dinsdag 25 april 2017

Ons bezoek aan het Gulbenkian Museum in Lissabon



ONS BEZOEK AAN HET CALOUSTE GULBENKIAN MUSEUM IN LISSABON 1/3



Leen Moelker

1  Vooraf
Over enkele weken zullen wij enkele dagen logeren in Lissabon. Ons doel is om uitgebreid de collectie te bekijken van het Calouste Gulbenkian Museum. Die verzameling is voor ons interessant omdat deze op een beperkte oppervlakte voorwerpen bevat die tot ongeveer vierduizend jaar terug gaan in de kunstgeschiedenis. Hoe is die verzameling daar terecht gekomen? Wie is die verzamelaar van zesduizend stuks kunstobjecten?  Ik wil proberen om na ons bezoek twee werken te bespreken. Het voorlopige plan is om van de zes afdelingen per afdeling een topstuk kort te beschrijven. Het gaat daarbij om kunst uit Mesopotamië, Egypte, Griekenland en Romeinen, de Middeleeuwse en de Moderne Kunst.
Het lijkt mij bijvoorbeeld interessant om twee sieraden uit de collectie te vergelijken omdat het museum in Lissabon vooral werk van René Lalique, de beroemde maker van broches en parfumflesjes en Art Nouveau kunstenaar, in bezit heeft. 
Het kan ook zijn dat de keus valt op werk van de Vlaamse Primitieven en die te koppelen aan werk van Jheronimus Bosch (De verzoeking van Sint Anthonius) als we ook het Museu Nacional de Arte Antiga hebben kunnen bezoeken. U ziet het wel.

2  Calouste Sardis Gulbenkian[1]

 Gulbenkian werd op 29 maart 1869 geboren in Scuteri (nu een wijk van Istanbul) in Turkije binnen een Armeense familie. Na de basisschool volgde hij een Franse school, het Lycée Saint-Joseph, en studeerde vervolgens aan King’s College in Londen. Daarna werd hij door zijn vader – die hofleverancier olie van de sultan was – nauw betrokken bij de handel in olierechten in Irak en Turkije. Zo kwam het dat Calouste de olievelden van het Midden-Oosten ontsloot voor de westerse olieraffinaderijen als BP en Shell. Maar voor het zover was stonden hem beproevingen te wachten. Allereerst moest hij naar Egypte uitwijken wegens de moordpartijen op Armeniërs. In 1897 werd hij in Londen als Brits ingezetene geregistreerd en genaturaliseerd.  In 1907 arrangeerde hij de fusie tussen Royal Dutch Petroleum en Shell Oil en werd hij mister 5% omdat hij bij dergelijke fusies een 5%- pakket aandelen ontving. Na de tegencoup van de Ottomanen in 1909 werd hij adviseur van de Ottomaanse regering in Istanbul. In 1912 was hij de drijvende kracht achter de oprichting van Turkish Petroleum Company, bedoeld om de Ottomaanse oliebelangen in het Midden Oosten te borgen. Na WOI kwam het Midden-Oosten praktisch onder Brits mandaat. In 1928 hielp hij vier westerse oliemaatschappijen aan de aandelen van de Turkish Petroleum Company, waarvoor hij ook weer 5% van hun aandelen ontving en daarmee  zelf praktisch de hele olieconcessie in Irak verwierf. [2] Vanaf die tijd kon hij zich geheel aan zijn kunstverzameling wijden. Op 14 jarige leeftijd was hij begonnen met een muntenverzameling en nu kon hij zich uitleven. Het zou een collectie worden met 6000 objecten. Zij eerste aankopen werden tentoongesteld in zijn woonhuis te Parijs. Toen Duitsland WOII begon bracht hij zijn bezit over naar Engeland (British Museum) en Amerika (National Gallery Washington). Zelf bleef hij in Frankrijk en koos de zijde van de Vichy regering. Engeland confisqueerde toen zijn collectie wegens vijandelijk gedrag. In 1942 week Gulbenkian uit naar het neutrale Portugal en vestigde hij zich in het Aviz hotel in Lissabon waar hij bleef tot aan zijn dood in 1955. Het bezit in het buitenland werd aan hem terug gegeven. Hierop schonk hij de verzameling aan de Portugese Staat die daarvoor een museum bouwde met geld afkomstig uit erfenis van Gulbenkian.

3  De verzameling[3]

A  Egyptische, Klassieke en Mesopotamische kunst
B  Oosters Islamitische kunst
C  Kunst uit Verre Oosten
D  Europese Kunst 14e tot 17e eeuw
E  Franse Toegepaste Kunst
F  Europese Kunst 18e tot 19e eeuw
G  Collectie René Lalique


Middelburg, 25 april 2017


NB 19 MEI 2017: HET BEZOEK HEEFT PLAATSGEVONDEN. AANVULLING IS INMIDDELS UITGEWERKT, ZIE HIERVOOR DE DELEN 2 EN 3.


[1] https://nl.wikipedia.org/wiki/Calouste_Gulbenkian
[2] Deze handel in olierechten is niet los te zien van de ontwikkelingen in de automobielfabricage. De benzinemotor, uitgevonden omstreeks 1870, was tot eind negentiende eeuw experimenteel van karakter. Het vermogen was laag en de ontsteking met open vuur gevaarlijk. Pas toen Bosch de hoogfrequente magneetontsteking (bougie) in 1902 introduceerde, kwam de automobiel met benzinemotor als vervoermiddel in beeld en voor een groter publiek beschikbaar. Het vervolg is bekend: Benz, Daimler en Ford en kleinere merken als Horch en Borgward en Audi probeerden de markt te bedienen. Wat dat voor de behoefte aan olie inhield laat zich raden.
[3] Boulton, Susie, Capitoolgids Lissabon, Clive Gilbert et al., vertaling uit het Engels Timon Meynen, 11e herziene druk (Houten 2012) 76-80.