KUIFJE BESTAAT! (NIET), HET
NIEUW-REALISME WEET RAAD
Leen Moelker
Onvrede over de gevolgen van postmodern denken –teveel
relativiteit – is er mede de oorzaak van dat in de continentale filosofie
gezocht wordt naar een ander soort vraagstellingen. Tegenover de aanname van
een postmoderne volledige twijfel aan alles, wordt de concrete werkelijkheid
van een Nieuw-Realisme geplaatst. Dat blijkt uit de media en uit publicaties op
het Internet. Omdat dit Nieuw-Realisme betrekkelijk recent is opgekomen, wil ik
hier een verkenning uitvoeren naar wat er precies aan de hand is.
1 Inleiding
De Duitse filosoof Martin
Seel zag het voor zich: Maurizio Ferraris
en Markus Gabriel zitten in de zomer van 2011 om half twee aan de lunch
in de woonplaats van Ferraris, Turijn. Beiden filosoof van beroep, krijgen daar
een inval: het Nieuw-Realisme is het
antwoord op alle postmoderne en constructivistische rambam in de filosofie. En
daarmee begonnen zij de structuur van de tijd waarin we leven te verklaren. En
hoewel zij elk een eigen richting kozen, openden Ferraris en Gabriel
gezamenlijk de aanval op het constructivisme en proberen zij het relativisme
van de tijdgeest, de genadeslag te
geven.[1] Waarom
eigenlijk? En waarom Nieuw-Realisme? Om
die vragen te kunnen beantwoorden wil ik eerst de belangrijkste begrippenkaders
specificeren en vervolgens ingaan op de nieuwe filosofie. Zet u schrap.
2 Realisme, een
onoplosbaar probleem
2.1 Soorten Realisme
Wat met realisme wordt
bedoeld is al onderwerp van discussie sinds de Middeleeuwen en vroeger. Dat
komt omdat men – nog steeds – twist over de vraag of er een mens-onafhankelijke
werkelijkheid bestaat of niet. Het gaat
daarbij niet om de kwestie wat ‘werkelijkheid’ precies is maar wel of die echt
bestaat buiten het menselijk bewustzijn om. We beginnen daarom met een korte oriëntatie
langs de varianten van realisme om het Nieuw-Realisme beter te kunnen plaatsen.
· EXTREEM REALISME 8E
eeuw, alles wat we kunnen denken bestaat. Alle dingen
zijn modificaties van een algemeen begrip;
· NAïEF REALISME Wetenschappelijke
uitspraken corresponderen direct of letterlijk
met de stand van zaken in de
werkelijkheid;
· CONVERGENT REALISME Voortschrijden
van de wetenschap brengt ons steeds dichter
bij de waarheid of werkelijkheid; [2]
· REFERENTIEEL REALISME De
beste theorieën benaderen het beste de werkelijkheid.
De door de natuurwetenschap gepostuleerde
entiteiten (iets wat bestaat) bestaan werkelijk
(Voorbeeld: moleculen, genen bestaan onafhankelijk
van de menselijke kennis en of ze in de praktijk
direct waarneembaar zijn); [3]
· INSTRUMENTEEL REALISME Instrumenten
zijn de belichaming van de wetenschap. Natuurwetenschap
en techniek zijn innerlijk verbonden. Techniek
is de basis van de natuurwetenschap. [4]
Vanuit deze richtingen binnen
het wetenschappelijk realisme zijn weer andere denkrichtingen afgesplitst.
Hiervan wil ik enkele voorbeelden geven.
INTERN REALISME (Hilary
Putnam) Dat is een tegenhanger van het
Referentieel Realisme. We zijn gerechtigd te geloven dat wetenschappelijke
theorieën waar zijn, maar dan zonder de correspondentie met de externe
werkelijkheid aan te nemen. We kunnen elektronen niet zien maar in de praktijk
kunnen we wel werken met het begrip: Putnams pragmatische theorie van de
waarheid;
STRUCTUUR REALISME (John
Worrall) Entiteiten hebben een causale
structuur en die kan de wetenschap ontdekken en zeker stellen.
REALISME IN DE KUNST Dit is
geen filosofische richting maar een periodiek optredende behoefte de zichtbare
werkelijkheid af te beelden. Dat was in de 19e eeuw het geval als
reactie op de Romantiek (onder andere door de schilder Courbet). Dit wordt ook wel
het sociaal realisme genoemd dat we in die tijd aantroffen in verschillende
Europese landen. Verder was in de periode 1930-1940 het socialistisch realisme in zwang in de Sovjet Unie. Door middel van
schilderijen werd door de staat propaganda gemaakt voor het goede leven. In
Amerika was in dezelfde periode het sociale
realisme een factor van belang in de beeldende kunst. Levine, Marsh, Wood
reageerden op de crisistijd door het
gewone leven te verheerlijken. Rond 1975
manifesteerde zich het Magisch Realisme (schrijver Hubert Lampoo o.a) waarin
kunstenaars verbinding met een hogere werkelijkheid zoeken en droombeelden
oproepen.
2.2 Kritiek op het Realisme
Het debat over het Realisme
is altijd gekenmerkt door gebrek aan bewijs. Zowel voorstanders als
tegenstanders steunen uiteindelijk op vooronderstellingen. Dat maakt een
objectief oordeel onmogelijk. Bovendien evolueert de wetenschap en zullen
argumenten in de tijd verschuiven op grond van nieuwe meer betrouwbare theorieën.
a. Het middeleeuwse debat
De Extreem-Realisten (alle
algemene begrippen bestaan ook echt) werden bestreden door de Nominalisten. Die
zeiden dat niet alles wat je kunt bedenken ook werkelijk bestaat. Vooral Petrus
Abaelardus, Avicenna en Thomas van Aquino formuleerden de algemene begrippen
als bestaande in de geest van God, als de concrete dingen om ons heen en als
abstracte begrippen ontstaan door het redeneerproces.
b. Het Realisme- Idealisme
debat
In de achttiende eeuw kwam opnieuw
een discussie op naar aanleiding van het empirisme-rationalisme debat.
Descartes had midden zeventiende eeuw het onderscheid gemaakt tussen subject en
object (de mens en het ding, lichaam en geest enzovoorts). Volgens hem werd de
mens geboren met aangeboren ideeën. Dit rationalisme kwam ter discussie te
staan onder invloed van de Verlichting en het empirisme. Locke bestreed de
theorie van de aangeboren begrippen en stelde daar de mens als een tabula rasa
tegenover. Bij de geboorte is de mens
een onbeschreven blad en door ervaring (empirie) vult hij zijn kennis
successievelijk aan. Deze tegenstelling bestaat nog steeds. Maar eind
achttiende eeuw waren het de Duitse filosofen Fichte, Schelling en Hegel en
natuurlijk Kant die het idealisme als tegenhanger van het oude Realisme
opvoerden.
b1 Idealisme is een
filosofische stroming met als uitgangspunt dat alles in de wereld tot een
geestelijk beginsel (principe) is te herleiden. Dit principe omvat dus de
geest, de rede, de idee. Het is een filosofische vrijheidsbeweging waarin aan
het vrije subject alle ruimte wordt toegemeten.
De belangrijkste varianten
zijn het Metafysische Idealisme (Plato) -
wat is de aard van alles wat bestaat – en in het Kennistheoretische
Idealisme– correspondeert onze kennis met iets dat buiten ons is – (Descartes).
Immanuel Kant heeft benadrukt dat de wereld geen schijnwereld is, zoals Plato
beweert. Wij mensen kennen niet ‘de’ wereld maar de wereld zoals die aan ons
verschijnt. Hij verzoende zo bepaalde uitgangspunten van het empirisme met het
rationalisme.
In Duitsland werd actief mee
gefilosofeerd in die tijd. Daarom spreken we van een Duits Idealisme. Hiervan
zijn drie voorbeelden te geven.
Johann Gottlieb Fichte
(1762-1814) Bedacht het Subjectief
Idealisme: Het ´ik´ of het vrije
subject als kennend wezen bepaalt het object (de dingen, de buitenwereld) en de
werkelijkheid. De natuur is een constructie van het bewustzijn.
Friedrich Schelling
(1775-1854) Bedacht het Objectief
Idealisme: Het bewustzijn heeft het vermogen de natuur voor te stellen. De
geest en de natuur zijn in de diepste grond als één te beschouwen. Het
bewustzijn houdt alles in evenwicht. Het Kwaad is een positieve kracht die de
mens uitdaagt een persoonlijke vrijheid
na te streven.
Georg Wilhelm Friedrich Hegel
(1770-1831) Probeerde de wetenschap, de godsdienst en de filosofie in één groot
concept te verenigen. Wilde de mens de werkelijkheid leren kennen, dan moet hij
ook zichzelf kennen. In een dialectisch proces van kennisopbouw over zichzelf
en de wereld komt de mens tot een absoluut weten, dat is tot de Geest. Dit
proces gaat van these tegenover
antithese naar een synthese en steeds weer opnieuw….. Hegel gaat in zijn geschiedfilosofie uit van
het bestaan van een WELTGEIST. Dit is de geest die de ontwikkeling van de
mensheid stuurt. De historische gebeurtenissen hebben een innerlijke
wetmatigheid waaraan iedereen bewust of onbewust gehoorzaamt. Maar eigenlijk is
dit de geest van alle mensen samen. Zo ziet Hegel ook de staat, niet als een
macht boven het individu, maar als het totaal van alle menselijke relaties.
Na de dood van Hegel volgde
een grote schare hegelianen, de een rechts-denkend, de ander links gericht. Van
de linkervleugel zijn Feuerbach en D. F. Straus te noemen en de bekendste van
allen, Karl Marx. Vooral bij Marx sloeg de filosofie van het eindeloze verheffingsproces aan. De mens wil erkenning.
In een ontwikkelingsproces waarin hij samen met zijn medeburgers op een steeds
hoger plan komt, bereikt hij zelfkennis en erkenning. In het bekende HEER-KNECHT
verhaal[5] worden
de rollen uiteindelijk omgedraaid.
Het idealisme gaat dus
voorbij aan het realisme omdat het verklaringen van de wereld zoekt in de
geest, de idee of de voorstelling, en niet in de toetsing aan een van de geest
onafhankelijk bestaande werkelijkheid.
Het Realisme-Relativisme
debat
Deze controverse betreft de vraag
of wetenschappelijke theorieën een juiste beschrijving geven van een
mens-onafhankelijke werkelijkheid. Of zijn het slechts sociale constructies die
voortkomen uit de wetenschappelijke uitvoeringspraktijk? Hieruit ontspruit de vraag naar ware kennis.
Is dat kennis die een getrouw beeld geeft van de mens-onafhankelijke
werkelijkheid (wat het Realisme voorstaat). Of is dat kennis die afhangt van
tijd en ruimte en de wetenschappelijke praktijk (het relativistische standpunt)?
We hebben hierboven gezien
dat binnen het Realisme verschillende benaderingswijzen worden gebruikt – onder
andere convergente, referentiële of naïeve – om over de realiteit ware
uitspraken te kunnen doen. Maar ook de
anti-realisten als de idealisten en de pragmatisten hebben zo hun stellingen
betrokken.
De realisten beweren verder dat,
als de controversen tussen wetenschappelijke standpunten gesloten zijn, dat dan
ware kennis ontstaat. Daarbij heeft de natuur een beslissende stem. Deze feiten
zijn dus kunstmatig; zijn ze dan wel waar? De relativisten daarentegen stellen dat feiten nooit natuurlijk zijn en
dat ware uitspraken tijdelijk zijn. Immers, feiten zijn sociale constructies
die context gebonden zijn. Feiten zijn het resultaat van onderhandelingen
tussen wetenschappers.
Het ‘Empirical Program of
Relativism’ (EPOR) met H.M. Collins als woordvoerder, heeft vanaf 1982 een
model opgesteld en uitgewerkt voor de sociaal constructieve productie van een
feit.[6]
Bruno Latour (1947) verzoent deze uitersten door aan te
nemen dat, zolang men werkt aan een
theorie, de controverse alle kanten op kan en hij noemt dat relativistisch
‘wetenschap in wording.’ Zijn de
controversen gesloten en blijkt de theorie te houden, dan is er afgeronde
wetenschap zoals de realisten het noemen.
Maar het vervolg van de
discussie diende zich aan in de jaren tachtig van de twintigste eeuw, toen het
postmoderne denken radicale twijfel aan alle grote verhalen, ideologieën,
universele waarden en de mogelijkheid van ware kennis propageerde. De
verworvenheden van het modernisme, het vooruitgangsgeloof en de metafysische
systemen werden ter discussie gesteld in de zogenaamde deconstructiefilosofie. Bekende
namen van voorstanders zijn Derrida, Lyotard, Deleuze. Volgens sommigen
twijfelen deze super-relativisten overal aan.
Conclusie
De kritiek op het wetenschappelijk
Realisme is dus van alle tijden en plaatsen. Met het Realisme rivaliserende
theorieën binnen het idealisme en postmodernisme negeren het bestaan van een
mens-onafhankelijke werkelijkheid en leggen het accent op het bewustzijn als
constituerend fenomeen van de werkelijkheid, of ze propageren een radicale
twijfel aan een eenduidig geloof in kennis en waarheid. Deze opvattingen horen
thuis in het relativistische kamp. Daar treffen we ook de constructivisten aan,
die de waarheidsclaims van wetenschappelijke kennis neerleggen bij relevante
sociale groepen.
3 Het
Nieuw-Realisme
Tien jaar geleden bezocht ik de
stad Rome. Op enig moment stonden wij in een Stanza van het Vaticaan voor het fresco van Rafael De
school van Athene (Fig.1). Aristoteles wijst erop naar de aarde, Plato naar
omhoog. Of, de één promoot het realisme en de ander het idealisme.
Het is evident dat de discussie over
deze twee begrippen nog steeds onverminderd door gaat. In het klassieke constructivisme
en het idealisme hanteert men het begrip ‘werkelijkheid’ als iets dat slechts
middellijk bereikbaar is. Ferraris en Gabriel brengen hiertegen hun filosofie
van het Nieuw-Realisme in stelling: alles bestaat, behalve de wereld.
Fig.1 Rafaello, De School van Athene, 1508, verf en
pleister, 500 x 7700 cm Stanza di Rafaello, Vaticaan, Rome.
3.1 Maurizio Ferraris
Maurizio Ferraris (1956) is
hoogleraar Filosofie aan Universiteit van Turijn. Hij schreef in 2012 het
Manifest van het Nieuw-Realisme waarin hij een lans breekt voor een andere kijk
op de werkelijkheid. Het voert te ver om hier de gehele ontwikkeling in
Ferraris’ ideeën te schetsen, en ik wil dus volstaan met een samenvatting van
zijn gedachten zoals hij die in een web-college (2011) heeft uitgesproken.[7]
Bovendien is hij kortgeleden door de Volkskrant geïnterviewd en ook uit die
bron zal ik de hoofdpunten weergeven.[8] Het
hierboven aangehaalde artikel van Martin Seel is eigenlijk een geschreven
kritiek op het Nieuw-Realisme en mag daarom in mijn commentaar hier niet
ontbreken.
In de voordracht van Ferraris
legt hij allereerst uit wat het probleem is met het Postmodernisme en het
Constructivisme. Hij verwijst naar de filosoof Rorty die het idee van
´objectiviteit´ in de wetenschap afwijst (1979)[9], en het vervangt door de stelling dat kennis
een relatie tussen uitspraken is. De rechtvaardiging van kennis hangt van de sociale praktijk af.
De klassieke epistemologie zoekt altijd naar
een neutraal kader of ‘objectiviteit’ om uitspraken te kunnen
rechtvaardigen. Het postmodernisme gaat
ook gebukt onder de aanname dat al onze
begrippen dubbelzinnig kunnen worden gebruikt en dus ironisch van karakter
zijn. Wij zijn aan het eind van onze vocabulaire, beweert een postmoderne
filosoof. Ferraris noemt ten slotte de ´revolutie van het verlangen’
als postmodern uitgangspunt, dat uitgewerkt neerkomt op een verlangen naar
politieke emancipatie. Omdat de werkelijkheid in hun ogen een sociale
constructie is en geen objectief gegeven meer, moeten de begrippen gedeconstrueerd
worden tot de ware aard boven komt. Een ongebreideld relativisme was het
gevolg. Maar daarmee groeven de
postmoderne denkers de bodem onder de waarheid en de rede vandaan. Want kennis
en vooruitgang moet gewantrouwd worden omdat ze de macht vertegenwoordigen.
Vooral dat laatste is
problematisch omdat het in de praktijk tot Populisme heeft geleid. De rechtse
Italiaanse premier Berlusconi lapte alle klassieke formules over waarheid en
realiteit aan zijn laars. Hij greep de macht en hield zich met emancipatie niet
bezig. Als niemand meer weet wat de waarheid is vertelt hij het wel!!!
Ferraris vervolgt zijn
college met een analyse van het Constructivisme. Hij citeert Nietzsche`s constructivistische slogan: ” Er
zijn geen feiten, er zijn alleen interpretaties.” Ook Immanuel Kant komt aan de orde als Ferraris
citeert: “ Intuïties zonder concepten zijn blind.”
Het eerste citaat wijst
Ferraris af terwijl hij een voorbeeld geeft van historische gebeurtenissen die
onmogelijk alleen kunnen berusten op interpretaties. Sommige dingen zijn gewoon
een feit.
Het tweede citaat is ook
problematisch omdat onze voorstelling soms toch gebaseerd is op een concept.
Daarom maakt Ferraris een onderscheid tussen Epistemologie (kennisleer) en
Ontologie (leer van het zijn, bestaan) en hij zegt dat de Ontologie boven
Epistemologie gaat en boven het postmodernisme en het constructivisme staat.
Hun kenmerken ziet hij als volgt.
Epistemologie (kennisleer)
|
Ontologie ( zijnsleer)
|
H₂O (wij kennen de symbolen)
|
Water (wij kennen het bestaan)
|
Is taalgericht
|
Is NIET taalgericht
|
Is weloverwogen en doordacht
|
Is dat NIET
|
Is historisch
|
Is dat NIET
|
Is vrij van karakter
|
Is dat NIET
|
Is doelgericht
|
Is dat Niet
|
Is altijd te verbeteren
|
Is niet te verbeteren (UNAMENDABLENESS)
|
Vervolgens neemt hij waar dat
er twee soorten objecten zijn en hij voegt daar kenmerken aan toe volgens
bijgaande tabel.
NATUURLIJKE OBJECTEN
|
SOCIALE OBJECTEN
|
Bestaan in Tijd en Ruimte
|
Bestaan in Tijd en Ruimte
|
Bestaan Mens-Onafhankelijk
|
Bestaan alleen van mensen afhankelijk
|
Epistemologisch van aard (secundaire kennis) en zijn
reconstructief
|
Epistemologische van aard (primaire kennis) en zijn
constituerend
|
Uit deze tabellen wordt
duidelijk dat Ferraris de werkelijkheid definieert of ontleedt in een
epistemologische en een ontologische kern. Van daaruit redenerend onderscheidt
hij een natuurlijke en een sociale
component. Daardoor wordt het mogelijk nauwkeuriger aan te geven wanneer
er sprake kan zijn van de waarheid en de feiten.
De belangrijkste conclusie is
dat Ferraris in zijn ideeën de voorkeur geeft aan de Ontologie als drager voor
een Nieuw-Realisme. Hij vraagt zich nu
af of het wel altijd waar is dat intuïties zonder concepten blind zijn. De
professor komt dan tot de slotsom:
· Natuurlijke objecten vormen de ware wetenschap en zijn
onafhankelijk van een kentheorie;
· Ervaring is onafhankelijk van kennis;
· Wetenschap is geen magie;
· Sociale objecten zijn afhankelijk van de kennisleer
hoewel zij daarbij niet subjectief zijn;
· `Intuïties zonder concept zijn blind` geldt alleen
voor sociale objecten;
· Constructivisme is wetgevend binnen haar eigen grenzen.
Het is niet moeilijk hieruit
af te leiden dat met de natuurlijke objecten alle verschijnselen in de wereld
worden bedoeld, en dat Ferraris dientengevolge uitkomt bij het Realisme. En hierboven hebben we vastgesteld dat die
corresponderen met een mens-onafhankelijke werkelijkheid.
In de Volkskrant licht Ferraris toe dat hij in de jaren negentig is
overgeschakeld van het postmodernisme naar het realisme. Hij had er geen vrede
mee dat feiten niet meer bestonden en alle begrippen sociale constructies zijn.[10] Hij had
behoefte aan een referentie aan de werkelijke niet-geconstrueerde wereld. In
een democratisch en emancipatorisch proces dat alleen steunt op consensus, worden
waarheid en de wereld van de feiten node gemist.
Conclusie
Maurizio Ferraris keert terug
naar het wetenschappelijk realisme. Wel heeft hij begrip voor de sociale
constructie van feiten, maar alleen, als daarmee onomstotelijk de objectiviteit
van de verschijnselen wordt erkend. Voor zover mij dat uit zijn web college
blijkt, ziet hij zijn postmoderne kompanen de verkeerde weg kiezen, omdat zij ervan uitgaan dat er alleen maar
interpretaties zijn en geen feiten. Hij vindt dat een natuurlijk object wel
onderdeel is van de werkelijkheid zoals die zich aan ons voordoet. En dat
uitgangspunt zien we ook bij andere ‘realisten’ als Hilary Putnam die een
soortgelijke positie innemen.[11]
3.2 Markus Gabriel
Markus Gabriel (1980) is
filosoof en hoogleraar aan de Universiteit Bonn. In 2013 publiceerde hij een
boek dat de aanleiding was en is voor veel rumoer: Warum es die Welt nicht gibt. In samenwerking met de hegeliaan
Slavoj Žižek schreef hij eerder al een boek over mythologie, waanzin en geschater (2009).
De kern van zijn huidige denkrichting is
gebaseerd op de aanname dat alles bestaat, behalve de wereld als geheel. Op het
Internet zijn inmiddels enkele
colleges van hem verschenen, met uitleg
over zijn filosofie. Ik gebruik het volgende voorbeeld om in het kort zijn
theorie te duiden.[12]
Gabriel stipuleert dat hij
twee filosofische concepten afwijst namelijk het Postmodernisme en het
Constructivisme. Dat betekent dat hij zich een vijand noemt van het Relativisme
omdat hij niets wil weten van een brei aan interpretaties. Integendeel, de
verschijnselen in de wereld dringen zich aan ons op. De wereld van de dingen
spreekt elke minuut tot ons omdat we steeds onze concepten van de werkelijkheid
gebruiken om betekenis aan de dingen te geven. Wij hebben voor de fysieke,
morele en abstracte dingen een naam en werken daarmee.
Gabriel wijst de ideeën van
de postmoderne filosoof Richard Rorty op
dit punt af omdat die juist het tegendeel beweert: “The world cannot speak,
only we do.” De werkelijkheid is in de taal, zegt Rorty, en wij mensen spelen
voortdurend allerlei taalspelen. Kennis is dan ook niets anders dan een relatie
tussen uitspraken (taaldaden) aldus
Rorty.[13]
Het postmodernisme gaat
volgens Gabriel nog steeds uit van het model als intermediair tussen mens en
werkelijkheid. Maar het gebruik van het model is een constructivistisch idee en
problematisch. Immers, het constructivisme gaat van het intermediaire model
uit, maar om een model te construeren moet je daar een model van hebben. Maar
dat vereist weer een model van een model van een model enzovoorts. Het
postmodernisme accepteert deze onvolkomenheid in denken als een gegeven, als
een manier om de werkelijkheid te benaderen, dus maakt het dezelfde fout als
het constructivisme.
Iedereen, zegt Gabriel, ziet
de verschijnselen als fysieke objecten, als iets dat bestaat. Maar het woord
’bestaat’ is arbitrair omdat niet altijd duidelijk is wat er bedoeld wordt.
Neem het begrip “de stad bestaat”.
Bedoelen we dan de huizen, de straten, de stenen, de waterpartijen of
het abstracte begrip ‘de stad’ als een magische plek waar we ons wel of niet
thuis voelen. Of neem Mickey Mouse. Bestaat Mickey Mouse? Het oude realisme zal beweren van niet omdat
deze stripheld geen fysieke entiteit in de natuur is.
Gabriels benadering van de
werkelijkheid is samengevat in de stelling: “Alles bestaat, behalve de
wereld.” Om dat filosofisch goed in te kaderen voert hij een nieuwe variant op in
de ontologie (leer van het bestaan): de ZINVELDONTOLOGIE. Alles bestaat, zegt
Gabriel in het bovenstaand aangegeven interview met IFiLOSOFIE, maar dat kan gebeuren in een verschillend domein. Zo
past Mickey Mouse in het zinveld van de fantasiefiguren die we als een
dagelijkse realiteit ervaren. De mythische eenhoorn bestaat niet in het zinveld
van de fysica maar wel in dat van de sprookjes.
De optelsom van deze ontelbare hoeveelheid zinvelden is de werkelijkheid.
Maar dat is niet ‘de wereld’ want voor de wereld als overkoepelend begrip is
geen plaats. De zinvelden zijn op een of andere manier met elkaar verbonden en
vormen de werkelijkheid.
Gabriel noemt deze denkwijze
echt realistisch en heet voortaan het Nieuw-Realisme. Voor begrippen als God, het universum, de
wereld, Het Al, of welk ander koepelbegrip ook wordt gebruikt als macht buiten
de menselijke werkelijkheid, komt de werkelijke
werkelijkheid te staan. De mens spreekt alleen, en niet God.
4 Reacties op
het Nieuw-Realisme
Het is niet moeilijk op het Internet en in de geschreven pers
kritieken te vinden. Zo onderwierp Peter
Wierenga, Maurizo Ferraris aan een
kruisverhoor over de oorsprong van het populisme. Uit het verslag ervan blijkt
dat Ferraris vindt, dat de postmoderne
filosofen schuld hebben aan de teloorgang van de waarheid. Maar wat waarheid is
en wat de werkelijke, niet geconstrueerde wereld inhoudt, wordt niet duidelijk.
A. Een vakbroeder van Ferraris en Gabriel, de
filosoof Martin Seel, schreef een commentaar in ZEIT-ONLINE van 3 juli 2014.[14]
De titel van het artikel
verraadt al direct de nodige scepsis. Nadat hij de hoofdkenmerken van de nieuwe
filosofie heeft aangestipt, komt hij tot de volgende kritiek:
· Het Nieuw-Realisme maakt weinig kans op succes omdat
het losjes is gebaseerd op zeer diverse meningen van auteurs als Frege (logica),
Putnam (intern realisme), Eco
(semiotiek), Searle (ordinary language ) en Hacking (instrumenteel realisme)·;
· Het idee van het Nieuw-Realisme is niet nieuw. Peter
Berger en Thomas Luckmann zijn daar al in de jaren zestig van vorige eeuw mee
gekomen;
· Maurizio Ferraris trapt in zijn Manifest allerlei open deuren in;
· De rigide scheiding tussen epistemologie en ontologie,
dus tussen de kentheorie en de leer van het bestaan, die Ferraris propageert
kan niet. Immers de Zijnswijzen (Seinsweisen) van de werkelijkheid laten zich
niet van de zichtbare verschijnselen (Sichtweisen) isoleren;[15]
· Gabriel en Ferraris verschillen van mening over hoe de
feiten zich in de werkelijkheid tot elkaar verhouden. Zie daar het eerste schisma
in de nieuwe filosofische richting!;
· Gabriels Sinnsfelder hangen met elkaar samen maar hij
vertelt niet hoe dat gebeurt.
· Een winstwaarschuwing: wat hier wordt voorgesteld als
een voorhoede gevecht zou later wel eens een achterhoede gevecht kunnen blijken
te zijn.
B. Wim Keizer van Ifilosofie (zie noot 11) bespreekt het
boek van Markus Gabriel Waarom de wereld
niet bestaat. Na een bloemlezing uit de benaderingswijzen van de werkelijkheid
komt hij tot het oordeel dat
· De ‘zinveldontologie’ van Markus Gabriel een perfecte spagaat is tussen mythologie en
constructivisme;
· Citaat: “Het Nieuw-Realisme van Markus Gabriel is als
een bokser die de schaduw van zijn handschoen wil slaan om de werkelijkheid
echt te raken.
C. Een andere
mening is die van Dr. Emanuel Rutten (VU
Amsterdam). Hij heeft met Gabriel
gedebatteerd en komt tot de volgende conclusies:
· Dat de wereld niet bestaat is onzin. Elke
deelverzameling (Gabriels zinvelden bijvoorbeeld) kan volgens de mereologie
(getallenleer) wel degelijk tot zichzelf behoren.[16] Wij
hebben geen reden om Gabriels onwaarschijnlijke claim dat de wereld niet
bestaat te accepteren.
5 Samenvatting en Conclusies
Volgens Ferraris zijn de Waarheid en de Feiten door
het postmoderne denken verloren geraakt. Omdat er alleen interpretaties zijn en
geen feiten. Dat gebeurde doordat niet
een mens-onafhankelijke wereld de toetssteen voor de waarheid bleef, maar
overging op de sociale constructie van feiten.
Het constructivisme schrijft voor dat wij een relatie
hebben met de werkelijkheid via een concept of een model van iets.
Het Nieuw-Realisme van Ferraris ontleedt de werkelijkheid in een
kentheoretisch deel en een bestaansdeel. Onder dit laatste deel zijn de
natuurlijke objecten gerangschikt en daarover kunnen we ware uitspraken doen.
Hiermee is de waarheid weer teruggebracht tot zijn oorspronkelijke positie.
Het Nieuw-Realisme van Markus Gabriel bestaat uit de stelling dat alles bestaat
behalve de wereld. Alle, ook niet-fysieke fenomenen als Mickey Mouse, behoren
tot een zinsveld en samen vormen zinsvelden de werkelijkheid.
De kritiek op deze nieuwe richting in de filosofie
richt zich vooral op de stelling van Gabriel dat de wereld niet bestaat.
Filosofen als Martin Seel menen dat het Nieuw-Realisme geen echt nieuwe
gezichtspunten oplevert. Voor Emanuel Rutten ontbreekt de logica in de
redenering van Gabriel omdat deelverzamelingen als zinsvelden en de wereld best
onderdeel van zichzelf kunnen zijn.
Maar ook Ferraris’ idee dat kentheorie en bestaansleer
gescheiden kunnen worden, en dus object en de kennis ervan onafhankelijk
bestaan, is zeer problematisch.
Mijn opvatting is dat het Nieuw-Realisme een
aantrekkelijke optie aanreikt voor de gespletenheid van het postmodernisme. Gewoon aannemen dat alles bestaat doet denken
aan het extreem realisme uit de Middeleeuwen, dat, hoewel sympathiek, toch niet
stand hield. Maar mijn bezwaar zit hem vooral
in de aanname dat de wereld niet bestaat.
Wiskundig gezien kan een deelverzameling best onderdeel van zichzelf
zijn dus waarom de wereld niet?
Het lijkt erop dat Gabriel vooral wil afrekenen met de
metafysica en andere koepelbegrippen die het onuitspreekbare representeren.
Zijn opmerking aan het eind in het interview met Keizer – vergeet God en het
universum – is niet mis te verstaan. Maar Kuifje bestaat wel, ook al is het in een
bepaald zinveld. Zo redenerend zou God toch
wel in een bepaald zinveld kunnen passen. Maar dan niet langer als
verklaringskader bruikbaar. Er is meer.
Ik vind ook problematisch dat de zinvelden onderling
niet een totaal entiteit opleveren, volgens Gabriel. Zelfs Kants idee van ‘das
Ding an sich” sneuvelt bij Gabriel, wat wel weer consequent is.
Wij hebben geconstateerd dat de postmoderniteit geen
feiten kent, maar alleen interpretaties. Martin Saal ziet zelfs in het Nieuw-Realisme
weinig meer dan een interpretatievariant binnen het postmodernisme.
Nu speelt bij interpretaties de hermeneutiek een rol en met name de hermeneutische cirkel
waarvan de delen en het geheel eendrachtig verbonden zijn. De uiteindelijke
betekenis van de interpretatie stamt immers af van een keten deelbetekenissen. Bij Gabriel bestaat kennelijk dat einddoel
niet.
Al met al ben ik ervan overtuigd geraakt dat het Nieuw-Realisme
geen sterke filosofie is omdat voldoende logische argumenten ontbreken voor het
samenhangend bestaan van de verschijnselen in de wereld.
Ik vind de zinveld-theorie wel aardig gevonden maar
mij spreekt de veldtheorie van Paul Bourdieu meer aan als realistische
benadering van de wereld.
6.
Historische inkadering van de hedendaagse filosofie[17]
Het lijkt mij goed nog kort in te gaan op de plaats
die het Nieuw-Realisme in de moderne filosofie inneemt.
Tot ongeveer 1960 waren er twee stromingen in de
filosofie, de Engels georiënteerde analytische filosofie die de nadruk legde op
de logische analyse, en de continentale filosofie op het vaste land van Europa
die vooral sociaal en cultureel gericht was. Deze laatste splitste zich daarna
in de existentiefilosofie (Sartre), het
neomarxistische denken (Horkheimer en Marcuse) en het structuralisme (Lacan,
Lévi Strauss). Na 1970 werd de filosofie minder overzichtelijk door de
mondialisering van uitwisselingen, congressen, geschriften. Maar ook de opkomst
van het poststructuralisme betekende voor de filosofie verdere fragmentatie.
Dat was niet weinig het geval door de deconstructiefilosofie (Derrida) en de
vermenging van filosofie met onderzoek in de niet-filosofische domeinen. Deze
zogenaamde ‘empirische wending’ betekende dat de filosofie een geheel andere
kijk kreeg op de eigen rol. Het vak filosofie werd tijdens de
democratiseringsgolf een gewoon universitair hoofdvak. Mede door de media
bevorderd, werd het zelfs populair onder het grote publiek.
Vanaf 1970 werden Hegel en Marx vervangen door
Nietzsche waardoor het denken over de werkelijkheid ernstig werd
geproblematiseerd. Filosofie leverde niet langer algemeen geldige kennis van de
werkelijkheid. Ze heeft niet langer de waarheid in pacht.
De contingentie van regels en criteria in het sociale
veld die bepalen wat goed, schoon en waar is, nam de plaats in van het
criterium van de waarheid. Zekerheid, eenheid, totaliteit en universaliteit
werden feilbaarheid, heterogeniteit, fragmentatie en lokaal geldige
argumentaties tijdens taalspelen.
Inhoudelijk zien we in de eerste helft van de
twintigste eeuw een nadruk op de taal liggen in de filosofie (de linguïstic
turn): de werkelijkheid is in taal uit te drukken. Daarna gaan kunst en
filosofie samen op: kunst zoals literatuur en beeldende kunst kan je
filosofisch analyseren( de aesthetical turn). Ten slotte zien we een krachtig
engagement tussen de filosofie en de politiek maatschappelijke wereld (de
commitment turn).
Het valt niet moeilijk in te zien dat het
Nieuw-Realisme een van de vele vertakkingen is binnen de moderne filosofie die
aanspraak willen maken op een juiste weergave van de werkelijkheid. De stroming
past in de filosofie van de eenentwintigste eeuw die zich door interdisciplinaire samenwerking binnen de
wetenschap, gemakkelijk tot nieuwe inzichten laat leiden.
7 Slot
Kuifje bestaat. Dat beweren vertegenwoordigers van het
Nieuw-Realisme, volgens een denkrichting die hierboven is beschreven. Verder blijkt
dat het Nieuw-Realisme helaas geen finaal en logisch antwoord geeft op de vraag
wat de werkelijkheid is of hoe je die op de juiste manier beschrijft.
Middelburg, 21 november 2016
[1] Martin
Seel, Eine Nachhut möchte Vorhut sein
in: ‘ZEIT ONLINE KULTUUR,’ 3 juli 2014.
[2] Dit
treffen we aan bij o.a. Hilary Putnam, Propper’s falsificatietheorie, Lakatos
en John Sellars.
[3] Hacking, I, Representing and intervening (Cambridge 1983).
[4] Ihde, D., Instrumental Realism, the interface between philosophy of science and
philosophy of technology (Bloomington enz.1991).
[5] Hegel
beschrijft in dit verhaal een proces ter illustratie van zijn filosofie. Twee
mensen vechten om de macht waarbij de een besluit niet de dood te riskeren en
zich te onderwerpen aan de ander. Hij bedient zijn heer en de heer consumeert
zonder te hoeven werken. Maar de knecht leert in een dialectisch proces van
geven en nemen en wordt elke fase sterker. De heer staat echter stil en dat
wordt hem uiteindelijk fataal. Hij wordt door de knecht overvleugeld.
[6] De wetten van de
(natuur)wetenschap zijn nauw verbonden met die van de techniek. De
wetenschapsfilosoof M. Bunge beweerde zelfs dat techniek toegepaste wetenschap
is, maar daar zijn anderen het niet mee eens. Ik reken daar toe de benadering
van W. J. Bijker en T. J. Pinch. Zij hebben een model opgesteld om een verklaring te geven voor de sociale
constructie van technologische systemen (1995), het SCOT-MODEL. Artefacten
worden ontwikkeld en geproduceerd om problemen te kunnen oplossen. Kern van het
model is dat het niet de techniek pur sang is dat de eigen ontwikkeling
voortstuwt, maar dat een ‘relevante sociale groep’ het programma van eisen
opstelt( fase 1), gezamenlijke besluiten neemt om de technische artefacten te
stabiliseren (2) en ten slotte het artefact in de technologische cultuur te
doen opnemen (3). Deze drie fasen
sluiten aan bij het EPOR-model dat ook drie stadia volgt.
[8] Peter
Wieringa, ´Laten we realistisch zijn,´ de
Volkskrant, 29 oktober 2016.
[9] Richard Rorty, Philosophy and the mirror of Nature (1979).
[10] Herinner Nietzsche`s uitspraak: Er zijn geen feiten, maar alleen
interpretaties, welke slogan de postmodernisten hebben overgenomen. (
aanhaling uit de Volkskrant 29.10.2016).
[11] Tijdens het web college van Ferraris
verscheen per ongeluk Hilary Putnam in beeld op het presentatie scherm. Putnam
volgde kennelijk Ferraris via Internet.
Hoewel Ferraris ontkende dat het opzet was, en benadrukte dat het geen constructivistische
ingreep was, gaf het wel te denken.
[13] Maarten
Doorman & Heleen Pott, Filosofen van
deze tijd, (Amsterdam 2014) 342.
[14] Martin
Seel, Eine Nachhut möchte Vorhut sein
in: ‘ZEIT ONLINE KULTUUR,’ 3 juli 2014.
[15] Martin
Seel: ” Die Seinsweisen des Wirklichen lassen sich theoretisch nicht von den
Sichtweisen isolieren, aus denen sie kognitiv zugänglich werden könnten…”
[17] Maarten
Doorman& Heleen Pott, Filosofen van
deze tijd, (Amsterdam 2014) 11-25.