maandag 31 oktober 2016

KUIFJE BESTAAT! (NIET), HET NIEUW-REALISME WEET RAAD

Bijna een eeuw was het MODERNISME de richting gevende stroming in onze cultuur. Tegen het eind van de 20e eeuw brak het filosofisch inzicht door dat de oude waarden niet langer konden gelden. De feiten werden gedeconstrueerd en er kwam een ongebreideld relativisme op. Iedereen zijn eigen werkelijkheid. Maar......



KUIFJE BESTAAT! (NIET), HET NIEUW-REALISME WEET RAAD

Leen Moelker
Onvrede over de gevolgen van postmodern denken –teveel relativiteit – is er mede de oorzaak van dat in de continentale filosofie gezocht wordt naar een ander soort vraagstellingen. Tegenover de aanname van een postmoderne volledige twijfel aan alles, wordt de concrete werkelijkheid van een Nieuw-Realisme geplaatst. Dat blijkt uit de media en uit publicaties op het Internet. Omdat dit Nieuw-Realisme betrekkelijk recent is opgekomen, wil ik hier een verkenning uitvoeren naar wat er precies aan de hand is.
1  Inleiding
De Duitse filosoof Martin Seel zag het voor zich: Maurizio Ferraris  en Markus Gabriel zitten in de zomer van 2011 om half twee aan de lunch in de woonplaats van Ferraris, Turijn. Beiden filosoof van beroep, krijgen daar een inval:  het Nieuw-Realisme is het antwoord op alle postmoderne en constructivistische rambam in de filosofie. En daarmee begonnen zij de structuur van de tijd waarin we leven te verklaren. En hoewel zij elk een eigen richting kozen, openden Ferraris en Gabriel gezamenlijk de aanval op het constructivisme en proberen zij het relativisme van de tijdgeest, de genadeslag  te geven.[1] Waarom eigenlijk?  En waarom Nieuw-Realisme? Om die vragen te kunnen beantwoorden wil ik eerst de belangrijkste begrippenkaders specificeren en vervolgens ingaan op de nieuwe filosofie. Zet u schrap.
2  Realisme, een onoplosbaar probleem
2.1 Soorten Realisme
Wat met realisme wordt bedoeld is al onderwerp van discussie sinds de Middeleeuwen en vroeger. Dat komt omdat men – nog steeds – twist over de vraag of er een mens-onafhankelijke werkelijkheid bestaat of niet.  Het gaat daarbij niet om de kwestie wat ‘werkelijkheid’ precies is maar wel of die echt bestaat buiten het menselijk bewustzijn om.  We beginnen daarom met een korte oriëntatie langs de varianten van realisme om het Nieuw-Realisme beter te kunnen plaatsen.
·       EXTREEM REALISME              8E eeuw, alles wat we kunnen denken bestaat. Alle                                                     dingen zijn modificaties van een algemeen begrip;
·       NAïEF REALISME                    Wetenschappelijke uitspraken corresponderen direct of                                                     letterlijk  met de stand van zaken in de werkelijkheid;
·       CONVERGENT REALISME    Voortschrijden van de wetenschap brengt ons steeds                                                    dichter bij de waarheid of werkelijkheid; [2]
·       REFERENTIEEL REALISME    De beste theorieën benaderen het beste de                                                        werkelijkheid. De door de natuurwetenschap                                                      gepostuleerde entiteiten (iets wat bestaat) bestaan                                                werkelijk (Voorbeeld: moleculen, genen bestaan                                                onafhankelijk van de menselijke kennis en of ze in de                                                praktijk direct waarneembaar zijn); [3]
·       INSTRUMENTEEL REALISME  Instrumenten zijn de belichaming van de wetenschap.                                                Natuurwetenschap en techniek zijn innerlijk verbonden.                                                Techniek is de basis van de natuurwetenschap. [4]
Vanuit deze richtingen binnen het wetenschappelijk realisme zijn weer andere denkrichtingen afgesplitst. Hiervan wil ik enkele voorbeelden geven.
INTERN REALISME (Hilary Putnam)  Dat is een tegenhanger van het Referentieel Realisme. We zijn gerechtigd te geloven dat wetenschappelijke theorieën waar zijn, maar dan zonder de correspondentie met de externe werkelijkheid aan te nemen. We kunnen elektronen niet zien maar in de praktijk kunnen we wel werken met het begrip: Putnams pragmatische theorie van de waarheid;
STRUCTUUR REALISME (John Worrall)   Entiteiten hebben een causale structuur en die kan de wetenschap ontdekken en zeker stellen.
REALISME IN DE KUNST Dit is geen filosofische richting maar een periodiek optredende behoefte de zichtbare werkelijkheid af te beelden. Dat was in de 19e eeuw het geval als reactie op de Romantiek (onder andere  door de schilder Courbet). Dit wordt ook wel het sociaal realisme genoemd dat we in die tijd aantroffen in verschillende Europese landen. Verder was in de periode 1930-1940 het socialistisch realisme in zwang in de Sovjet Unie. Door middel van schilderijen werd door de staat propaganda gemaakt voor het goede leven. In Amerika was in dezelfde periode het sociale realisme een factor van belang in de beeldende kunst. Levine, Marsh, Wood reageerden op de crisistijd door  het gewone leven te verheerlijken.  Rond 1975 manifesteerde zich het Magisch Realisme (schrijver Hubert Lampoo o.a) waarin kunstenaars verbinding met een hogere werkelijkheid zoeken en droombeelden oproepen.
2.2 Kritiek op het Realisme
Het debat over het Realisme is altijd gekenmerkt door gebrek aan bewijs. Zowel voorstanders als tegenstanders steunen uiteindelijk op vooronderstellingen. Dat maakt een objectief oordeel onmogelijk. Bovendien evolueert de wetenschap en zullen argumenten in de tijd verschuiven op grond van nieuwe meer betrouwbare theorieën.
a. Het middeleeuwse debat
De Extreem-Realisten (alle algemene begrippen bestaan ook echt) werden bestreden door de Nominalisten. Die zeiden dat niet alles wat je kunt bedenken ook werkelijk bestaat. Vooral Petrus Abaelardus, Avicenna en Thomas van Aquino formuleerden de algemene begrippen als bestaande in de geest van God, als de concrete dingen om ons heen en als abstracte begrippen ontstaan door het redeneerproces.
b. Het Realisme- Idealisme debat
In de achttiende eeuw kwam opnieuw een discussie op naar aanleiding van het empirisme-rationalisme debat. Descartes had midden zeventiende eeuw het onderscheid gemaakt tussen subject en object (de mens en het ding, lichaam en geest enzovoorts). Volgens hem werd de mens geboren met aangeboren ideeën. Dit rationalisme kwam ter discussie te staan onder invloed van de Verlichting en het empirisme. Locke bestreed de theorie van de aangeboren begrippen en stelde daar de mens als een tabula rasa tegenover.  Bij de geboorte is de mens een onbeschreven blad en door ervaring (empirie) vult hij zijn kennis successievelijk aan. Deze tegenstelling bestaat nog steeds. Maar eind achttiende eeuw waren het de Duitse filosofen Fichte, Schelling en Hegel en natuurlijk Kant die het idealisme als tegenhanger van het oude Realisme opvoerden. 
b1 Idealisme is een filosofische stroming met als uitgangspunt dat alles in de wereld tot een geestelijk beginsel (principe) is te herleiden. Dit principe omvat dus de geest, de rede, de idee. Het is een filosofische vrijheidsbeweging waarin aan het vrije subject alle ruimte wordt toegemeten.
De belangrijkste varianten zijn het Metafysische Idealisme (Plato) -  wat is de aard van alles wat bestaat – en in het Kennistheoretische Idealisme– correspondeert onze kennis met iets dat buiten ons is – (Descartes). Immanuel Kant heeft benadrukt dat de wereld geen schijnwereld is, zoals Plato beweert. Wij mensen kennen niet ‘de’ wereld maar de wereld zoals die aan ons verschijnt. Hij verzoende zo bepaalde uitgangspunten van het empirisme met het rationalisme.
In Duitsland werd actief mee gefilosofeerd in die tijd. Daarom spreken we van een Duits Idealisme. Hiervan zijn drie voorbeelden te geven.
Johann Gottlieb Fichte (1762-1814) Bedacht het Subjectief Idealisme:  Het ´ik´ of het vrije subject als kennend wezen bepaalt het object (de dingen, de buitenwereld) en de werkelijkheid. De natuur is een constructie van het bewustzijn.
Friedrich Schelling (1775-1854) Bedacht het Objectief Idealisme: Het bewustzijn heeft het vermogen de natuur voor te stellen. De geest en de natuur zijn in de diepste grond als één te beschouwen. Het bewustzijn houdt alles in evenwicht. Het Kwaad is een positieve kracht die de mens uitdaagt  een persoonlijke vrijheid na te streven.
Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) Probeerde de wetenschap, de godsdienst en de filosofie in één groot concept te verenigen. Wilde de mens de werkelijkheid leren kennen, dan moet hij ook zichzelf kennen. In een dialectisch proces van kennisopbouw over zichzelf en de wereld komt de mens tot een absoluut weten, dat is tot de Geest. Dit proces gaat van  these tegenover antithese naar een synthese en steeds weer opnieuw…..  Hegel gaat in zijn geschiedfilosofie uit van het bestaan van een WELTGEIST. Dit is de geest die de ontwikkeling van de mensheid stuurt. De historische gebeurtenissen hebben een innerlijke wetmatigheid waaraan iedereen bewust of onbewust gehoorzaamt. Maar eigenlijk is dit de geest van alle mensen samen. Zo ziet Hegel ook de staat, niet als een macht boven het individu, maar als het totaal van alle menselijke relaties.
Na de dood van Hegel volgde een grote schare hegelianen, de een rechts-denkend, de ander links gericht. Van de linkervleugel zijn Feuerbach en D. F. Straus te noemen en de bekendste van allen, Karl Marx. Vooral bij Marx sloeg de filosofie van het eindeloze  verheffingsproces aan. De mens wil erkenning. In een ontwikkelingsproces waarin hij samen met zijn medeburgers op een steeds hoger plan komt, bereikt hij zelfkennis en erkenning. In het bekende HEER-KNECHT verhaal[5] worden de rollen uiteindelijk omgedraaid.
Het idealisme gaat dus voorbij aan het realisme omdat het verklaringen van de wereld zoekt in de geest, de idee of de voorstelling, en niet in de toetsing aan een van de geest onafhankelijk bestaande werkelijkheid.
Het Realisme-Relativisme debat
Deze controverse betreft de vraag of wetenschappelijke theorieën een juiste beschrijving geven van een mens-onafhankelijke werkelijkheid. Of zijn het slechts sociale constructies die voortkomen uit de wetenschappelijke uitvoeringspraktijk?  Hieruit ontspruit de vraag naar ware kennis. Is dat kennis die een getrouw beeld geeft van de mens-onafhankelijke werkelijkheid (wat het Realisme voorstaat). Of is dat kennis die afhangt van tijd en ruimte en de wetenschappelijke praktijk (het relativistische standpunt)?
We hebben hierboven gezien dat binnen het Realisme verschillende benaderingswijzen worden gebruikt – onder andere convergente, referentiële of naïeve – om over de realiteit ware uitspraken te kunnen doen.  Maar ook de anti-realisten als de idealisten en de pragmatisten hebben zo hun stellingen betrokken. 
De realisten beweren verder dat, als de controversen tussen wetenschappelijke standpunten gesloten zijn, dat dan ware kennis ontstaat. Daarbij heeft de natuur een beslissende stem. Deze feiten zijn dus kunstmatig; zijn ze dan wel waar? De relativisten daarentegen  stellen dat feiten nooit natuurlijk zijn en dat ware uitspraken tijdelijk zijn. Immers, feiten zijn sociale constructies die context gebonden zijn. Feiten zijn het resultaat van onderhandelingen tussen wetenschappers.
Het ‘Empirical Program of Relativism’ (EPOR) met H.M. Collins als woordvoerder, heeft vanaf 1982 een model opgesteld en uitgewerkt voor de sociaal constructieve productie van een feit.[6]
Bruno Latour  (1947) verzoent deze uitersten door aan te nemen dat, zolang men werkt aan  een theorie, de controverse alle kanten op kan en hij noemt dat relativistisch ‘wetenschap in wording.’  Zijn de controversen gesloten en blijkt de theorie te houden, dan is er afgeronde wetenschap zoals de realisten het noemen.
Maar het vervolg van de discussie diende zich aan in de jaren tachtig van de twintigste eeuw, toen het postmoderne denken radicale twijfel aan alle grote verhalen, ideologieën, universele waarden en de mogelijkheid van ware kennis propageerde. De verworvenheden van het modernisme, het vooruitgangsgeloof en de metafysische systemen werden ter discussie gesteld in de zogenaamde deconstructiefilosofie. Bekende namen van voorstanders zijn Derrida, Lyotard, Deleuze. Volgens sommigen twijfelen deze super-relativisten overal aan.
Conclusie
De kritiek op het wetenschappelijk Realisme is dus van alle tijden en plaatsen. Met het Realisme rivaliserende theorieën binnen het idealisme en postmodernisme negeren het bestaan van een mens-onafhankelijke werkelijkheid en leggen het accent op het bewustzijn als constituerend fenomeen van de werkelijkheid, of ze propageren een radicale twijfel aan een eenduidig geloof in kennis en waarheid. Deze opvattingen horen thuis in het relativistische kamp. Daar treffen we ook de constructivisten aan, die de waarheidsclaims van wetenschappelijke kennis neerleggen bij relevante sociale groepen.
3  Het Nieuw-Realisme
Tien jaar geleden bezocht ik de stad Rome. Op enig moment stonden wij in een Stanza van het Vaticaan voor het fresco van Rafael  De school van Athene (Fig.1). Aristoteles wijst erop naar de aarde, Plato naar omhoog. Of, de één promoot het realisme en de ander het idealisme. Het is evident dat de discussie over deze twee begrippen nog steeds onverminderd door gaat. In het klassieke constructivisme en het idealisme hanteert men het begrip ‘werkelijkheid’ als iets dat slechts middellijk bereikbaar is. Ferraris en Gabriel brengen hiertegen hun filosofie van het Nieuw-Realisme in stelling: alles bestaat, behalve de wereld.



Fig.1 Rafaello, De School van Athene, 1508, verf en pleister, 500 x 7700 cm Stanza di Rafaello, Vaticaan, Rome.
3.1 Maurizio Ferraris
Maurizio Ferraris (1956) is hoogleraar Filosofie aan Universiteit van Turijn. Hij schreef in 2012 het Manifest van het Nieuw-Realisme waarin hij een lans breekt voor een andere kijk op de werkelijkheid. Het voert te ver om hier de gehele ontwikkeling in Ferraris’ ideeën te schetsen, en ik wil dus volstaan met een samenvatting van zijn gedachten zoals hij die in een web-college (2011) heeft uitgesproken.[7] Bovendien is hij kortgeleden door de Volkskrant geïnterviewd en ook uit die bron zal ik de hoofdpunten weergeven.[8] Het hierboven aangehaalde artikel van Martin Seel is eigenlijk een geschreven kritiek op het Nieuw-Realisme en mag daarom in mijn commentaar hier niet ontbreken.
In de voordracht van Ferraris legt hij allereerst uit wat het probleem is met het Postmodernisme en het Constructivisme. Hij verwijst naar de filosoof Rorty die het idee van ´objectiviteit´ in de wetenschap afwijst (1979)[9],  en het vervangt door de stelling dat kennis een relatie tussen uitspraken is. De rechtvaardiging van kennis hangt  van de sociale praktijk af.    
 De klassieke epistemologie zoekt altijd naar een neutraal kader  of  ‘objectiviteit’ om uitspraken te kunnen rechtvaardigen.  Het postmodernisme gaat ook gebukt onder de  aanname dat al onze begrippen dubbelzinnig kunnen worden gebruikt en dus ironisch van karakter zijn. Wij zijn aan het eind van onze vocabulaire, beweert een postmoderne filosoof.  Ferraris noemt ten slotte de ´revolutie van het verlangen’ als postmodern uitgangspunt, dat uitgewerkt neerkomt op een verlangen naar politieke emancipatie. Omdat de werkelijkheid in hun ogen een sociale constructie is en geen objectief gegeven meer, moeten de begrippen gedeconstrueerd worden tot de ware aard boven komt. Een ongebreideld relativisme was het gevolg.  Maar daarmee groeven de postmoderne denkers de bodem onder de waarheid en de rede vandaan. Want kennis en vooruitgang moet gewantrouwd worden omdat ze de macht vertegenwoordigen.
Vooral dat laatste is problematisch omdat het in de praktijk tot Populisme heeft geleid. De rechtse Italiaanse premier Berlusconi lapte alle klassieke formules over waarheid en realiteit aan zijn laars. Hij greep de macht en hield zich met emancipatie niet bezig. Als niemand meer weet wat de waarheid is vertelt hij het wel!!!
Ferraris vervolgt zijn college met een analyse van het Constructivisme. Hij citeert Nietzsche`s   constructivistische slogan:    ” Er zijn geen feiten, er zijn alleen interpretaties.” Ook Immanuel Kant komt aan de orde als Ferraris citeert: “ Intuïties zonder concepten zijn blind.”
Het eerste citaat wijst Ferraris af terwijl hij een voorbeeld geeft van historische gebeurtenissen die onmogelijk alleen kunnen berusten op interpretaties. Sommige dingen zijn gewoon een feit.
Het tweede citaat is ook problematisch omdat onze voorstelling soms toch gebaseerd is op een concept. Daarom maakt Ferraris een onderscheid tussen Epistemologie (kennisleer) en Ontologie (leer van het zijn, bestaan) en hij zegt dat de Ontologie boven Epistemologie gaat en boven het postmodernisme en het constructivisme staat. Hun kenmerken ziet hij als volgt.
Epistemologie (kennisleer)
Ontologie ( zijnsleer)
HO  (wij kennen de symbolen)
Water (wij kennen het bestaan)
Is taalgericht
Is NIET taalgericht
Is weloverwogen en doordacht
Is dat NIET
Is historisch
Is dat NIET
Is vrij van karakter
Is dat NIET
Is doelgericht
Is dat Niet
Is altijd te verbeteren
Is niet te verbeteren (UNAMENDABLENESS)
Vervolgens neemt hij waar dat er twee soorten objecten zijn en hij voegt daar kenmerken aan toe volgens bijgaande tabel.
NATUURLIJKE OBJECTEN
SOCIALE OBJECTEN
Bestaan in Tijd en Ruimte
Bestaan in Tijd en Ruimte
Bestaan Mens-Onafhankelijk
Bestaan alleen van mensen afhankelijk

Epistemologisch van aard (secundaire kennis) en zijn reconstructief
Epistemologische van aard (primaire kennis) en zijn constituerend



Uit deze tabellen wordt duidelijk dat Ferraris de werkelijkheid definieert of ontleedt in een epistemologische en een ontologische kern. Van daaruit redenerend onderscheidt hij een natuurlijke en een sociale  component. Daardoor wordt het mogelijk nauwkeuriger aan te geven wanneer er sprake kan zijn van de waarheid en de feiten. 
De belangrijkste conclusie is dat Ferraris in zijn ideeën de voorkeur geeft aan de Ontologie als drager voor een Nieuw-Realisme.  Hij vraagt zich nu af of het wel altijd waar is dat intuïties zonder concepten blind zijn. De professor komt dan tot de slotsom:  
·       Natuurlijke objecten vormen de ware wetenschap en zijn onafhankelijk van een kentheorie;
·       Ervaring is onafhankelijk van kennis;
·       Wetenschap is geen magie;
·       Sociale objecten zijn afhankelijk van de kennisleer hoewel zij daarbij niet subjectief zijn;
·       `Intuïties zonder concept zijn blind` geldt alleen voor sociale objecten;
·       Constructivisme is wetgevend binnen haar eigen grenzen.
Het is niet moeilijk hieruit af te leiden dat met de natuurlijke objecten alle verschijnselen in de wereld worden bedoeld, en dat Ferraris dientengevolge uitkomt bij het Realisme.  En hierboven hebben we vastgesteld dat die corresponderen met een mens-onafhankelijke werkelijkheid.     
In de Volkskrant licht Ferraris toe dat hij in de jaren negentig is overgeschakeld van het postmodernisme naar het realisme. Hij had er geen vrede mee dat feiten niet meer bestonden en alle begrippen sociale constructies zijn.[10] Hij had behoefte aan een referentie aan de werkelijke niet-geconstrueerde wereld. In een democratisch en emancipatorisch proces dat alleen steunt op consensus, worden waarheid en de wereld van de feiten node gemist.
Conclusie
Maurizio Ferraris keert terug naar het wetenschappelijk realisme. Wel heeft hij begrip voor de sociale constructie van feiten, maar alleen, als daarmee onomstotelijk de objectiviteit van de verschijnselen wordt erkend. Voor zover mij dat uit zijn web college blijkt, ziet hij zijn postmoderne kompanen de verkeerde weg kiezen,  omdat zij ervan uitgaan dat er alleen maar interpretaties zijn en geen feiten. Hij vindt dat een natuurlijk object wel onderdeel is van de werkelijkheid zoals die zich aan ons voordoet. En dat uitgangspunt zien we ook bij andere ‘realisten’ als Hilary Putnam die een soortgelijke positie innemen.[11]

3.2 Markus Gabriel
Markus Gabriel (1980) is filosoof en hoogleraar aan de Universiteit Bonn. In 2013 publiceerde hij een boek dat de aanleiding was en is voor veel rumoer: Warum es die Welt nicht gibt. In samenwerking met de hegeliaan Slavoj Žižek schreef hij eerder al een boek over  mythologie, waanzin en geschater (2009).
De kern van zijn huidige denkrichting is gebaseerd op de aanname dat alles bestaat, behalve de wereld als geheel. Op het Internet zijn inmiddels enkele colleges van hem verschenen,  met uitleg over zijn filosofie. Ik gebruik het volgende voorbeeld om in het kort zijn theorie te duiden.[12]
Gabriel stipuleert dat hij twee filosofische concepten afwijst namelijk het Postmodernisme en het Constructivisme. Dat betekent dat hij zich een vijand noemt van het Relativisme omdat hij niets wil weten van een brei aan interpretaties. Integendeel, de verschijnselen in de wereld dringen zich aan ons op. De wereld van de dingen spreekt elke minuut tot ons omdat we steeds onze concepten van de werkelijkheid gebruiken om betekenis aan de dingen te geven. Wij hebben voor de fysieke, morele en abstracte dingen een naam en werken daarmee.
Gabriel wijst de ideeën van de postmoderne filosoof  Richard Rorty op dit punt af omdat die juist het tegendeel beweert: “The world cannot speak, only we do.” De werkelijkheid is in de taal, zegt Rorty, en wij mensen spelen voortdurend allerlei taalspelen. Kennis is dan ook niets anders dan een relatie tussen uitspraken (taaldaden) aldus  Rorty.[13]
Het postmodernisme gaat volgens Gabriel nog steeds uit van het model als intermediair tussen mens en werkelijkheid. Maar het gebruik van het model is een constructivistisch idee en problematisch. Immers, het constructivisme gaat van het intermediaire model uit, maar om een model te construeren moet je daar een model van hebben. Maar dat vereist weer een model van een model van een model enzovoorts. Het postmodernisme accepteert deze onvolkomenheid in denken als een gegeven, als een manier om de werkelijkheid te benaderen, dus maakt het dezelfde fout als het constructivisme.
Iedereen, zegt Gabriel, ziet de verschijnselen als fysieke objecten, als iets dat bestaat. Maar het woord ’bestaat’ is arbitrair omdat niet altijd duidelijk is wat er bedoeld wordt. Neem het begrip “de stad bestaat”.  Bedoelen we dan de huizen, de straten, de stenen, de waterpartijen of het abstracte begrip ‘de stad’ als een magische plek waar we ons wel of niet thuis voelen. Of neem Mickey Mouse. Bestaat Mickey Mouse?  Het oude realisme zal beweren van niet omdat deze stripheld geen fysieke entiteit in de natuur is.
Gabriels benadering van de werkelijkheid is samengevat in de stelling: “Alles bestaat, behalve de wereld.” Om dat filosofisch goed in te kaderen voert hij een nieuwe variant op in de ontologie (leer van het bestaan): de ZINVELDONTOLOGIE. Alles bestaat, zegt Gabriel in het bovenstaand aangegeven interview met IFiLOSOFIE, maar dat kan gebeuren in een verschillend domein. Zo past Mickey Mouse in het zinveld van de fantasiefiguren die we als een dagelijkse realiteit ervaren. De mythische eenhoorn bestaat niet in het zinveld van de fysica maar wel in dat van de sprookjes.  De optelsom van deze ontelbare hoeveelheid zinvelden is de werkelijkheid. Maar dat is niet ‘de wereld’ want voor de wereld als overkoepelend begrip is geen plaats. De zinvelden zijn op een of andere manier met elkaar verbonden en vormen de werkelijkheid.
Gabriel noemt deze denkwijze echt realistisch en heet voortaan het Nieuw-Realisme.  Voor begrippen als God, het universum, de wereld, Het Al, of welk ander koepelbegrip ook wordt gebruikt als macht buiten de menselijke werkelijkheid, komt de werkelijke werkelijkheid te staan. De mens spreekt alleen, en niet God.
4  Reacties op het Nieuw-Realisme
Het is niet moeilijk op het Internet en in de geschreven pers kritieken te vinden.  Zo onderwierp Peter Wierenga,  Maurizo Ferraris aan een kruisverhoor over de oorsprong van het populisme. Uit het verslag ervan blijkt dat Ferraris vindt,  dat de postmoderne filosofen schuld hebben aan de teloorgang van de waarheid. Maar wat waarheid is en wat de werkelijke, niet geconstrueerde wereld inhoudt, wordt niet duidelijk.
A.  Een vakbroeder van Ferraris en Gabriel, de filosoof Martin Seel, schreef een commentaar in ZEIT-ONLINE van 3 juli 2014.[14]
De titel van het artikel verraadt al direct de nodige scepsis. Nadat hij de hoofdkenmerken van de nieuwe filosofie heeft aangestipt, komt hij tot de volgende kritiek:
·       Het Nieuw-Realisme maakt weinig kans op succes omdat het losjes is gebaseerd op zeer diverse meningen van auteurs als Frege (logica), Putnam (intern  realisme), Eco (semiotiek), Searle (ordinary language ) en Hacking (instrumenteel realisme)·;
·       Het idee van het Nieuw-Realisme is niet nieuw. Peter Berger en Thomas Luckmann zijn daar al in de jaren zestig van vorige eeuw mee gekomen;
·       Maurizio Ferraris trapt in zijn Manifest allerlei open deuren in;
·       De rigide scheiding tussen epistemologie en ontologie, dus tussen de kentheorie en de leer van het bestaan, die Ferraris propageert kan niet. Immers de Zijnswijzen (Seinsweisen) van de werkelijkheid laten zich niet van de zichtbare verschijnselen (Sichtweisen) isoleren;[15]
·       Gabriel en Ferraris verschillen van mening over hoe de feiten zich in de werkelijkheid tot elkaar verhouden. Zie daar het eerste schisma in de nieuwe filosofische richting!; 
·       Gabriels Sinnsfelder hangen met elkaar samen maar hij vertelt niet hoe dat gebeurt.
·       Een winstwaarschuwing: wat hier wordt voorgesteld als een voorhoede gevecht zou later wel eens een achterhoede gevecht kunnen blijken te zijn.

B. Wim Keizer van Ifilosofie (zie noot 11) bespreekt het boek van Markus Gabriel Waarom de wereld niet bestaat. Na een bloemlezing uit de benaderingswijzen van de werkelijkheid komt hij tot het oordeel dat
·       De ‘zinveldontologie’ van Markus Gabriel  een perfecte spagaat is tussen mythologie en constructivisme;
·       Citaat: “Het Nieuw-Realisme van Markus Gabriel is als een bokser die de schaduw van zijn handschoen wil slaan om de werkelijkheid echt te raken.

C.  Een andere mening  is die van Dr. Emanuel Rutten (VU Amsterdam).  Hij heeft met Gabriel gedebatteerd en komt tot de volgende conclusies:

·       Dat de wereld niet bestaat is onzin. Elke deelverzameling (Gabriels zinvelden bijvoorbeeld) kan volgens de mereologie (getallenleer) wel degelijk tot zichzelf behoren.[16] Wij hebben geen reden om Gabriels onwaarschijnlijke claim dat de wereld niet bestaat te accepteren.

5  Samenvatting en Conclusies

Volgens Ferraris zijn de Waarheid en de Feiten door het postmoderne denken verloren geraakt. Omdat er alleen interpretaties zijn en geen feiten.  Dat gebeurde doordat niet een mens-onafhankelijke wereld de toetssteen voor de waarheid bleef, maar overging op de sociale constructie van feiten.
Het constructivisme schrijft voor dat wij een relatie hebben met de werkelijkheid via een concept of een model van iets.
Het Nieuw-Realisme  van Ferraris ontleedt de werkelijkheid in een kentheoretisch deel en een bestaansdeel. Onder dit laatste deel zijn de natuurlijke objecten gerangschikt en daarover kunnen we ware uitspraken doen. Hiermee is de waarheid weer teruggebracht tot zijn oorspronkelijke positie.
Het Nieuw-Realisme van Markus Gabriel  bestaat uit de stelling dat alles bestaat behalve de wereld. Alle, ook niet-fysieke fenomenen als Mickey Mouse, behoren tot een zinsveld en samen vormen zinsvelden de werkelijkheid.
De kritiek op deze nieuwe richting in de filosofie richt zich vooral op de stelling van Gabriel dat de wereld niet bestaat. Filosofen als Martin Seel menen dat het Nieuw-Realisme geen echt nieuwe gezichtspunten oplevert. Voor Emanuel Rutten ontbreekt de logica in de redenering van Gabriel omdat deelverzamelingen als zinsvelden en de wereld best onderdeel van zichzelf kunnen zijn.
Maar ook Ferraris’ idee dat kentheorie en bestaansleer gescheiden kunnen worden, en dus object en de kennis ervan onafhankelijk bestaan, is zeer problematisch.

Mijn opvatting is dat het Nieuw-Realisme een aantrekkelijke optie aanreikt voor de gespletenheid van het postmodernisme.  Gewoon aannemen dat alles bestaat doet denken aan het extreem realisme uit de Middeleeuwen, dat, hoewel sympathiek, toch niet stand hield. Maar mijn bezwaar zit hem vooral in de aanname dat de wereld niet bestaat.  Wiskundig gezien kan een deelverzameling best onderdeel van zichzelf zijn dus waarom de wereld niet?

Het lijkt erop dat Gabriel vooral wil afrekenen met de metafysica en andere koepelbegrippen die het onuitspreekbare representeren. Zijn opmerking aan het eind in het interview met Keizer – vergeet God en het universum – is  niet mis te verstaan.  Maar Kuifje bestaat wel, ook al is het in een bepaald zinveld.  Zo redenerend zou God toch wel in een bepaald zinveld kunnen passen. Maar dan niet langer als verklaringskader bruikbaar.  Er is meer.
Ik vind ook problematisch dat de zinvelden onderling niet een totaal entiteit opleveren, volgens Gabriel. Zelfs Kants idee van ‘das Ding an sich” sneuvelt bij Gabriel, wat wel weer consequent is.
Wij hebben geconstateerd dat de postmoderniteit geen feiten kent, maar alleen interpretaties. Martin Saal ziet zelfs in het Nieuw-Realisme weinig meer dan een interpretatievariant binnen het postmodernisme.
Nu speelt bij interpretaties de hermeneutiek  een rol en met name de hermeneutische cirkel waarvan de delen en het geheel eendrachtig verbonden zijn. De uiteindelijke betekenis van de interpretatie stamt immers af van een keten deelbetekenissen.  Bij Gabriel bestaat kennelijk dat einddoel niet.

Al met al ben ik ervan overtuigd geraakt dat het Nieuw-Realisme geen sterke filosofie is omdat voldoende logische argumenten ontbreken voor het samenhangend bestaan van de verschijnselen in de wereld.
Ik vind de zinveld-theorie wel aardig gevonden maar mij spreekt de veldtheorie van Paul Bourdieu meer aan als realistische benadering van de wereld.  

6. Historische inkadering van de hedendaagse filosofie[17]

Het lijkt mij goed nog kort in te gaan op de plaats die het Nieuw-Realisme in de moderne filosofie inneemt.
Tot ongeveer 1960 waren er twee stromingen in de filosofie, de Engels georiënteerde analytische filosofie die de nadruk legde op de logische analyse, en de continentale filosofie op het vaste land van Europa die vooral sociaal en cultureel gericht was. Deze laatste splitste zich daarna in  de existentiefilosofie (Sartre), het neomarxistische denken (Horkheimer en Marcuse) en het structuralisme (Lacan, Lévi Strauss). Na 1970 werd de filosofie minder overzichtelijk door de mondialisering van uitwisselingen, congressen, geschriften. Maar ook de opkomst van het poststructuralisme betekende voor de filosofie verdere fragmentatie. Dat was niet weinig het geval door de deconstructiefilosofie (Derrida) en de vermenging van filosofie met onderzoek in de niet-filosofische domeinen. Deze zogenaamde ‘empirische wending’ betekende dat de filosofie een geheel andere kijk kreeg op de eigen rol. Het vak filosofie werd tijdens de democratiseringsgolf een gewoon universitair hoofdvak. Mede door de media bevorderd, werd het zelfs populair onder het grote publiek.

Vanaf 1970 werden Hegel en Marx vervangen door Nietzsche waardoor het denken over de werkelijkheid ernstig werd geproblematiseerd. Filosofie leverde niet langer algemeen geldige kennis van de werkelijkheid. Ze heeft niet langer de waarheid in pacht.
De contingentie van regels en criteria in het sociale veld die bepalen wat goed, schoon en waar is, nam de plaats in van het criterium van de waarheid. Zekerheid, eenheid, totaliteit en universaliteit werden feilbaarheid, heterogeniteit, fragmentatie en lokaal geldige argumentaties tijdens taalspelen.
Inhoudelijk zien we in de eerste helft van de twintigste eeuw een nadruk op de taal liggen in de filosofie (de linguïstic turn): de werkelijkheid is in taal uit te drukken. Daarna gaan kunst en filosofie samen op: kunst zoals literatuur en beeldende kunst kan je filosofisch analyseren( de aesthetical turn). Ten slotte zien we een krachtig engagement tussen de filosofie en de politiek maatschappelijke wereld (de commitment turn).  

Het valt niet moeilijk in te zien dat het Nieuw-Realisme een van de vele vertakkingen is binnen de moderne filosofie die aanspraak willen maken op een juiste weergave van de werkelijkheid. De stroming past in de filosofie van de eenentwintigste eeuw die zich door  interdisciplinaire samenwerking binnen de wetenschap, gemakkelijk tot nieuwe inzichten laat leiden.

7 Slot

Kuifje bestaat. Dat beweren vertegenwoordigers van het Nieuw-Realisme, volgens een denkrichting die hierboven is beschreven. Verder blijkt dat het Nieuw-Realisme helaas geen finaal en logisch antwoord geeft op de vraag wat de werkelijkheid is of hoe je die op de juiste manier beschrijft.

Middelburg, 21 november 2016



[1] Martin Seel, Eine Nachhut möchte Vorhut sein in: ‘ZEIT ONLINE KULTUUR,’ 3 juli 2014.
[2] Dit treffen we aan bij o.a. Hilary Putnam, Propper’s falsificatietheorie, Lakatos en John Sellars.
[3] Hacking, I, Representing and intervening (Cambridge 1983).
[4] Ihde, D., Instrumental Realism, the interface between philosophy of science and philosophy of technology (Bloomington enz.1991).
[5] Hegel beschrijft in dit verhaal een proces ter illustratie van zijn filosofie. Twee mensen vechten om de macht waarbij de een besluit niet de dood te riskeren en zich te onderwerpen aan de ander. Hij bedient zijn heer en de heer consumeert zonder te hoeven werken. Maar de knecht leert in een dialectisch proces van geven en nemen en wordt elke fase sterker. De heer staat echter stil en dat wordt hem uiteindelijk fataal. Hij wordt door de knecht overvleugeld.
[6] De wetten van de (natuur)wetenschap zijn nauw verbonden met die van de techniek. De wetenschapsfilosoof M. Bunge beweerde zelfs dat techniek toegepaste wetenschap is, maar daar zijn anderen het niet mee eens. Ik reken daar toe de benadering van W. J. Bijker en T. J. Pinch. Zij hebben een model opgesteld  om een verklaring te geven voor de sociale constructie van technologische systemen (1995), het SCOT-MODEL. Artefacten worden ontwikkeld en geproduceerd om problemen te kunnen oplossen. Kern van het model is dat het niet de techniek pur sang is dat de eigen ontwikkeling voortstuwt, maar dat een ‘relevante sociale groep’ het programma van eisen opstelt( fase 1), gezamenlijke besluiten neemt om de technische artefacten te stabiliseren (2) en ten slotte het artefact in de technologische cultuur te doen opnemen (3).  Deze drie fasen sluiten aan bij het EPOR-model dat ook drie stadia volgt.
[8] Peter Wieringa, ´Laten we realistisch zijn,´ de Volkskrant, 29 oktober 2016.
[9] Richard Rorty, Philosophy and the mirror of Nature (1979).
[10]  Herinner Nietzsche`s uitspraak:  Er zijn geen feiten, maar alleen interpretaties, welke slogan de postmodernisten hebben overgenomen. ( aanhaling uit de Volkskrant 29.10.2016).
[11]  Tijdens het web college van Ferraris verscheen per ongeluk Hilary Putnam in beeld op het presentatie scherm. Putnam volgde kennelijk Ferraris via Internet. Hoewel Ferraris ontkende dat het opzet was, en benadrukte dat het geen constructivistische ingreep was, gaf het wel te denken.
[13] Maarten Doorman & Heleen Pott, Filosofen van deze tijd, (Amsterdam 2014) 342.
[14] Martin Seel, Eine Nachhut möchte Vorhut sein in: ‘ZEIT ONLINE KULTUUR,’ 3 juli 2014.
[15] Martin Seel: ” Die Seinsweisen des Wirklichen lassen sich theoretisch nicht von den Sichtweisen isolieren, aus denen sie kognitiv zugänglich werden könnten…”
[17] Maarten Doorman& Heleen Pott, Filosofen van deze tijd, (Amsterdam 2014) 11-25.