaan mogelijk is. Dat kan alleen met supercomputers die
supermensen kunnen creëren. Robotisering
maakt vervolgens de mens totaal overbodig. Er ontstaan twee groepen individuen:
de happy few die met algoritmen via de
sociale media de menselijke samenlevingen beheerst. En de homo sapiens die
voort leeft met de aloude – door Silicon Valley verfoeide onware – verhalen
waaruit hij zijn inspiratie voor het leven haalt.
Harari
beweert nu dat deze tweedeling ervoor zorgt dat ‘de algoritmes’ (Facebook,
What’s App, Google, Twitter ) zullen doordringen tot diep in het privéleven van
de homo sapiens. De homo sapiens zal geen vrije wil meer kunnen gebruiken omdat
hem alleen zwaar gefilterde informatie bereikt en zijn inzicht – en de daarop
gebaseerde keuzeopties – wordt aangestuurd door een digitale macht van buiten. De
dataïsten sturen hem volledig en veroveren
zo de wereld. Het is duidelijk dat van een liberale democratie geen sprake meer
kan zijn. Het humanisme wil immers dat iedereen gelijk is en dat verdraagt zich
niet met een dataïsme waarin de macht bij de supermensen geconcentreerd is.
In
“Eenentwintig lessen voor de eenentwintigste eeuw’ filosofeert Harari over de
huidige tijd en wat we kunnen doen aan dat beklemmende vooruitzicht: een
transhumane samenleving vol cyborgen die beheerst wordt door de dataïsten. Hoe
kunnen we die ontwikkeling blijven controleren? Daarvoor geeft Harari enkele
mogelijke oplossingsrichtingen. Hij snoept daarbij van twee walletjes.
Enerzijds heeft de wetenschap de macht over de wereld als de eigenaar van
kennis. Maar deze epistemologische voorrangspositie moet wel door een
ontologisch gefundeerde menswereld geaccepteerd worden, en dat kan alleen maar
als beide samenwerken. Harari is een sterk anti-religieuze auteur die niets
moet hebben van een geloof in God. Toch erkent hij de macht van de grote
verhalen. Hij moet wel, want ook zijn eigen
verhaal
is doorspekt van een geloof in de bindende kracht van de Boeddhistische leer.
Hij is een fervent aanhanger van de VIPASSANA meditatie[2]
en vandaaruit heeft hij kritiek op de wereld die op weg is zichzelf te
vernietigen.
2 POSTMODERNITEIT
Ik
wil in deze bijdrage tien gedachtenoefeningen uitvoeren gericht op Harari’s
inzicht in hoe de mensheid zich zal ontwikkelen. Is de toekomst van de mens
inderdaad die van een selfmade god die eeuwig leeft? Wordt iedereen dan een god
of is er verschil? Heeft de eenvoudige homo sapiens wel of geen kans meer op
een gelukkig leven omdat zijn leven niet langer door een deterministische maar
doelgerichte technologie wordt bestuurd? Is het evolutieproces, dat kan leiden
tot de zelfvernietiging, te stoppen of bij te sturen? Ook Harari weet geen
antwoord op dat soort vragen, hij schetst slechts mogelijke ontwikkelingen.
Niettemin past het in een cultuurwetenschappelijke beschouwing wel in te gaan
op de beweringen van een transhumanist als Harari.
Harari’s
onderwerp is er een van deze tijd. Op mijn blog heb ik eerder bericht over een
discussie over een opkomend posthumanisme, die onder leiding stond van
Professor Braidotti. Mevrouw Braidotti roept op om binnen de
geesteswetenschappen het begrip ‘mens’ opnieuw te definiëren.
Uit
mijn blogartikel heb ik enkele gedachten over postmoderniteit geselecteerd
(juli 2016). Ik geef ze nogmaals weer, met hier en daar een verbetering van de
tekst.
“ 3 Hoe ziet een Post-humane wereld
er uit?
Kort samengevat zou ik onder een
post-humane wereld willen begrijpen een samenleving waarin de
mens en machines volledig afhankelijk van elkaar zijn. Machines en
mensen werken noodzakelijk samen om de controle op de verschijnselen te krijgen
en te houden. De mens is daarbij niet langer de dominante factor in het bestaan
van de wereld.
Vandaag, 16 maart 2016 wordt een
proef uitgevoerd met een reeks zelfrijdende auto’s op een drukke verkeersweg ergens in
Nederland. Er is per auto nog een
chauffeur aanwezig voor als het mis gaat,
maar de vooruitgang in de
robotisering van menselijk handelen is – dat blijkt daar uit –
onmiskenbaar. En het laat zich indenken
dat machinale zelf-sturing ook gaat gelden op alle plaatsen waar nu nog
handvaardigheden zijn vereist. Machines
zijn goedkoper per capita en kunnen veel complexere taken routinematig en
foutloos uitvoeren.
Wetenschappers als prof. dr. Rosi
Braidotti bestuderen de consequenties
hiervan voor de plaats van de mens in een ver doorgevoerde gerobotiseerde
wereld en de rol van de geesteswetenschappen daarin. Elders op mijn blog heb ik
een lezing van haar over dit onderwerp samengevat.
Aanvullend daarop is nog te melden dat zij het niet eens is met de filosoof Martha
Nussbaum. Die oriënteert zich op de oude Grieken – Aristoteles, de stoïcijnen –
en houdt voor ogen dat het goede en het
kwade in de mens zelf zit.[3][1] Dat leidt vanzelf tot vrijheidsdenken, moreel verantwoordelijk zijn en het
streven naar geluk. Een antropocentrische theorie dus. En prof. Braidotti vindt
dat niet van deze tijd. In onze tijd is de antropocentrische benadering van de
wereld niet langer geldig. Zelfs in de geesteswetenschappen is dit beeld
versnipperd geraakt. Waar eerder de mens als een autonoom wezen met een
rationele individualiteit het
uitgangspunt was, wordt nu meer de ongelijksoortigheid en de veelzijdige
gelaagdheid van de levende wezens bestudeerd. Deze post-antropocentrische
aandacht voor ‘zoe’,[4][2] waarin niet alleen de mens maar alle leven – dieren, planten – centraal
staat, leidt ertoe dat een ethisch subject met de gehele levende natuur zou
moeten worden verbonden.
Kan een kat of een hond nu ook
de maat der dingen zijn? In een bepaald opzicht wel. De discussie in Nederland
over het onverdoofd slachten van dieren wordt gevoerd tegen de achtergrond van
de toekenning van rechten aan dieren. Aan de andere kant van het spectrum geldt
dat bijvoorbeeld voor de wereldconsumptie niets meer veilig is. Alles kan
voorwerp van handel zijn, mens, dier en plant.
Braidotti signaleert dat Habermas,
Fukuyama, Derrida en Sloterdijk grote zorgen hebben over deze ontwikkeling.
Het lijkt mij ook dat het niet
is tegen te gaan dat de mens, dier (varkenshartkleppen in de mens) en de
techniek verstrengeld raken en samengaan in de cyborg. Vooral in de literatuur
en film wordt vooruitgegrepen op toekomstige mogelijkheden en de opkomst van de
machinemens.
Maar de eerste generatie cyborgen is
gemakkelijk in de samenleving op te sporen. Tenminste als we de combinatie
mens-werktuig als criterium nemen – bril, gehoorapparaat, titanium gewrichten,
pacemaker, kunstnier, borstimplantaten, tandprothese – en ons realiseren
dat deze ontwikkeling doorgaat. Een mens met machineonderdelen zoals een
hart/long/hersen- of bewegingsimplantaat
is bezig een machine met menselijke
onderdelen te worden. Met kunstmatige intelligentie uit supercomputers kan de
mens zich zelfs een god wanen.
Het valt niet te ontkennen dat velen
de bezorgdheid van Habermas c.s. over de
ontmanteling van de mens-als-maat-der-dingen delen. Als de cyborg de dominante sociale en
culturele entiteit wordt hoe staat het dan met de moraal? Maar het wordt nog anders als de wetenschap (en de samenleving) zich richt
op de samenhang tussen alle levende wezens en geen onderscheid meer maakt
tussen klassen, mensen, machines en
dieren. Wat is dan een ethisch subject?
Die vraag is van belang voor de
situatie waarin mens en machine
oorlogstuig vervaardigen. De waterstof/atoombom is daarvan een voorbeeld. Angst voor een
ongecontroleerde inzet van dergelijke vernietigingswapens doortrekt de gehele
wereld. De mens, de organische mens, heeft de zaak niet meer geheel onder
controle. Raketten en drones kunnen feilloos de gehele levende natuur
uitschakelen. En dus ontstaan nieuwe vormen van onmenselijkheid,
machtsongelijkheid en grote spanningen tussen volkeren.
Is er dan alleen maar ellende te
verwachten van de ontwikkelingen, een
bredere blik op de wereld en verder reikende horizonnen? Gelukkig niet. De
wetenschap heeft haar verantwoordelijkheid herkend en zet op grote schaal
interdisciplinair samengestelde studiegroepen op. Als onderwerp gaat het dan in deze
post-antropocentrische wereld niet meer
alleen om de mens maar om de samenhang van de hele organische en anorganische
wereld. Voorbeelden zijn ecologische omgevingsstudies en one-health-initiatives
waarin medische en veterinaire groepen samenwerken vanuit de aanname dat
levende wezens dezelfde ziekten hebben. Bij de Digitale Humaniora wordt interdisciplinair de vraag onderzocht
wat de relevantie is van wetenschappelijke
teksten voor de vorming van
menselijke kennis.
In zijn algemeenheid zal het
uitgangspunt van de geesteswetenschappen – het begrip ‘mens’ – opnieuw moeten gedefinieerd.
Volgens prof. Braidotti zal
bevestiging en belofte en geen nostalgie het nieuwe leidende beginsel moeten zijn op elk
academisch onderzoeksterrein. Letterlijk vindt zij dat niet de idealisering van
het filosofische discours, maar de pragmatische aanpak van paradigmatische zelfsturing en experimenten daarin voorop
moet staan.
De post-humane wereld is dus mede
door de techniek een realiteit geworden. Wie vasthoudt aan het klassieke
superieure mensbeeld zal vervreemden van de moderniteit die nu postmoderniteit
is geworden. De verklaringsschema's gaan daarin terug op de theorieën van
filosofen als Jean Baudrillard. Ik volg diens gedachten in navolging van Wouter
van Gils, die een boek over Baudrillard geschreven heeft.
4 Jean Baudrillard en het
postmodernisme
Wat Baudrillard zag gebeuren in de postmoderne samenleving is, dat de media en de vermaakindustrie een hyperrealiteit creëren. Een goed voorbeeld is de ontwikkeling van pretparken als Disney World. Mensen stromen massaal toe om deze fantasiewereld te beleven en gaan vervolgens proberen te lijken op die wereld door die thuis te imiteren bijvoorbeeld in de kinderkamer. Kort geleden zat ik te wachten op mijn kleinkinderen in de tuin van het Rijksmuseum in Amsterdam bij de Teekenschool. In die tuin staat een groot gipsen beeld van de stripfiguur NIJNTJE. Voortdurend kwamen mensen langs om dat beeld van het fantasiefiguurtje te fotograferen. Daarmee toonden zij aan, betekenis te willen toekennen aan iets dat eigenlijk niet bestaat in de echte wereld.( Volgens de neo-realist Markus Gabriel echter bestaat Nijntje echt omdat zij als echt wordt gezien).
Dus al de nieuwsberichten en de reclameboodschappen die over de mensen worden uitgestort scheppen een illusoire wereld omdat de mooi verpakte boodschappen onecht zijn. We nemen niet de realiteit waar maar de hyper realiteit. De wereld is een schijnvertoning, een simulacrum.
Zijn theorie is nogal verschillend van de gangbare theorieën over de betekenisproductie. Bijvoorbeeld De Saussure onderscheidde iets van iets anders door het te benoemen als betekende en betekenaar. Een betekenaar is de talige lettercombinatie van een begrip, het woord, en het betekende is datgene wat wij als betekenis daaraan toekennen. En die betekenis kan wisselen in het gebruik van de woorden in ontelbaar verschillende verbanden. Taal drukt zo de werkelijkheid uit en differentie is de basis van alle spreken.
Voor Baudrillard zijn die differenties er allemaal niet. Want, vindt hij, als het subject met een teken moet worden moet gedefinieerd als wat het niet is - maar tekens hebben geen inhoud van zichzelf - dan is alles slechts pure vorm en een afgesproken code. Met andere woorden, elk object is een mythe dat slechts door het verlangende subject is geconstrueerd en is dus een product van de sociale logica. En daardoor heeft een subject geen identiteit of authenticiteit. Dit is een noodzakelijk gevolg van een systeem met betekenisloze tekens. Er is alleen leegte.
Die leegte is waarneembaar als mensen de werkelijkheid als correct en actueel beoordelen terwijl die eigenlijk door de media naar eigen inzicht gemaakt is. “
Wat Baudrillard zag gebeuren in de postmoderne samenleving is, dat de media en de vermaakindustrie een hyperrealiteit creëren. Een goed voorbeeld is de ontwikkeling van pretparken als Disney World. Mensen stromen massaal toe om deze fantasiewereld te beleven en gaan vervolgens proberen te lijken op die wereld door die thuis te imiteren bijvoorbeeld in de kinderkamer. Kort geleden zat ik te wachten op mijn kleinkinderen in de tuin van het Rijksmuseum in Amsterdam bij de Teekenschool. In die tuin staat een groot gipsen beeld van de stripfiguur NIJNTJE. Voortdurend kwamen mensen langs om dat beeld van het fantasiefiguurtje te fotograferen. Daarmee toonden zij aan, betekenis te willen toekennen aan iets dat eigenlijk niet bestaat in de echte wereld.( Volgens de neo-realist Markus Gabriel echter bestaat Nijntje echt omdat zij als echt wordt gezien).
Dus al de nieuwsberichten en de reclameboodschappen die over de mensen worden uitgestort scheppen een illusoire wereld omdat de mooi verpakte boodschappen onecht zijn. We nemen niet de realiteit waar maar de hyper realiteit. De wereld is een schijnvertoning, een simulacrum.
Zijn theorie is nogal verschillend van de gangbare theorieën over de betekenisproductie. Bijvoorbeeld De Saussure onderscheidde iets van iets anders door het te benoemen als betekende en betekenaar. Een betekenaar is de talige lettercombinatie van een begrip, het woord, en het betekende is datgene wat wij als betekenis daaraan toekennen. En die betekenis kan wisselen in het gebruik van de woorden in ontelbaar verschillende verbanden. Taal drukt zo de werkelijkheid uit en differentie is de basis van alle spreken.
Voor Baudrillard zijn die differenties er allemaal niet. Want, vindt hij, als het subject met een teken moet worden moet gedefinieerd als wat het niet is - maar tekens hebben geen inhoud van zichzelf - dan is alles slechts pure vorm en een afgesproken code. Met andere woorden, elk object is een mythe dat slechts door het verlangende subject is geconstrueerd en is dus een product van de sociale logica. En daardoor heeft een subject geen identiteit of authenticiteit. Dit is een noodzakelijk gevolg van een systeem met betekenisloze tekens. Er is alleen leegte.
Die leegte is waarneembaar als mensen de werkelijkheid als correct en actueel beoordelen terwijl die eigenlijk door de media naar eigen inzicht gemaakt is. “
De
boeken van Harari vertellen in andere woorden en via boeiende uiteenzettingen hetzelfde. Er is een
besef dat iets de mensheid gaat overheersen maar we weten niet goed wat daaraan
te doen (Fig.1).
Fig 1 Carel Willink, Straat met Standbeeld, 1934, olieverf op canvas, 100 x 75 cm Museum More Ruurlo
(Foto Ada Markusse 20 september 2018).
3 TIEN STELLINGEN
Hier
volgen tien stellingen waarin ik wil nagaan, Harari’s boeken lezend, hoe de
werkelijkheid zich aan mij voordoet. De uitwerking heeft geen pretentie buiten
dit kader om en is volstrekt
persoonlijk. Maar persoonlijk is het verhaal van Harari ook. In het programma
Buitenhof van 26 augustus[5]
2018 bleek dat de deskundigen (wetenschappers, kunstenaars) op een eigen wijze
naar de projecties van Harari kijken en die interpreteren. Er was in dat
programma wel consensus over de noodzaak om de voortstormende technologische
ontwikkelingen in goede wetgeving te vangen, zodat de commerciële markten niet
met de homo sapiens aan de haal gaat. Is er dan toch nog toekomst voor de homo
sapiens?
Mijn
stellingen zijn:
1.
De beschouwingen van Harari zijn vooringenomen en speculatief, er is geen reden
tot paniek;
2.
De macht van de dataïsten met hun algoritmes wordt zwaar overdreven;
3.
De vooruitgang in de technologische wetenschap is niet tegen te houden, wel te
richten;
4.
De mens streeft naar zingeving; als hij door voortgaande robotisering als soort
totaal overbodig wordt helpt zijn vrije geest en creatieve vermogen hem een
compenserende invulling te vinden en zijn eigenwaarde te houden;
5.
Nepnieuws (korte termijn) is een schadelijk bijproduct van algoritmische
processen;
6.
Nepnieuws (lange termijn) is onmisbaar voor het voortbestaan van de transhumane
soort;
7.
De creatieve inval van een kunstenaar is te vergelijken met de random functie
in artificial intelligence;
8.
De supermens is een zedelijk wezen dat een
altruïstische utilitaire ethiek nastreeft: het meeste geluk garanderen voor de
meeste mensen;
9.
De liberale democratie zal verdwijnen omdat haar vrijheid en gelijkheid strijdig
is met de machtsstructuren in de nieuwe ideologie gebaseerd op artificial
intelligence;
10.
Er zal in een samenleving altijd ruimte blijven voor de Grote Verhalen –
liberalisme, socialisme, communisme, christendom, islam, hindoe, boeddha –
omdat zij de mens behoeden voor betekenisloosheid.
De
uitwerking van deze stellingen reserveer ik voor een volgende keer.
Middelburg,
22 september 2018
[1] Yuval
Noah Harari, A brief history of mankind – Kizur Toldot
Ha-Enoshut (Sapiens, een kleine geschiedenis van de mensheid), (21e
druk Amsterdam 2015) 446.
[2]
Vipassanameditatie is een boeddhistisch ritueel om enerzijds de concentratie te
verscherpen en anderzijds de veranderingen van die concentratie door inzicht te
vergroten. Het is een methode om zich te richten vergankelijkheid,
onbevredigend leven dat in essentie geen doel heeft.