zaterdag 22 september 2018

'HOMO SAPIENS,een kleine geschiedenis van de mensheid' en de toekomstvisie van Yuval Noah Harari


TIEN STELLINGEN ALS COMMENTAAR OP HET TOEKOMSTBEELD VAN
                            YUVAL NOAH HARARI

1  INLEIDING

Kort geleden kreeg ik het boek  SAPIENS een kleine geschiedenis van de mensheid cadeau.
Op de flaptekst staat een aanbeveling van Mark Zuckerberg (Facebook) en wie even verder kijkt op internet ontdekt uitgesproken enthousiasme over Sapiens onder verschillende (ex) wereldleiders als Barack Obama en computergoeroe Bill Gates.
De kracht van het boek is dat het een bepaalde kijk geeft op de geschiedenis van de mensheid. Met Darwin als vertrekpunt – de evolutieleer – ontwikkelt Harari een theorie volgens welke de mensheid vanuit Afrika en het Midden-Oosten tot de tegenwoordige  Homo Sapiens is opgeklommen. Maar het boek eindigt in mineur: “Wij zijn machtiger dan ooit, maar hebben geen idee wat we met de macht aan moeten.”[1]

Inmiddels verschenen nog twee boeken van Harari: Homo Deus en Eenentwintig lessen voor de eenentwintigste eeuw.

In ‘Homo Deus’ speculeert Harari over de toekomst van de homo sapiens. Hij ziet in de verre tijd een mens ontstaan wiens kenmerk is dat hij onsterfelijk is omdat hij zichzelf – zijn organisme, zijn denkkracht, zijn fysieke kracht – met behulp van computertechnologie steeds weet te vernieuwen.  Een voorspelling is het niet maar meer een logische doorredenering vanuit de huidige menselijke status. De wetenschap wil het organisme en dus de mens ontleden tot er alles over bekend is, inclusief hoe eeuwig voortbestaan mogelijk is. Dat kan alleen met supercomputers die supermensen kunnen creëren.  Robotisering maakt vervolgens de mens totaal overbodig. Er ontstaan twee groepen individuen: de happy few die met  algoritmen via de sociale media de menselijke samenlevingen beheerst. En de homo sapiens die voort leeft met de aloude – door Silicon Valley verfoeide onware – verhalen waaruit hij zijn inspiratie voor het leven haalt.
Harari beweert nu dat deze tweedeling ervoor zorgt dat ‘de algoritmes’ (Facebook, What’s App, Google, Twitter ) zullen doordringen tot diep in het privéleven van de homo sapiens. De homo sapiens zal geen vrije wil meer kunnen gebruiken omdat hem alleen zwaar gefilterde informatie bereikt en zijn inzicht – en de daarop gebaseerde keuzeopties – wordt aangestuurd door een digitale macht van buiten. De dataïsten  sturen hem volledig en veroveren zo de wereld. Het is duidelijk dat van een liberale democratie geen sprake meer kan zijn. Het humanisme wil immers dat iedereen gelijk is en dat verdraagt zich niet met een dataïsme waarin de macht bij de supermensen geconcentreerd is.  

In “Eenentwintig lessen voor de eenentwintigste eeuw’ filosofeert Harari over de huidige tijd en wat we kunnen doen aan dat beklemmende vooruitzicht: een transhumane samenleving vol cyborgen die beheerst wordt door de dataïsten. Hoe kunnen we die ontwikkeling blijven controleren? Daarvoor geeft Harari enkele mogelijke oplossingsrichtingen. Hij snoept daarbij van twee walletjes. Enerzijds heeft de wetenschap de macht over de wereld als de eigenaar van kennis. Maar deze epistemologische voorrangspositie moet wel door een ontologisch gefundeerde menswereld geaccepteerd worden, en dat kan alleen maar als beide samenwerken. Harari is een sterk anti-religieuze auteur die niets moet hebben van een geloof in God. Toch erkent hij de macht van de grote verhalen. Hij moet wel, want ook zijn eigen
verhaal is doorspekt van een geloof in de bindende kracht van de Boeddhistische leer. Hij is een fervent aanhanger van de VIPASSANA meditatie[2] en vandaaruit heeft hij kritiek op de wereld die op weg is zichzelf te vernietigen.



2  POSTMODERNITEIT

Ik wil in deze bijdrage tien gedachtenoefeningen uitvoeren gericht op Harari’s inzicht in hoe de mensheid zich zal ontwikkelen. Is de toekomst van de mens inderdaad die van een selfmade god die eeuwig leeft? Wordt iedereen dan een god of is er verschil? Heeft de eenvoudige homo sapiens wel of geen kans meer op een gelukkig leven omdat zijn leven niet langer door een deterministische maar doelgerichte technologie wordt bestuurd? Is het evolutieproces, dat kan leiden tot de zelfvernietiging, te stoppen of bij te sturen? Ook Harari weet geen antwoord op dat soort vragen, hij schetst slechts mogelijke ontwikkelingen. Niettemin past het in een cultuurwetenschappelijke beschouwing wel in te gaan op de beweringen van een transhumanist als Harari.

Harari’s onderwerp is er een van deze tijd. Op mijn blog heb ik eerder bericht over een discussie over een opkomend posthumanisme, die onder leiding stond van Professor Braidotti. Mevrouw Braidotti roept op om binnen de geesteswetenschappen het begrip ‘mens’ opnieuw te definiëren.
Uit mijn blogartikel heb ik enkele gedachten over postmoderniteit geselecteerd (juli 2016). Ik geef ze nogmaals weer, met hier en daar een verbetering van de tekst.

Hoe ziet een Post-humane wereld er uit?
Kort samengevat zou ik onder een post-humane wereld willen begrijpen een samenleving waarin  de  mens en machines volledig afhankelijk van elkaar zijn. Machines en mensen werken noodzakelijk samen om de controle op de verschijnselen te krijgen en te houden. De mens is daarbij niet langer de dominante factor in het bestaan van de wereld.
Vandaag, 16 maart 2016 wordt een proef uitgevoerd met een reeks zelfrijdende auto’s  op een drukke verkeersweg ergens in Nederland.  Er is per auto nog een chauffeur aanwezig voor als het mis gaat,  maar  de vooruitgang in de robotisering van menselijk handelen is – dat blijkt daar uit – onmiskenbaar.  En het laat zich indenken dat machinale zelf-sturing ook gaat gelden op alle plaatsen waar nu nog handvaardigheden zijn vereist.  Machines zijn goedkoper  per capita en kunnen  veel complexere taken routinematig en foutloos uitvoeren. 
Wetenschappers als prof. dr. Rosi Braidotti  bestuderen de consequenties hiervan voor de plaats van de mens in een ver doorgevoerde gerobotiseerde wereld en de rol van de geesteswetenschappen daarin. Elders op mijn blog heb ik een lezing van haar over dit onderwerp samengevat.
Aanvullend daarop is nog  te melden dat zij het niet eens is met de filosoof Martha Nussbaum. Die oriënteert zich op de oude Grieken – Aristoteles, de stoïcijnen – en houdt  voor ogen dat het goede en het kwade in de mens zelf zit.[3][1] Dat leidt vanzelf tot vrijheidsdenken, moreel verantwoordelijk zijn en het streven naar geluk. Een antropocentrische theorie dus. En prof. Braidotti vindt dat niet van deze tijd. In onze tijd is de antropocentrische benadering van de wereld niet langer geldig. Zelfs in de geesteswetenschappen is dit beeld versnipperd geraakt. Waar eerder de mens als een autonoom wezen met een rationele individualiteit  het uitgangspunt was, wordt nu meer de ongelijksoortigheid en de veelzijdige gelaagdheid van de levende wezens bestudeerd. Deze post-antropocentrische aandacht voor ‘zoe’,[4][2] waarin niet alleen de mens maar alle leven – dieren, planten – centraal staat, leidt ertoe dat een ethisch subject met de gehele levende natuur zou moeten worden verbonden.

 Kan een kat of een hond nu ook de maat der dingen zijn? In een bepaald opzicht wel. De discussie in Nederland over het onverdoofd slachten van dieren wordt gevoerd tegen de achtergrond van de toekenning van rechten aan dieren. Aan de andere kant van het spectrum geldt dat bijvoorbeeld voor de wereldconsumptie niets meer veilig is. Alles kan voorwerp van handel zijn, mens, dier en plant.

Braidotti signaleert dat Habermas, Fukuyama, Derrida en Sloterdijk grote zorgen hebben over deze ontwikkeling.
 Het lijkt mij ook dat het niet is tegen te gaan dat de mens, dier (varkenshartkleppen in de mens) en de techniek verstrengeld raken en samengaan in de cyborg. Vooral in de literatuur en film wordt vooruitgegrepen op toekomstige mogelijkheden en de opkomst van de machinemens.
Maar de eerste generatie cyborgen is gemakkelijk in de samenleving op te sporen. Tenminste als we de combinatie mens-werktuig als criterium nemen – bril, gehoorapparaat, titanium gewrichten, pacemaker, kunstnier, borstimplantaten, tandprothese – en ons realiseren dat  deze ontwikkeling doorgaat.  Een mens met machineonderdelen zoals een hart/long/hersen-  of bewegingsimplantaat is bezig  een machine met menselijke onderdelen te worden. Met kunstmatige intelligentie uit supercomputers kan de mens zich zelfs een god wanen.
Het valt niet te ontkennen dat velen de bezorgdheid van Habermas c.s.  over de ontmanteling van de mens-als-maat-der-dingen delen.  Als de cyborg de dominante sociale en culturele entiteit wordt hoe staat het dan met de moraal?  Maar het wordt nog anders als  de wetenschap (en de samenleving) zich richt op de samenhang tussen alle levende wezens en geen onderscheid meer maakt tussen klassen, mensen,  machines en dieren. Wat is dan een ethisch subject?
Die vraag is van belang voor de situatie waarin mens en machine  oorlogstuig vervaardigen. De waterstof/atoombom  is daarvan een voorbeeld. Angst voor een ongecontroleerde inzet van dergelijke vernietigingswapens doortrekt de gehele wereld. De mens, de organische mens, heeft de zaak niet meer geheel onder controle. Raketten en drones kunnen feilloos de gehele levende natuur uitschakelen. En dus ontstaan nieuwe vormen van onmenselijkheid, machtsongelijkheid en grote spanningen tussen volkeren.
Is er dan alleen maar ellende te verwachten van de ontwikkelingen,  een bredere blik op de wereld en verder reikende horizonnen? Gelukkig niet. De wetenschap heeft haar verantwoordelijkheid herkend en zet op grote schaal interdisciplinair samengestelde studiegroepen op.  Als onderwerp gaat het dan in deze post-antropocentrische wereld  niet meer alleen om de mens maar om de samenhang van de hele organische en anorganische wereld. Voorbeelden zijn ecologische omgevingsstudies en one-health-initiatives waarin medische en veterinaire groepen samenwerken vanuit de aanname dat levende wezens dezelfde ziekten hebben. Bij de Digitale Humaniora  wordt interdisciplinair de vraag onderzocht wat de relevantie is van wetenschappelijke  teksten  voor de vorming van menselijke kennis.
In zijn algemeenheid zal het uitgangspunt van de geesteswetenschappen – het begrip  ‘mens’ – opnieuw moeten gedefinieerd.
Volgens prof. Braidotti zal bevestiging en belofte en geen nostalgie het nieuwe  leidende beginsel moeten zijn op elk academisch onderzoeksterrein. Letterlijk vindt zij dat niet de idealisering van het filosofische discours, maar de pragmatische aanpak van paradigmatische  zelfsturing en experimenten daarin voorop moet staan. 

De post-humane wereld is dus mede door de techniek een realiteit geworden. Wie vasthoudt aan het klassieke superieure mensbeeld zal vervreemden van de moderniteit die nu postmoderniteit is geworden. De verklaringsschema's gaan daarin  terug op de theorieën van filosofen als Jean Baudrillard. Ik volg diens gedachten in navolging van Wouter van Gils, die een boek over Baudrillard geschreven heeft.

4 Jean Baudrillard en het postmodernisme

Wat Baudrillard zag gebeuren in de postmoderne samenleving is, dat de media en de vermaakindustrie een hyperrealiteit creëren. Een goed voorbeeld is de ontwikkeling van pretparken als Disney World. Mensen stromen massaal toe om deze fantasiewereld te beleven en gaan vervolgens proberen te lijken op die wereld door die thuis te imiteren bijvoorbeeld in de kinderkamer. Kort geleden zat ik te wachten op mijn kleinkinderen in de tuin van het Rijksmuseum in Amsterdam bij de Teekenschool. In die tuin staat een groot gipsen beeld van de stripfiguur NIJNTJE. Voortdurend kwamen mensen langs om dat beeld van het fantasiefiguurtje te fotograferen. Daarmee toonden zij aan, betekenis te willen toekennen aan iets dat eigenlijk niet bestaat in de echte wereld.( Volgens de neo-realist Markus Gabriel echter bestaat Nijntje echt omdat zij als echt wordt gezien).
Dus al de nieuwsberichten en de reclameboodschappen die over de mensen worden uitgestort scheppen een illusoire wereld omdat de mooi verpakte boodschappen onecht zijn. We nemen niet de realiteit waar maar de hyper realiteit. De wereld is een schijnvertoning, een simulacrum.
Zijn theorie is nogal verschillend van de gangbare theorieën over de betekenisproductie. Bijvoorbeeld De Saussure onderscheidde iets van iets anders door het te benoemen als betekende en betekenaar. Een betekenaar is de talige lettercombinatie van een begrip, het woord, en het betekende is datgene wat wij als betekenis daaraan toekennen. En die betekenis kan wisselen in het gebruik van de woorden in ontelbaar verschillende verbanden. Taal drukt zo de werkelijkheid uit en differentie is de basis van alle spreken. 
Voor Baudrillard zijn die differenties er allemaal niet. Want, vindt hij, als het subject met een teken moet worden moet gedefinieerd als wat het niet is - maar tekens hebben geen inhoud van zichzelf - dan is alles slechts pure vorm en een afgesproken code. Met andere woorden, elk object is een mythe dat slechts door het verlangende subject is geconstrueerd en is dus een product van de sociale logica. En daardoor heeft een subject geen identiteit of authenticiteit. Dit is een noodzakelijk gevolg van een systeem met betekenisloze tekens. Er is alleen leegte.
Die leegte is waarneembaar als mensen de werkelijkheid als correct en actueel beoordelen terwijl die eigenlijk door de media naar eigen inzicht gemaakt is. “

De boeken van Harari vertellen in andere woorden en via  boeiende uiteenzettingen hetzelfde. Er is een besef dat iets de mensheid gaat overheersen maar we weten niet goed wat daaraan te doen (Fig.1).



Fig 1 Carel Willink, Straat met Standbeeld, 1934, olieverf op canvas, 100 x 75 cm Museum More Ruurlo 
(Foto Ada Markusse 20 september 2018).
3  TIEN STELLINGEN

Hier volgen tien stellingen waarin ik wil nagaan, Harari’s boeken lezend, hoe de werkelijkheid zich aan mij voordoet. De uitwerking heeft geen pretentie buiten dit kader om  en is volstrekt persoonlijk. Maar persoonlijk is het verhaal van Harari ook. In het programma Buitenhof van 26 augustus[5] 2018 bleek dat de deskundigen (wetenschappers, kunstenaars) op een eigen wijze naar de projecties van Harari kijken en die interpreteren. Er was in dat programma wel consensus over de noodzaak om de voortstormende technologische ontwikkelingen in goede wetgeving te vangen, zodat de commerciële markten niet met de homo sapiens aan de haal gaat. Is er dan toch nog toekomst voor de homo sapiens?
Mijn stellingen zijn:

1. De beschouwingen van Harari zijn vooringenomen en speculatief, er is geen reden tot paniek;
2. De macht van de dataïsten met hun algoritmes wordt zwaar overdreven;
3. De vooruitgang in de technologische wetenschap is niet tegen te houden, wel te richten;
4. De mens streeft naar zingeving; als hij door voortgaande robotisering als soort totaal overbodig wordt helpt zijn vrije geest en creatieve vermogen hem een compenserende invulling te vinden en zijn eigenwaarde te houden;
5. Nepnieuws (korte termijn) is een schadelijk bijproduct van algoritmische processen;
6. Nepnieuws (lange termijn) is onmisbaar voor het voortbestaan van de transhumane soort;
7. De creatieve inval van een kunstenaar is te vergelijken met de random functie in artificial intelligence;
8. De supermens is een zedelijk wezen dat  een altruïstische utilitaire ethiek nastreeft: het meeste geluk garanderen voor de meeste mensen;
9. De liberale democratie zal verdwijnen omdat haar vrijheid en gelijkheid strijdig is met de machtsstructuren in de nieuwe ideologie gebaseerd op artificial intelligence;
10. Er zal in een samenleving altijd ruimte blijven voor de Grote Verhalen – liberalisme, socialisme, communisme, christendom, islam, hindoe, boeddha – omdat zij de mens behoeden voor betekenisloosheid.
  

De uitwerking van deze stellingen reserveer ik voor een volgende keer.

Middelburg, 22 september 2018


[1] Yuval Noah Harari,  A brief history of mankind – Kizur Toldot Ha-Enoshut (Sapiens, een kleine geschiedenis van de mensheid), (21e druk Amsterdam 2015) 446.
[2] Vipassanameditatie is een boeddhistisch ritueel om enerzijds de concentratie te verscherpen en anderzijds de veranderingen van die concentratie door inzicht te vergroten. Het is een methode om zich te richten vergankelijkheid, onbevredigend leven dat in essentie geen doel heeft.