GRAND
HOTEL EUROPA
(Pfeijffer 2018) is onderhoudende literatuur
Leen Moelker
Titel: Grand Hotel Europa;
Auteur: I. L. Pfeijffer;
Publicatie: 2018;
Druk: 16e druk november 2019;
Uitgever: Arbeiderspers Amsterdam;
Aantal bladzijden: 547;
ISBN: 9789029526227/nup301;
Prijs: 24,95;
Deze keer
geen uitgebreide analyse van een boek dat in de publieke belangstelling staat.
In de plaats daarvan komt een samenvattende bespreking.
Op 16 oktober 2020 verscheen in de media een bericht dat Paola Marini ex directeur van de Galleria dell' Accademia in Venetië zich herkent in dit boek omdat haar naam is gebruikt en haar in een situatie is geplaatst die een negatief oordeel over haar als persoon suggereert. Een mogelijke rechtszaak volgt. (Telegraaf 16.10.2020)
Een
mannelijk personage, Ilja Pfeijffer genaamd, heeft zich teruggetrokken in een
verlopen hotel ergens in Europa. Hij wil de geschiedenis van een onlangs
verloren liefdesbetrekking beschrijven. Via ontmoetingen met andere gasten en
personeel van het hotel analyseert hij en passant het leven in hedendaags
Europa.
2 De
roman in vogelvlucht
Grand
Hotel Europa is een
onderhoudend boek omdat er een interessant tijdsbeeld in geschetst wordt. Dat
gebeurt via talrijke dialogen tussen personages met een diverse achtergrond,
afkomst en nationaliteit.
2a De rode
draad
Ilja en zijn
vriendin Clio (genoemd naar Kleio de inspirerende muze van de geschiedenis)
zijn het er roerend over eens dat de in Italië aanwezige kunst wordt
gecorrumpeerd door het massatoerisme. Zij spreken over Europa als een continent
dat is verworden tot een recreatiegebied voor de rest van de wereld. En de
Europeanen versterken dat beeld door te pas en te onpas op te scheppen over de
authenticiteit en het belang voor de wereld van de eigen kunstvoorwerpen.
Zoals het
oude Grand Hotel Europa zich nog voorstaat op zijn anachronistisch verleden, zo
laat het oude Europa zich kennen door een hang naar vroeger. Azië, Amerika en India
hebben de toekomst. Het is nog erger, de geschiedenis van het Avondland lijkt
zich te herhalen in een nieuwe episode van neergang zoals beschreven in Untergang
des Abendlandes (Oswald Sprenger 1918). Europeanen kunnen de eurocentrische
cultuuropvatting met haar ongebreidelde geloof in de vooruitgang, niet langer
volhouden. Er treedt verstarring van geest op, evenals een overdreven accent op
het roemruchte verleden. Europa koerst zo af op het einde van haar geschiedenis
of bestaan.[1]
2b
Verhaallijnen
A Een
liefdesgeschiedenis
Het
belangrijkste verhaal betreft de liefdesrelatie tussen Clio en Ilja. Clio is
een kunsthistorica (specialisatie Caravaggio) en Ilja is schrijver en dichter.
Samen delen ze de liefde voor de Europese cultuur. Ze wonen respectievelijk in
Genua, Venetië(Fig. 1) en elders en ervaren lijfelijk de gevolgen van het massatoerisme
voor die steden. Via een zoektocht naar een verloren gewaand schilderij van
Caravaggio belanden ze in archieven in Venetië en Malta. Clio’s succes – met
dank aan Ilja – leidt echter een breuk tussen de geliefden in. Zij verruilt het
zieltogende Europa voor een toekomstgerichte oliestaat in het Midden-Oosten en
Ilja trekt zich teleurgesteld terug in Grand Hotel Europa.
Ilja wil het
ontstaan, verloop en het einde van zijn relatie met Clio evalueren en
herbeleven. Dat doet hij feitelijk in de hoofdstukken 2,4,8,16,23 en 25.
B Ilja als
chroniqueur over stadsontwikkeling en toerisme
Daarbij
geeft hij eigen ervaringen door met de stad Venetië en Genua die zijn te vinden
in de hoofdstukken 6,17,19.
C Beschouwingen over de hedendaagse Europese
Cultuur
Daarnaast
doet hij verslag van gesprekken met collega’s, personeel en andere gasten die
vanuit hun perspectief reageren op dichtkunst (3), Europa (7), immigratie
(3,5,11,15), traditie en vernieuwing (1,9,13,18,22,26).
D Massatoerisme
Ilja wordt
benaderd door een Europese filmploeg om zijn Venetiaanse ervaringen in te
brengen in een documentairefilm. Het onderwerp zou uiteindelijk massatoerisme
worden. En passant interviewt hij daarvoor ervaringsdeskundigen in Amsterdam,
Giethoorn, Skopje en verzamelt zo materiaal om een boek over toerisme te
schrijven. Deze verhaallijn is verweven met die van de vorige twee maar kan er
ook los van staan. Massatoerisme vooral
te vinden in (10,12,14,20,21).
Evenals in
zijn roman La Superba heeft de auteur zijn eigen naam gegeven aan zijn
belangrijkste personage uit deze roman. Hij doet dat zo realistisch, dat het
boek zelfs autoreferentiële trekken heeft. Zelfpromotie is een kenmerk van dit
tijdsgewricht. Ik zie de verwijzing naar titels van eigen werk daarom maar als
de literaire variant van de ik-gerichtheid in de sociale media.
Taal is een
belangrijk instrument voor de auteur I. L. Pfeijffer. De sfeer van een stoffig
verleden en hoofse omgangsvormen weet hij perfect op te roepen door middel van een
archaïsch taalgebruik. Maar hij schakelt moeiteloos over naar een directe moderne
stijl van schrijven en spreken. Daarbij varieert hij in taalexperimenten.
Pfeijffer is een scherp waarnemer die zowel de zichtbare dingen als de
psychologische gesteldheid van zijn personages gedetailleerd maar toch
interessant kan beschrijven. Echter, hij kan ook gemakkelijk uitstijgen tot ver
boven dit niveau en via slimme dialogen een universeel probleemveld aan de
lezer voorschotelen.
Een sterk
punt van het boek vind ik de talrijke vergelijkingen en metaforen. Deze
stijlelementen moeten doorgaans een beschreven situatie of activiteit
toegankelijker maken voor het begrip. Maar in dit boek versterken ze de toch al
sterke uitspraken nog meer. “Venetië glimlachte naar mij als een geliefde die
op mij had gewacht” (21), “Ik moest orde scheppen in de herinneringen die mij
als een zwerm woedende bijen hadden opgejaagd…” (19), “…schimmig geschilderd,
alsof het spoken waren uit een ver verleden, (102), …… terwijl ik als een
drenkeling nergens anders oog voor had en niets in mijn leven inniger liefhad
dan de zachtroze reddingsboei van haar lippen.”(104), …terwijl Europa…. zit
vastgeklonken aan zijn verleden, als een sprinter die met een springveer
vastzit aan het startblok…(536).
Wat verder
opvalt is dat gesprekken vaak in de indirecte rede staan genoteerd in plaats
van een dialoog in te lassen (hij vroeg of hij mij voor mocht gaan …14). Dit
beïnvloedt de verteltijd nogal omdat in die stijlvorm ellipsen de vertelde tijd
versnellen. Bij Pfeijffer is dat wel van belang want hij gebruikt soms lange
zinnen, wat vermoeiend kan zijn.
Soms lijkt
een gebeurtenis te ver gezocht, zoals het bezoek aan Skopje, maar in het totaal
van het boek kunnen lezers dit uitstapje mogelijk interpreteren als een
verwijzing naar wat er tegenwoordig ook speelt in Europa: het opkomende
regionalisme en nationalisme.
Eén
hoofdstuk uit het boek heet ‘Intertekstualiteit.’ Voor een classicus is het
niet moeilijk een eenvoudige Afrikaanse immigrant/vluchteling met de dwaaltocht
van de Griekse mythische held Aeneas te verbinden. Immers beiden dolen zonder
duidelijke bestemming rond en hebben uiteindelijk als doel over te steken
vanuit Afrika naar Italië.
Sommige
lezers zullen zeker in de opzet van een ander boek – waarin de verteller verblijft in Grand
Hotel des Bains, gesprekken aanknoopt met gasten, liefdes smart ondergaat, maar de cholera
bedreigt Venetië – een verwantschap zien met Thomas Manns boek Der Tod in
Venedig. Anderen herkennen zeker in de socratische gesprekken, de
essayistische vertogen en de citaten uit rapporten de intertekstualiteit met de
klassieke en hedendaagse sociologische vraagstukken.
4 Een
korte tekstanalyse
Het thema
Liefde betreft zowel de gevoelens tussen mensen als de sympathie voor het
continent Europa dat dreigt te bezwijken onder het massatoerisme. Als vertelinstantie
is gekozen voor een ik-verteller, Ilja Leonard Pfeijffer genaamd, die de
geschiedenis voor ons beschrijft. De tijd en ruimte betreffen het hedendaagse
Europa dat zich door de Aziatische en Amerikaanse dominantie verdrongen weet
als leider van de wereld. De vertelling is opgedeeld in zesentwintig
hoofdstukken met een titel, die elk weer onderverdeeld is in een variabel
aantal genummerde delen. Dat zijn we van Pfeijffer gewend: korte hoofdstukken,
wisselende zinslengte en gespreide aandacht voor tijd en ruimte.
Het boek leest als een trein door de
toegankelijke stijl waarin de tekst is geplaatst. De intertekstuele elementen –
beeldende kunst, klassieke muziek, literatuur en poëzie, historische
gebeurtenissen – verbinden de lezer met de hem of haar bekende wereld. Maar de
lezer wordt ook meegenomen langs het vluchtelingenvraagstuk, de druk van het
massatoerisme op de culturele verworvenheden en de politieke tendensen van het opkomende
nationalisme, delend in de bezorgdheid van de auteur over de teloorgang en bedreigingen
van de Europese waarden. “Niemand houdt van de Europese Unie, maar ik wel. “en “Ik
heb Europa nodig om te kunnen bestaan” merkt de hoofdpersoon op (536).
5 Europa
versus Amerika
Klaas van
Berkel stelde bijvoorbeeld in zijn bundel Amerika in
Europese ogen; Facetten van de Europese beeldvorming van het moderne Amerika
dat ‘Amerika is wat Europa niet meer is.’[2]
Waar Europa de oude starre levenswijze blijft koesteren, is Amerika
levenskrachtig, vol initiatief, toekomstgericht en bereid om risico’s te nemen.
Ik vind dat
Pfeijffer het beeld van Europa – de oude waarden dreigen te verdwijnen –
negatiever aanzet dan nodig is. Europa is dan wel geen Amerika of China waar het
de innovatiekracht betreft, door de globalisering leert Europa zich razendsnel aan
te passen. Dat blijkt onder andere door de populariteit die Europa geniet onder
de niet aangesloten Europese landen en de positie tussen de grootmachten.
Europa is een machtsblok geworden. De Europese innovatiekracht blijkt duidelijk nu een Duits bedrijf CureVac GMBH mogelijk ver is gekomen in de ontwikkeling van een vaccin tegen COVID-19. Want de Amerikaanse regering (Trump) heeft geprobeerd die know how op te kopen, wat niet gelukt is. Onverkort is geldig wat Ilja in Grand
Hotel Europa aan zijn muze openbaart op bladzijde 535/536: Europa heeft
tijdens zijn ontwikkeling van duizenden jaren ontelbare moeilijkheden
overwonnen en zal daarin blijven geloven. Het Goede, het Ware en het Schone is
in Europa te vinden en dat is de basis van Europa’s toekomst: ….”wortels zijn
belangrijker dan bestemmingen..” (536).
6 Slot
Dat brengt
ons op de vraag hoe realistisch deze roman is.
De populariteit van Grand Hotel Europa doet vermoeden dat lezers
door het realisme van de illusie, code en kennis worden meegezogen in een
wereld die de hunne is. Zelfs de statistieken lijken te kloppen. Wat daarbij
helpt is dat de auteur voor de verhaalmotieven vrijelijk put uit de intertekstuele
grabbelton van de literaire canon. Dat
is een kenmerk van de auteur en heb ik al geconstateerd bij de bespreking van
zijn roman La Superba.
Hoewel de
roman Grand Hotel Europa volstrekt origineel werk is, verwijzen sommige
verhaalmotieven naar vaker gebruikte literaire kunstgrepen. Ik som er een paar op. Het motief ‘Liefdesgeschiedenis’
(zie Lodewijk van Deyssel Een Liefde),
het motief ‘Reizen’ (zie Van Hulthemhandschrift Brandaan, Bertus Aafjes,
Voetreis naar Rome, Vergilius’ Aeneis), motief ’Verloren
document” ( zie Multatuli Max
Havelaar, Umberto Eco In naam van
de Roos), het motief ‘ Verblijf en gesprekken in een hotel’ ( zie Thomas
Mann Dood in Venetië, Agatha
Christie, Ten little niggers), het motief ‘Journalistieke beschrijving’
(zie Stendhal Rood en Zwart), het motief ‘Europa’(Geert Mak Europa).
Samengevat
gesteld kom ik tot het oordeel dat Ilja Pfeijffer met dit boek veel mensen een
plezier heeft gedaan. Daar ben ik van overtuigd. De gekozen opzet zou
moeiteloos dubbeldik kunnen zijn want over de Europese (culturele) ontwikkeling
is al veel geschreven en zal nog veel worden gepubliceerd.
De
verhaallijn over de documentairefilm draagt weinig bij aan het thema liefde in
tijden van massatoerisme, Het autoreferentiële karakter ervan krijgt voor mij –
ook al is het ironisch bedoeld - te veel accent.
Maar verder
niets dan lof voor deze onderhoudende roman.
Middelburg,
28 maart 2020
[1] Bladzijde
56 “Ik wil niet net als het hotel waar ik verblijf en het continent waarnaar
het is vernoemd tot de conclusie komen dat de beste tijd achter mij ligt en dat
ik van de toekomst weinig meer te verwachten heb dan teren op mijn verleden.”
[2] Klaas
van Berkel red., Amerika in Europese ogen;
Facetten van de Europese beeldvorming van het moderne Amerika (Den Haag 2001).