woensdag 7 april 2021

DE OPMAAT NAAR EEN GOTISCHE KATHEDRAAL, kleine historische schets van de achtergronden

 

DE KATHEDRAAL VAN STRAATSBURG (2)

 

Leen Moelker

1 Wat eraan voorafging

In een vorige bijdrage aan dit blog heb ik de voorgeschiedenis van de kathedraalbouw uit de twaalfde eeuw geschetst. Die verkenning eindigde met de grote rol die Karel de Grote speelde bij de herwaardering van geloofswaarden en bij de betekenis die hij toekende aan de eenheid van Kerk en Staat. Men spreekt dan ook van een Karolingisch tijdperk waarin zowel de voorgangers (Pepijn, Martel) als de opvolgers van Karel de Grote (Lodewijk, Otto I-III) zich beijverden om in het Frankische/Karolingische /Ottoonse rijk een bestuurlijke reorganisatie door te voeren en de organisatie van de kerk aan te passen mede ten behoeve van de eenheid in het rijk.

De paus in Rome werkte niet voor niets mee. De Byzantijnse orthodoxe kerk had genoeg aan zichzelf in de strijd tegen de Islam in Oost-Europa waar de Roomse Paus zich naar het westen richtte en in Karel de Grote een actieve medestander zag. Karel de Grote werd de ‘patrones en advocatus’ van de Kerk en het was aan hem om als beschermheer van de Rooms Katholieke Kerk op te treden. Hij werd dan ook in 800 door de Paus tot keizer gekroond.



Deze rol werd onder andere ingevuld met de bouw van heel veel kloosters, abdijen en kapellen en instellen van liturgische voorschriften (kinderdoop). De genoemde bouwstroom had nog belangrijke Romaanse stijlelementen (fig.1). Dikke muren, weinig licht, gordelbogen en beperkte overspanning van het gewelf (Spiers) en het zogenaamde Westwerk, een tweetorenfaçade aan de west-entree (Paltskapel Aken). De Karolingische tijd ging over in een periode met een intellectuele (Gregoriaanse) hervorming wat samenging met de enorme aanwas van kloosterordes (Cluny) en klerikalen en nog veel meer kerkelijke gebouwen.

Fig.1 Romaanse entreepartij van de kathedraal van Saint-Denis (foto: Wikipedia 7 april 2021)

 

 Intussen woedde de Investituurstrijd waarbij het ging om zaken als wie het in de kerk voor het zeggen had. Het was een onvermijdelijk machtsconflict tussen de Paus , de opvolger van Petrus, en de keizer, als zelfverklaarde vertegenwoordiger van God. De kerkprelaten waren ook maar mensen: ze feodaliseerden snel en namen spoedig dezelfde positie in als graven en hertogen met een eigen rechtsgebied en de bijbehorende rijkdom.

Als gevolg van de nieuwe verhoudingen ontwikkelden bisschoppen initiatieven om de kerkgebouwen in hun diocees te renoveren of nieuw te bouwen.  Een paar voorbeelden. Bisschop Erchenbald van Straatsburg liet bijvoorbeeld tussen 965-991 honderden tweeëntwintig (122) kapellen, kerken en altaren bouwen. Bisschop Werner liet de romaanse kerk van Straatsburg uitbreiden vanaf 1015.

 Onder de kenmerkende eigenschappen van een romanesk gebouw rekenen we aspecten als meer ruimte voor pelgrims,  de archivolten in de entreepartij krijgen (platte) sculpturen en bij de kooromgang werd een ambulatorium gebruikelijk soms uitgebreid met straalkapellen. Maar het gewelf was vooralsnog van hout of steunde op rondbogen(Poitiers). 

 

De enorme bouwactiviteit die zich na de millenniumwisseling aandiende berustte op een aantal belangrijke omstandigheden.

a. Koningen en keizers wilden hun macht legitimeren door een verwijzing naar Karel de Grote en het verbond tussen de Kerk en de Staat. Dat werd via de bouw van religieuze gebouwen door de koning krachtig ondersteund.

b.  Techniek. De zware romaneske rondbogen oefenden zoveel zijwaartse krachten op de muren uit dat het de bouwers tegenhield lichtere constructies te bedenken. De herontdekking van de toepassing van de spitsboog in combinatie met cementverwerking gaf nieuwe technieken een kans. De spitsboog was eerder toegepast in de Islamitische landen (Moskee Cordoba). Nu werd herontdekt dat de spatkrachten van een gewelf via de twee helften van de spitsboog direct naar de kolommen afgeleid konden worden. En door die kruiselings op te stellen (kruisribgewelf) kon een groot en zwaar gewelf steeds hoger worden opgetrokken ( Durham).(fig.2)

 


Fig.2 Het koor en ambulatorium de kathedraal van Saint-Denis (foto: Wikipedia 7 april 2021).

c. Het vrijstaande sculptuur als decoratief element was na de Romeinse tijd eeuwenlang vergeten. Versieringen bestonden uit tweedimensionale en driedimensionale reliëfs op steen, hout of metaal. En vanuit de haute-reliëf beelden ontwikkelde zich het vrijstaande beeld (Antelami, Koning David,1180 Fidenza).

Dit samengevat zien we dus rond het jaar 1000 n. Chr. een heropleving van de religiositeit in West-Europa onder aanvoering van de Kerk die zich gesteund wist door monarchen als koningen en keizers. Die revival ging gepaard met de bouw van kerken, kloosters en abdijen in dit rechtsgebied, vooralsnog in de romaneske stijl. Dit, in combinatie met de herontdekking van de klassieke architectuurtechnieken (spitsboog, cementstructuur, beeldhouwwerk) maakte de weg vrij voor de regionale bisschoppen en de architecten om een dominante rol te spelen in de wereld van de kathedraalbouw.

2 Historische noties

313 n. Chr.  Edict van Milaan. Keizer Constantijn de Grote bepaalt dat iedereen zijn geloof mag belijden. Het Christendom wordt door keizer erkend en er volgen herstelbetalingen voor de christenvervolgingen.

380 n.Chr.  Theodosius I verklaart het trinitaire Christendom (God de vader, Jezus de zoon en de Heilige Geest zijn één) tot staatsgodsdienst in het West-Romeinse Rijk;   

400-800 n.Chr. Evangeliepredikers gaan rond in West-Europa(Willibrord, Bonifatius). Het Romeinse Rijk gebruikt leden van Germaanse stammen om de grenzen te verdedigen, maar valt uiteen; De (Germaanse) Franken in Frankrijk (Gallië) voeren een onderlinge strijd, Clovis I uit het geslacht der Merovingen, komt als winnaar naar voren en overwint de Visigoten, Bourgondiërs en de Alamannen;

506 n. Chr.  Koning Clovis heerst in Frankrijk en de Nederlanden en bekeert zich tot het Christendom en begunstigt de kerk met giften en steun bij de opbouw van een kerkelijke structuur (Concilie van Orléans, 511);

771 Karel de Grote komt naar voren als leider van het Frankische Rijk. In 800 werd hij tot Keizer gekroond met de titel Karolus serenissimus Augustus a Deo coronatus magnus pacificus imperator Romanum gubernans imperium, qui et per misericordiam dei rex Francorum atque Langobardorum[1];

Tot 1122 Krachtige bevolkingsgroei en uitbreiding van het feodale leenstelsel. Drie standen samenleving. Doordat de Keizer kerkprelaten betrekt bij het leenstelsel leidt dit tot een tegenstelling tussen de Paus en de Keizer. Investituurstrijd over benoemingsrecht van de Paus of de Keizer inzake kerkelijke ambten. De lokale adel – baronnen, prinsen, markiezen of markgraven, hertogen, graven) probeert gaandeweg haar machtsgebied uit te breiden. Dit gold ook voor de adellijke bisschoppen, die in hun diocees massaal de kerken- en kloosterbouw stimuleerden. Alom werd strijd gevoerd.

 Na 1122 Toenemende gewestvorming. Vorsten van grotere gebieden (Brabant, Holland, Zeeland, Vlaanderen, Bourgondië, Lotharingen) treden onafhankelijker van de keizer op. De bestuursorganen worden door meer bureaucratie professioneel – hoogopgeleide burgers – geleid, functies die niet langer gebaseerd zijn op privileges. De adel is nog wel actief aan het hof, het platteland en leger.

Ook in de Kerkorganisatie is deze bureaucratisering terug te vinden (kanunniken, kloosterordes).  In Frankrijk bleef de koning afhankelijk van zijn vazallen maar de hechte Karolingische band tussen kerk en de monarchie bleef lange tijd voortbestaan. In de twaalfde eeuw zorgde abt Suger – adviseur van koning Lodewijk VI – van de abdij van Saint-Denis bij Parijs[2] ervoor dat de kerk – vooral de bisschoppen - en de staat – de koning – een politiek en religieus verbond sloten.

1137-1144 Eerste voorbeeld van gotiek toegepast in de romaanse kerk van St. Denis. Abt Sugar wenste een grotere kerk die de horden pelgrims naar de kerk in geestvervoering kon brengen .[3] Dat moest gebeuren in de apsis met een ambulatorium als belangrijkste plaats in de kerk. Er werden nieuwe dure materialen gevonden. Ook technisch werd een vernieuwing doorgevoerd. De spatkrachten van het gewelf werden afgeleid naar bundelpijlers en niet meer naar dikke muren. De tussenliggende muurdelen konden nu tot grote hoogte van glas gemaakt worden. Daardoor ontstond schoonheid en harmonie en die berusten op volmaakte geometrische verhoudingen – zo is de wereld zelf ook geschapen – en overvloedig invallende licht weerspiegelt nu het Goddelijk Licht.[4](fig.2).

Samenvatting

Nadat het Romeinse Rijk het Christendom tot staatsgodsdienst had uitgeroepen is de band tussen kerk en de opeenvolgende keizerrijken een rol blijven spelen. Eerst toen in het leenstelsel zowel wereldlijke machthebbers als kerkelijke vorsten elkaars gebieden gingen betwisten, ontstond een nieuwe, politiek gescheiden, structuur. Aansluitend aan de sterke bevolkingsgroei bureaucratiseerden de vorstendommen en de kerk waarbij de opkomende handelselite stelselmatig de macht van de adel naar de achtergrond drong en in de kerk allerlei privileges kreeg of opeiste.

 

 

 

3 Conclusie

In deze bijdrage is globaal beschreven welke politieke omstandigheden, culturele innovaties en technische ontwikkelingen geleid hebben tot de gotische kathedraalbouw.

Na Karel de Grote verbrokkelde de centrale macht door het feodale leenstelsel. Rivaliserende leenheren en bisschoppen trachtten hun rechtsgebied mee te laten groeien met de aanwas van de Europese bevolking. Overal werden parochiale kerken, kloosters en basilieken opgericht of gerenoveerd veelal in de Romaanse stijl. Uit de hechte samenwerking tussen kerk en staat in Frankrijk ontsproot in de twaalfde eeuw de gotiek. De politieke invloed en de ideeën van innovatieve kunstenaars die de abt Suger in de twaalfde eeuw samenbracht in de renovatie van de romaanse basiliek van Saint-Denis, kan worden gezien als het begin van de gotische architectuur in West-Europa.

 

 



[1] Wikipedia 30 maart 2021

[2] Karel Martel, Pepijn II en Karel de Kale liggen hier begraven

[3] St Denis werd gezien als de eerste bisschop van Parijs en zou als leerling van Paulus bekeringswerk in Frankrijk hebben verricht. Hij werd begraven op de plaats van de kerk, wat vanaf de 5e eeuw pelgrims trok.

[4] H.W. Janson, History of Art (New York 1995) 330-334.