donderdag 3 september 2015

Analyse van OORLOG EN TERPENTIJN (AKO-literatuurprijs 2014)





ANALYSE VAN DE ROMAN  Oorlog en Terpentijn 
Auteur                                                           Stefan Hertmans
Titel                                                    ‘Oorlog en Terpentijn’
 Eerste druk                                       2013
Zeventiende druk                              2014
Opdracht                                           Voor mijn vader
Motto                                                ‘Het is alsof de dagen, als engelen in goud
                                                           en blauw, onvatbaar boven de cirkelgang van
                                                           de vernietiging staan.’ E.M. Remarque
Beoordeeld                                        Augustus/ september 2015/ Leen Moelker

================================================================= 
1. Biografie[1]
Stefan Hertmans werd geboren op  31 maart 1951 in Gent. Het gezin woonde lange tijd bij de grootouders  in, waardoor Stefan een nauwe band met zijn opa kreeg. Hij groeide op in het Vlaamse  Sint-Amandsberg en verhuisde in 1972 naar Gent, Assenede en ten slotte naar Beersel. Al snel bleek dat hij uitgesproken meningen heeft want op de middelbare school komt het even tot een conflict. Na die tijd ging hij Germaanse filologie studeren aan de Rijksuniversiteit Gent en studeerde af op Paul de Wispelaere, die Germaanse filologie doceerde. Daarna ging hij vanaf 1974 lesgeven aan het Secundair Kunstinstituut te Gent.
In 1981 debuteerde Hertmans als schrijver met de roman Ruimte. In 1984 verscheen zijn eerste gedichtenbundel  Ademzuil.  Hertmans had immer belangstelling voor het gehele culturele leven: literatuur, poëzie, muziek, films dans, theater, klassieke mythologie, filosofie en kunst en geschiedenis. Hij werd jazz gitarist, ging gedichten schrijven, publiceerde korte verhalenbundels zoals Gestolde wolken (1987) en schreef vele doorwrochte  essays waarvan sommige bundelsgewijs werden uitgegeven. Bovendien schreef hij libretti voor toneel en bekleedde hij de functie van redacteur van enkele tijdschriften, van Yang en van De Gids (1993-1996). Verder werkte hij onder anderen mee aan tijdschriften als Revisor, Dietsche Warande en Raster. Enkele essay’s werden in opdracht geschreven.
Van 1990 -2010 was hij docent kunstfilosofie en literatuur aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (Hogeschool Gent). Zijn bijzondere aandacht had en heeft nog steeds de agogie van de kunst. Wat gebeurt er met een mens als hij kunst bekijkt?
In een radio interview gaat Hertmans in op zijn literatuuropvatting. Verwondering en nieuwsgierigheid over de dagelijkse dingen in de wereld kenmerken zijn poëzie. Hij noemt dit een kenmerk van zijn vrouwelijke kant. Via essays tracht hij door te dringen tot de essenties en de logica van belangrijke vraagstukken. Daaruit blijkt zijn mannelijke behoefte tot analyse.
2. Mens- en levensbeschouwing
Hertmans´ belangstelling voor de cultuur verraadt een bijzondere interesse en gevoeligheid voor de spanningsvelden in het menselijk bestaan.  Hij werd door zijn kunstminnende opa op elfjarige leeftijd meegenomen naar de opera Aïda van Guiseppe Verdi en mede daardoor werd hij zelf ook een cultuurbeoefenaar.
Hertmans  voelde zich een leven lang schatplichtig aan zijn opa. Het thema van  `Het gebroken zakhorloge´ komt zowel in zijn boek over zijn opa Oorlog en Terpentijn als in interviews terug, wat erop lijkt dat hij met een schuldcomplex heeft rondgelopen totdat de schuld werd gedelgd met zijn bewerking van opa´s geschiedenis.
Hertmans´ kijk op de wereld wordt mede bepaald door een klassieke oriëntatie. Hij vraagt zich van alles af. Zoals in de essaybundel Het zwijgen van de tragedie gebeurt als hij het tragische denken in de westerse literatuur onderzoekt.
Uit interviews blijkt een gedreven Hertmans die op zijn zachte maar indringende manier van spreken zeer overtuigt. Van dat enthousiasme geeft hij ook blijk tijdens  zijn veelvuldige deelname aan internationale literaire evenementen en universitaire activiteiten.
Kortom, zowel de contemporaine  geschiedenis als het culturele verleden van de westerse mens, vormen voor hem het doel waarop hij zijn vragen afvuurt. Bij zijn gedichten gebruikt hij evenwel geen vast stramien maar laat hij de fantasie het werk doen.
3 Literair-historische context
In 2014 was het honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Dat is op ruime schaal herdacht in landen die daadwerkelijk in oorlog waren met Duitsland. Ook in de literatuur zijn vele geschriften, artikelen en boeken verschenen in dat jaar met de WOI als onderwerp. Dat laatste is niet vreemd want al vanaf het laatste decennium van de vorige eeuw is er in de literatuur en daarbuiten een grote belangstelling voor onze geschiedenis. [2] En Hertmans’ boek past in die traditie.
4 Korte inhoud van het boek
Opmerking vooraf
Hierboven is al gesteld dat de auteur Stefan Hertmans  mede door zijn opa is opgevoed omdat het gezin inwoonde bij de grootouders. Opa Urbain Martien schonk hem een horloge dat hij echter prompt in stukken liet vallen. Toen Stefan later ook de dagboeken van opa kreeg, beloofde hij zichzelf dat hij diens geschiedenis te boek zou stellen ter genoegdoening van zijn onhandige omgang met het horloge.
Na dertig jaar was het zover en begon de auteur met het beschrijven van herinneringen aan zijn opa met het doel om de tekst van de dagboeken om te zetten in een factionele geschiedenis (factioneel in verband met de vermenging van de werkelijke en de verzonnen wereld). Immers, in de verhalen bestonden leemten, onzekerheden en aannames naast feitelijkheden. Aldus ontstond een roman vanuit de twee schriften die opa op latere leeftijd – hij was al 72 – gevuld had met teksten over zijn oorlogsverrichtingen.
Het verhaal
De ik-verteller  vertelt in deel I de voorgeschiedenis van de familie Martien. Over-opa Franciscus is een arme kerkenschilder die trouwde in de late 19e eeuw met de bemiddelde en ontwikkelde Céline Andries. Zij kregen vijf kinderen, Emile, Clarisse, Melanie, zoon Urbain(1890) en de jongste. Urbain groeide op rond de eeuwwisseling van 1900 en moest op zeer jonge leeftijd (13) de kost helpen verdienen in een ijzergieterij. Soms hielp hij zijn vader bij de restauratie van beelden en fresco’s in kerkelijke ruimten. Het was afzien maar toch wist hij door avondstudie, oefenen en uitproberen een tekenvaardigheid te ontwikkelen.   Als dat leven Urbain te zwaar wordt volgt een gesprek met de parochie priester. Die adviseerde hem twee beroepen, soldaat of priester. Het werd soldaat en hij gaat daarom vier jaar in opleiding waarin hij gehard wordt en verdienstelijk leert schermen. In 1912 keerde hij naar huis terug en nam weer tekenles. Maar een vredige toekomst zat er voor hem niet.
In deel II volgen we Urbains belevenissen tijdens de WO I. Op 5 augustus 1914 wordt hij opgeroepen. België raakt in oorlog met Duitsland. In dit deel is Urbain de ik-verteller en wat volgt is een verslag van dramatische oorlogservaringen. Urbain wordt enkele keren neergeschoten zodat hij, amper nog in leven, naar het onbezette Liverpool moet om te herstellen. Daar vindt hij de kerk waar zijn vader Franciscus ooit een jaar lang aan muurschilderingen heeft gewerkt. In de geschilderde figuren ontdekt hij trekken van zijn familie. Weer terug aan het front meldt hij zich voor onmogelijk gevaarlijke  missies en gaat zijn manschappen – als sergeant –majoor – voor in de kogelregens. Hij blijft toch leven als door een wonder gespaard, waar vele anderen het leven lieten.
Dan volgt deel III. In 1918 ontmoette hij een buurmeisje Maria Emilia Ghys en zij maakten direct trouwplannen. Helaas werd Maria Emilia in 1919 slachtoffer van de wereldwijd uitgebroken Spaanse griep en ze sterft. Urbain wordt daarna door zijn aanstaande schoonvader aangemoedigd nu haar timide en terug getrokken zus Gabrielle te trouwen, wat hij uiteindelijk ook doet. Echt gelukkig wordt Urbain niet. Er volgden veertig jaren van emotieloos huwelijksleven want omhelzingen werden afgewimpeld. Urbain en Gabrielle kregen in 1922 toch een dochter (de moeder van de auteur) die ook Maria Emilia werd genoemd.
Urbains eerste liefde Maria Emilia bleef evenwel zijn kunst en leven op de achtergrond beïnvloeden. In zijn muziekvoorkeur  verwijzen de stuk gedraaide platen met  l’Arlésienne van Bizet  naar zijn militaire verleden en Schuberts Rosamunde naar de niet tot bloei gekomen liefde voor Maria Emilia. De identificatie met Schubert, die arm en miskend was, en toch de schoonheid had gediend, was daarbij evident.
In 1931 stierf zijn  geliefde moeder Céline.
Urbain ging in de ateliers van de Belgische spoorwegen werken. In 1936 werd hij afgekeurd. Uit de pensioenregeling doemt het beeld op dat Franstalige Belgen bevoordeeld worden boven de Vlaamstalige landgenoten. Uit protest noemt hij zich nu Urbaan.  Intussen had hij zich toegelegd op het naschilderen van kunstwerken van schilders als Anthony van Dyck, Martini en El Greco. Zijn meest geslaagde werk was een kopie van Man met gouden helm uit de school van Rembrandt dat in de Gemäldegalerie in Berlijn hangt. Zijn verf maakte hij altijd zelf en soms probeerde hij portretten te schilderen van Gabrielle en zichzelf.  Diep verborgen voor de blikken van Gabrielle vond men na zijn dood in 1980 een portret van zijn geliefde Maria Emilia, nageschilderd vanaf een foto.
In een tot dan toe verborgen afgesloten blikken trommeltje, vond de familie documenten en foto’s van de jonge Maria Emilia. Dan wordt duidelijk wie er eigenlijk op Urbains reproductie van Velasquez’  Venus staat geportretteerd…
In zijn nalatenschap trof men verder de versierselen aan van Urbain Joseph Emile Martien, de eerste sergeant-majoor, vuurkruiser en drievuldig drager van het ereteken van de Leopoldsorde, waarvan eenmaal met Kruis met drie palmen en eenmaal de Kroonorde met een palm, Ridderkruis voor uitzonderlijke verdienste, de militaire decoratie met streep, het Oorlogskruis met drie palmen en twee leeuwen, de IJzermedaille in de kleur van de Leopoldsorde en andere eretekenen.
Negentig jaar oud geeft Urbain het op en meldt zich bij Petrus met Je m’apelle Martien, pas Marsjèn, a vos ordres. En hij salueert.
5  Genre
Het boek behoort tot het genre ‘roman.’ Weliswaar bevat Oorlog en Terpentijn historische feiten die deels controleerbaar zijn, en om die reden zou het ook een historisch feitenrelaas genoemd kunnen worden. Echter, die ‘feiten’ komen van een ooggetuige die zijn persoonlijke kijk op het verloop van de gebeurtenissen geeft. Bovendien ontbreken belangrijke schakels in het geschiedverloop en die leemte wordt met aannames en de fantasie van de auteur aangevuld. Daarom spreken we hier van een mengvorm van realisme en fictie: faction.
6  Structuur
De roman heeft 334 bladzijden. De verdeling over de bladzijden is als volgt
Deel I (1-160) bevat 70 sterren (*) waartussen tekst is opgenomen. Zij nemen de plaats in                         van de hoofdstuknummering.
Deel II (161-262) bevat vijf (5) genummerde hoofdstukken die soms met * zijn opgedeeld.                         Hoofdstuk 3 heeft een ondertitel: ‘Slag aan de IJzer, oktober 1944.’                                                                                                                                               
                        Dit deel heeft het opschrift  “1914-1918”en bevat het soms woordelijk                                    overgenomen feitenrelaas van Urbain.
Deel III (263-334) heeft geen hoofdstuknummering maar 32 sterren (*). Het motto van dit hoofdstuk luidt:
“Nooit, zo zei hij, had hij geloofd hoe lang de dagen, de tijd en het leven konden gaan duren voor iemand die op een zijspoor is gezet”
                                                                       W.G. Sebald
Verspreid in het boek zijn zesentwintig (26) afbeeldingen in zwart-wit opgenomen.  De plaats ervan is niet willekeurig gekozen maar correspondeert ongeveer met de omgevende tekst. Het beeldmateriaal  heeft daarom geen titel. Omdat niet overal direct duidelijk is waarom een illustratie lijkt te zijn opgenomen geef ik hier daar een overzicht van, nu met zo mogelijk originele titels.
Soort afbeelding
Kunstenaar
Titel
Jaar van ontstaan
Waar
Op bladzijde
1. Foto
onbekend
De strik van Urbain
onbekend
Gent
14
2. Foto
Hertmans?
Grafzerk van Céline
Ca 1990
Gent
22

3. Geschilderd portret
Jules Lunteschütz
 Filosoof Arthur Schopenhauer
1855
Frankfurt
27
4. Schilderij
Rembrandt van Rhijn
De geslachte os
1643
Amsterdam
31
5. Schilderij
Diego Velàzques
La Venus del espejo
1647-1651
Amsterdam/Rome
41
6. Foto
Onbekend
Grafmonumnt van Familie U. Martien-Ghys
 Ca. 1960
Gent
46
7.Foto
Onbekend
Zuidstatie Gent
1848/foto onbekend
Gent
60
8.Schilderij
Emile Claus
1849-1924
De IJsvogels
1891/foto 1990
Astene
63
9. Schilderij op kei
U. Martien
Rapallo
1920-1940
Rapallo
67
10. Foto
Onbekend
Hertmans?
Entree van “De berg der barmhartigheid”
2014?
Gent
70
11. Schilderij
Jan van Beers Jr.
Portret van Peter Benoit, componist
1883
Gent
72
12. Foto
onbekend
Pand Kouter 172 Gent (Club des Nobles)
1774/1 mei 1979
Gent

13. Foto
Onbekend
Sociaal oproer in België
Onbekend
Gent?
85
14. Foto
Hertmans?
Grafzerk op graf Daniel Kinet
1910-1914/2012
Alsemberg Vorst (Brussel)
155
15. Foto
Hertmans?
Beeldje Bernadette Soubirous
>1914/ 2012
Lourdes-Oostakker
159
16. Foto
Onbekend
 Urbain Martien in 1918 ?
> 1918
Gent?
262






Object
Kunstenaar
Titel
Jaar van ontstaan
Waar
Bladzijde
17. Schilderij
Palma Il Vecchio
La Bella
1518-1520
Bergamo
278
18. Foto
Onbekend
Urbain (34), Gabrielle (37) en Céline (56) e.a. op bedevaart
1924
Diksmuide
283
19. Foto
Hertmans
Oorlogsgraven monument Schiplaeken
> 1920/ 2012
Schiplaken
293
20. Schilderij
Anthony van Dijck
Martinus van Tours
1621
Zaventem
300
21. Schilderij
Urbain Martien
Gabrielle
1958-1959
Gent
312
22. Foto
Hertmans?
De rivier de IJzer en omgeving
2012
Tervaete
323
23. Schilderij
W.A.Rieder
Franz Schubert
1825
Frankfurt
325
24. Schilderij
Urbain Martien
Zelfportret met hoed
1975-1981
Gent
330
25. Schilderij
Urbain Martien
Zelfportret met penseel en palet
1975-1981
Gent
331
26. Schilderij
School van Rembrandt
Man met gouden helm
1650
Duitsland
332







Analyse van het beeldmateriaal
De verteller I illustreert de tekst met authentiek beeldmateriaal. De  hier genoemde  negen schilderijen hebben voor de hoofdfiguur Urbain, schilder en verdienstelijk kopiist, een grote betekenis gehad ( nummers 4, 5, 9, 17, 20, 21, 24, 25, 26). Of ze waren de inspiratie voor een kopie, of ze waren eigen maaksels. De overige vier nummers 3, 8, 11, en 23 verwijzen naar personen die door hun kunst of uiterlijk Urbain nader identificeren. De 13 foto’s verwijzen naar de historische plaatsen van handeling, vaak recentelijk gefotografeerd.
Deel I bevat de voorgeschiedenis van het boek en het is de opmaat naar deel II waarin Urbain, verslag doet van zijn belevenissen in WOI. In deel III volgt de zoektocht van de kleinzoon/verteller naar de waarheid achter Urbains leven na 1918, waarover echter weinig informatie beschikbaar blijkt te zijn. Urbains dagboeken eindigen in 1919.
Door de korte delen tekst tussen de (*) zijn er snelle wisselingen in de TIJD/RUIMTE. Dat heeft een voordeel (afwisseling) en een nadeel (vaker onderbreken verhaallijn). Het is prettig dat de mémoires  van opa Urbain in een apart deel zijn opgenomen zodat  ze chronologisch geordend worden aangeboden.
7  Vertelsituatie en perspectief     
Er is een ik-verteller die in deel I de recente geschiedenis van zijn familie aan het licht brengt. Herinneringen van de verteller en van anderen als zijn vader en Urbain zelf zijn de bouwstoffen van deze roman.  Er is een tweede ik-verteller (Urbain) die met behulp van verteller I een sluitend verhaal construeert. Hierbij worden eventuele leemten door aannames opgevuld.  Dit soort zinnen beginnen dan met : “Ik probeer me voor te stellen” of “Ik herinner me” of “Ik stel me voor dat…”
In deel I is het perspectief vanuit de kleinzoon/verteller, in deel II vanuit het gezichtspunt van opa Urbain en in deel II is de blikrichting weer vanuit de kleinzoon/verteller.  Soms staat de verteller de focalisatie af aan een personage zoals op bladzijde 100-102, 110-114, als de tekst in de onvoltooid tegenwoordige tijd staat  waar elders de onvoltooid verleden tijd wordt gebruikt.
8 Stijl
Als lezer ontdek je al snel dat de verteller op een plezierige open wijze een persoonlijk verhaal vertelt.
De tekst is in zeer toegankelijk Nederlands geschreven. De verteller I verhult niet dat hij het Nederlands van verteller II heeft aangepast  aan het hedendaags taalgebruik.
Regelmatig begint een hoofdstuk met een inleidende zin waarin de activiteiten van de verteller/onderzoeker worden verantwoord. “Op Internet loop ik alle adressen na…” (bladz.116). Soms lijkt een hoofdstuk op een inlas of inval ter verduidelijking van het volgende hoofdstuk (142).
De beschrijvende vorm waarin het verhaal is gegoten past goed bij een eenvoudige verhaalstijl. Er zijn geen moeilijk op te sporen procedé  ’s  gebruikt. Min of meer wordt de geschiedenis recht uit recht aan verteld. Zo nu en dan komen typisch Gents/ Vlaamse uitdrukkingen voor zoals het woord ‘beluiken’ (59).[3]
In het algemeen lijkt het erop dat de verteller al grasduinend zijn materiaal heeft gerangschikt.
9 Thematiek
Oorlog ( geweldsacties uit de Eerste Wereldoorlog);
 Liefde (relaties tussen mensen);
 Cultuur (muziek, schilderkunst, religie, literatuur, stedenbouw en architectuur);
 Geschiedenis ( sociale omstandigheden 20e eeuw, WOI,  de katholieke kerk in de                              samenleving).

10  Ruimte
Het verhaal speelt in België, vooral Gent en omstreken, en verplaatst zich tijdelijk naar  Brussel en langs de rivier de IJzer, Liverpool, Rapallo (Italië).
Psychologische ruimte: 
De personages leven in een tamelijk gesloten sociaal verband – het gezin, de kerk, het werk – en ervaren naast steun daarvan ook de druk van de sociale verplichtingen, en de beperking van hun vrijheid.  Zij behoren tot de lagere sociale klassen en van hen wordt blinde gehoorzaamheid verwacht. 
11 Tijd            “Plekken zijn niet alleen ruimte, ze zijn ook tijd” (bladz.75)
Globaal bestrijkt het boek een periode van  1885-2013. Chronologisch begint de familiegeschiedenis met het huwelijk tussen Franciscus Martien en Céline Andries, de jeugdjaren van Urbain, hun zoon en de liefdesaffaire tussen Urbain , Emilia ( 1919) en Gabrielle, haar zus. Uit het huwelijk wordt een dochter Emilia geboren, de moeder van de auteur.
De vertelde tijd varieert  door de wijze van vertellen in twee delen met meer dan honderd korte hoofdstukken  ( en natuurlijk een middendeel met vijf hoofdstukken). Dat houdt ook in dat er veel ellipsen (74), tijdsuitsparingen (142) en isochronie (deel II) in voorkomen. Dat verspringen in de tijd zien we ook terug in enkele flash backs en flash forwards zoals op bladz. 61 als vooruitgeblikt wordt op Daniel Kinet. De vertelde tijd van heden en verleden zijn in veel hoofdstukken van deel I en III verweven met elkaar zoals in de zoektocht van de verteller naar de authentieke plaatsen van handeling.
12  Personages
·       Kleinzoon als verteller I
·       Grootvader Urbain als verteller II
·       Gabrielle Ghys, echtgenote van Urbain
·       Emilia Ghys, geliefde van Urbain tot haar dood en zus van Gabrielle
·       Franciscus Martien, vader van Urbain
·       Céline Andries, echtgenote van Franciscus
·       Broers en zussen van Urbain: Jules, Clarisse, Emile en Melanie (beperkte rol).

We vernemen de geschiedenis door de ogen van de algemene verteller. Hij beschrijft de personages waardoor we ze niet erg persoonlijk leren kennen. Dialogen zijn er nauwelijks. Via de (herschreven) mémoires van Urbain dringen we echter wel enigszins door tot de diepste roerselen van zijn ziel maar toch heeft hij zijn meest intieme ervaringen uit de publiciteit gehouden.

13  Titelverklaring
De titel Oorlog en terpentijn verwijst naar twee belangrijke elementen uit het leven van Urbain Martien. In deel II doet hij woordelijk verslag van zijn oorlogservaringen tijdens de Eerste Wereldoorlog. In de delen I en III vernemen we hoe hij probeerde in de voetsporen van zijn vader te treden. Die was immers kunstschilder en frescospecialist. Zijn talent bleef echter haken bij het kundig kunnen kopiëren van het werk van anderen. Het boek laat enkele voorbeelden zien van zijn poging portretten te schilderen. Schilders gebruiken olieverf en terpentijn, vandaar de titel.
14  Motto en opdracht
  De opdracht luidt:    Voor mijn vader”
Aangezien de vertellers moeder uit de familie Martien stamt, de familie die alle aandacht krijgt in dit boek, terwijl zijn vader toch hecht verbonden is met zijn schoonfamilie, wordt de vader hier nadrukkelijk ook bij de geschiedenis betrokken.
Het motto luidt:
                                               ‘Het is alsof de dagen, als engelen in goud
                                               en blauw, onvatbaar boven de cirkelgang van
                                               de vernietiging staan.’ E.M. Remarque

Dit citaat van de Duitse schrijver E.M. Remarque (1898-1970) verwijst vooruit naar de inhoud van het boek. Remarque was ook een oorlogsveteraan uit de Eerste Wereldoorlog. Hij schreef het beroemde boek Im Westen nichts Neues (1929) met een impliciet commentaar op de onmenselijkheid van een loopgravenoorlog. Van zijn boek werden miljoenen exemplaren verkocht. Door zijn pacifistische houding  namen de Nazi’s hem het Duitse staatsburgerschap af.
Het zijn de ervaringen van Remarque die worden gedeeld door de hoofdpersoon Urbain Martien uit het boek.
Het motto beschrijft een vergelijking tussen de engelen in goud en blauw en de dagen waarin  het leven geleefd wordt. Het eerste zinsdeel doet denken aan de beelden van engelen in een kerk. We zien ze als de vredelievende boodschappers van Hogerhand van wie goede berichten voor de mensheid worden verwacht. Maar de beloftevolle  ‘dagen’  horen even niet meer bij de aarde, ze zweven erboven als verweesde engelen in goud en blauw.
In het tweede zinsdeel is het onderwerp ‘de cirkelgang van de vernietiging.’ Het gaat hier om een cirkelgang, dat is een eindeloos voortgaand bewegingsproces. En dat proces heet hier ‘de vernietiging.’  Wat wordt er vernietigd? Antwoord: de mens en de wereld om hem heen worden steeds opnieuw slachtoffers van oorlogen en geweld. 
Anders vertaald:  De tijd stoort zich niet aan wat er gebeurt.  Hij tikt door ook al staat de wereld voortdurend in brand.
Het tweede motto bij deel III bevat een tekst van W. G. Sebald. “Nooit, zo zei hij, had hij geloofd hoe lang de dagen, de tijd en het leven konden gaan duren voor iemand die op een zijspoor is gezet.”
Sebald is een Duits schrijver wiens stijl net als die van Hertmans gekenmerkt wordt door een vermenging van feiten en fictie. Hij is een Nazi hater. Het citaat aan het begin van het derde deel van het boek is een opmaat naar het verhaal dat volgt en waarin Urbain al vanaf zijn 36e levensjaar met pensioen is en uiteindelijk 90 jaar wordt. Inderdaad, hoe lang kan een leven duren als je zo lang buiten het arbeidsproces staat, je kunt dat gerust een zijspoor noemen.

15  Intertekstualiteit
Uit de literair-historische achtergrond van het boek bleek al dat de tekst verwijst naar de geschiedenis van Europa in de 20e eeuw.
Net als in het boek De eeuw van mijn vader van Geert Mak lopen in Oorlog en Terpentijn een familiegeschiedenis en de West-Europese politieke geschiedenis samen op.
Of het bewust gebeurd is weet ik niet maar de vriendelijke toon van het boek is goed te vergelijken met de commentaarstem uit het boek Im Westen nichts Neues van Remarque (zie onder motto).[4]
De zesentwintig afbeeldingen stammen voor een deel uit de hedendaagse werkelijkheid, vooral de foto’s, en voor een deel uit de geschiedenis  van de beeldende kunst en architectuur.  Die intertekstualiteit reikt  bouwstenen aan voor het verhaal,  zoals het schilderij Venus met spiegel  (Diego Velàzquez) doet  om het verdriet van Urbain op te roepen en te verklaren (zie foto).

En zou La Bella (Palma il Vecchio) niet dezelfde functie kunnen hebben?


Ook is er intertekstualiteit met de muziekgeschiedenis te vinden in de beschrijving van Schuberts Rosamunde en  in l’Arlésienne van George Bizet.
 
Diego Velàzquez, The toilet of Venus, 1647-1651, olieverf op doek, 122x177 cm, National Gallery, London. Andere naam: The Rokeby Venus.




De muziek wordt zo gekoppeld aan de herinnering aan en van de hoofdpersoon.
Die verwijzing is zo belangrijk en zo krachtig dat zelfs een portret van Schubert in het boek is opgenomen.
Oorlog en Terpentijn is verstrengeld met talloze onderdelen van onze cultuur 
Bijvoorbeeld:
De Bijbel:        waarin een connectie is met Maria als moeder van Jezus;                         ook de fresco’s in de diverse kerken (Liverpool, Gent) en de schilderijen                                     (Zaventem) zijn op de Bijbel terug te voeren.
Literatuur:      Op de bladzijden 65 en 66 komen veel verwijzingen voor naar beroemde                         schrijvers. Ze proberen de hoofdpersoon in een culturele context te plaatsen.
                        Urbain is tijdens een pelgrimsreis naar Rome voor een korte stop in Rapallo:
                        Friedrich Nietzsche, filosoof, die in Rapallo het idee kreeg voor Also sprach                         Zarathustra;
                        Ezra Pound, modernistische dichter, zou toen in Rapallo zijn Canto’s  hebben                       geschreven. Het was in de tijd van Mussolini met wie hij contact had en van                 wie hij zich later distantieerde.
                        William Butler Yeats logeerde in Rapallo. Zijn gedicht The second coming gaat                 over de onzekerheid en bezorgdheid over de toekomst van een wereld die                         door de oorlog is verscheurd.
Filosofie          De afbeelding van Arthur Schopenhauer verwijst naar het parallelle karakter                      van Urbain en de Kantiaanse filosoof van het pessimisme. De tragiek in het             bestaan is ook een studie onderwerp van de auteur, dus de keus voor                            Nietzsche en Schopenhauer in het boek lijkt mij niet vreemd.
16 Receptie
Het boek Oorlog en Terpentijn  heeft goede kritieken gekregen en is zelfs beloond met de AKO-literatuurprijs 2014 en de lezersprijs Gouden Boekenuil. Het boek is al beschikbaar in of zal nog uitkomen in de belangrijkste Europese talen.

17 Interpretatie
Kort samengevat is dit boek te classificeren als een familiekroniek.  Maar het is wel een bijzonder verhaal omdat  in het hart van het boek een ooggetuigenverslag van een Belgische soldaat uit de Eerste Wereldoorlog is opgenomen. We zijn geneigd om persoonlijke verhalen als waar aan te nemen.  Maar mémoires  kunnen gekleurd zijn doordat herinneringen voortleven  en de details vervagen.  Veteranen vertellen doorgaans vaak over hun meest hachelijke momenten en zo houden ze de herinnering levend. Kloppen de feiten wel?  Verteller I heeft fantastisch werk verricht door de authenticiteit van die herinneringen te willen opsporen.  Hij heeft bovendien bewijzen gezocht en waar hij ze niet helemaal vond een ‘best-estimate’ ingevoerd.  Aldus is een historisch feitenrelaas uitgebouwd tot een liefdevolle roman.
De vermenging van historische feiten met zo zeker mogelijke  fictie wijst erop dat het boek vanuit het perspectief van handeling is geschreven. Dat geeft vaart aan het verhaal. En het is ook interessant om te lezen omdat heden en verleden soms in hetzelfde hoofdstuk met elkaar verbonden worden. Ik ben daarom geneigd om dit boek te zien als een verslag van een reeks gebeurtenissen.
De levensgeschiedenis van Urbain wordt na 1919 summier behandeld. De dagboeken met details eindigen immers in 1919? We weten van heel veel dus niets, bijvoorbeeld hoe hij stond tegenover de afwijzende Gabrielle, hoe hij zijn post-traumatische periode is doorgekomen, of hij desondanks echt gelukkig is geweest en in hoever zijn stille verdriet invloed op zijn omgang met anderen heeft gehad.  Daarom ontbreekt het aan inzicht om dit boek een psychologische roman te noemen. De mémoires tonen ons gedetailleerd, dat Urbain een  idealistische jongeman een trouwe soldaat en een dappere overlever was. Verteller I stelt echter, dat hij geen toptalent als schilder was maar wel  een verdienstelijk kopiist.
Ik kan dan ook geen tweede interpretatieniveau ontdekken. Of het zou moeten zijn dat het boek mede als boodschap heeft dat vroegere tijden voor sommige sociale klassen onmenselijke trekken hadden. Of een verwijzing naar de bron van tegenstellingen tussen Walen en Vlamingen.
Er blijft over dat we dit boek kunnen zien als een relevant document bij de herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Het geeft ons een realistische inkijk in de loopgravenoorlog van destijds. Maar ook is het een mooie beschrijving van een toevallig mensenleven op een toevallige plek in een toevallige tijd.  Het is ook de geschiedenis van  de twintigste eeuw waarin ellende en sociale onderworpenheid  in de westerse wereld uiteindelijk  verkeerden in een breed ervaren welvaart, menselijk geluk en voorspoed.
18 Slot
Stefan Hertmans heeft terecht de AKO literatuurprijs gewonnen voor zijn mooie, erudiete boek. Ik heb genoten van de brede culturele inbedding van Oorlog en Terpentijn. Hij heeft de herinneringen van zijn grootvader erin geboekstaafd en deze op een uiterst subtiele wijze in een moderne vertelling ondergebracht. Als het boek ergens toe aanspoort is het wel tot trouw blijven aan je beloftes, tot vrede stichten, tot oog hebben voor het Schone en het Verhevene en tot een sterk geloof blijven hebben in jezelf en je idealen.
Middelburg, 16 oktober 2015.


                                              























  
                                         


[2] Voorbeelden zijn de boeken Congo (David van Reybrouck), Het Verhaal van Brodeck (Philippe Claudel).
[3] Beluiken zijn aan elkaar gebouwde kleine zeer eenvoudige woningen die gesitueerd zijn aan een smalle afsluitbare straat. Het waren woningen van plaatselijke ondernemingen die gebouwd waren voor hun arbeiders. Die werden overigens verplicht in de bijbehorende winkels hun inkopen te doen.