FRISO TEN HOLT
EINDELIJK IN KLEINE MAAR INTERESSANTE TENTOONSTELLING
Leen Moelker
Kunstenaar: Friso ten
Holt;
Vorm:
Schilderijententoonstelling;
Plaats: Museum de
Fundatie, Zwolle;
Tijd: 24 mei- 1 oktober
2017;
Combinatie: met werk van Jeroen Krabbé en Bob Dylan;
Openingstijden: di/za
1100-1700;
Curator: Marguerite Tuijn;
Must see: Jacob en de Engel, Zwemmers;
Relaties: Jeroen Krabbé
was een leerling van Ten Holt;
Gezien: 27 juli 2017;
Vaste presentatie Jacob en de Engel: Radboud
Universiteit Nijmegen.
|
Het
toen behandelde schilderij Jacob en de
Engel maakte zoveel indruk op mij dat ik het werk ook daadwerkelijk wilde
zien. Daar kwam het evenwel niet van, deels omdat het werk steeds ’op reis’
bleek te zijn.
Kort
geleden is het dan toch gelukt om oog in oog te kunnen staan met een deel van
het oeuvre van Ten Holt.
De
50 schilderijen en tekeningen geven een goed inzicht in de manier waarop en de
nauwgezetheid waarmee Ten Holt zijn motieven, vormen en kleuren koos en
ordende.
Waarom
die aandacht voor Ten Holt? Hoe is Ten Holts stijl te duiden? Welke betekenis
kan Jacob en de Engel voor iemand hebben?
Met deze vragen wil ik mij onder andere bezighouden in de onderstaande
bespreking.
1 Biografie[1]
Friso
ten Holt werd geboren op 6 april 1921 als
zoon van de kunstschilder Henri ten Holt en Kitty Cox. Eerst was er zijn
zus Kitty, en later zijn broer Simeon en zus Sientje. Het gezin woonde in
Bergen, Noord-Holland, maar verbleef ook
tijdelijk in Argelès-Gazost, in de Franse Pyreneeën waar Friso het levenslicht
zag.
Hoewel
de familie afkomstig was uit de gegoede burgerij waren er geldzorgen. Vader
Henri kon van zijn kunst niet leven en was afhankelijk van zijn schoonfamilie. Hem
onderhouden waren ze aan hem, de maker
van mooie kunst, verplicht vond hij.
Friso
ging naar het Murmellius-gymnasium in Alkmaar om zich naar de wens van zijn
moeder voor te bereiden op een studie theologie. Maar dat ging niet en hij
vervolgde zijn opleiding aan de HBS in Alkmaar. In de vrije tijd onderwees
vader Henri hem in schilderen en tekenen. Daarbij werden hem vooral regels en
theorie ingeprent en hoe die in praktijk te brengen. Vooral de benadering van
Cézanne vond weerklank bij hem. Cézanne werkte volgens een modelé of motief
maar de vorm werd bepaald door kleuren en niet door contouren.[2]
In 1939 begon hij met tekenlessen aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in
Amsterdam. In 1941 vestigde Friso zich als kunstenaar in Bergen en werkte samen
met zijn vader. Toen volgde een periode met veel verhuizingen om aan de
Arbeiteinsetz te ontkomen. Uiteindelijk kwam hij terecht in het atelier van Constant
(Nieuwenhuis) aan het Sarphatipark in Amsterdam en bleef daar 25 jaar.
Op
9 oktober 1946 trouwde hij met Vica Taselaar (1911) met wie hij in 1947 Friso
jr. kreeg, in 1949 Barbara en in 1952 Klaas. Vica was de kostwinner door haar
vaste baan bij diverse sociale instellingen en de reclassering.
Inmiddels
was Friso ten Holt bekender geworden dank zij tentoonstellingen. Eerst geremd
door zijn vader (flauwekul) het kubisme te leren kennen, ontwikkelde hij vanaf
1946 een eigen kubistische stijl in werken van groot formaat. Hij keerde zich
tegen de Cobrastijl die volgens hem onvoldoende voeling onderhield met het
verleden. In 1952 logeerde hij enkele maanden bij Corneille en Appel in Parijs
en later ook in Concarneau in Bretagne waar hij de schoonheid in de natuur opnieuw ontdekte. Dat
leidde onder andere tot zijn verhuizing naar een gehucht in de polder bij
Callantsoog, Abbestede. Landschap en licht werden de motieven van zijn werk
(Fig.1). Inmiddels had Friso grote bekendheid gekregen in Engeland door toedoen
van John Berger, een kunstcriticus. Deze non-conformistische marxist
classificeerde Ten Holts werk als sociaal- realisme – vooral ten tijde van
Stalin in Rusland populair – en hij
gebruikte
het in zijn streven het sociaalrealisme te propageren. In 1963 was Ten Holt
mede door de verkopen financieel bemiddeld en kocht hij Keizersgracht 614,
Amsterdam. Hij werd docent aan de Ateliers ’63 in Haarlem tot 1966. In 1966
werd hij docent aan de Rietveldacademie tot zijn benoeming als hoofddocent aan
de Rijksacademie in 1969. In 1971 gaf hij atelier Sarphatipark op.
Fig.1
Friso ten Holt, Donkere Wolken, 1978,
olieverf op doek, ca 60 x 60cm,
Particuliere collectie (Foto: Ada Markusse 27.7.2017).
In 1978 verwierf
hij een grote opdracht voor een glas-in-loodraam (‘Het beleg van Haarlem’) voor
de St. Bavo in Haarlem.
Vanaf
1985 leefde hij een leven in de luwte. Op 20 december 1997 overleed hij in
Callantsoog.
2 Stijlontwikkeling
Friso
ten Holt is een zeer veelzijdig beeldend kunstenaar geweest. Hij ontwierp
glas-in-loodramen en wandtapijten, was schilder, etser, docent, aquarellist,
portrettekenaar en een blijvende zoeker naar de juiste vorm en kleur in zijn
werk.
Friso
onderging de invloed van zijn vader Henri ten Holt op een bijzondere wijze:
zeven jaar lang poseerde hij voor zijn eigen portret. Dat offer moest gebracht
worden om de kunst te optimaliseren en te vernieuwen. Maar al gauw ontwikkelde
hij het idee dat zijn werk een eigen coloratuur en vorm moest hebben. Hij
experimenteerde volop in houtskooltekeningen of in krijt tot hij na 1945 onder
invloed kwam te staan van het kubisme. In een schilderij zijn inderdaad alle
elementen van hetzelfde gewicht, werd zijn uitgangspunt.[3]
Zijn vader had die kubistische stijlperiode ‘doodgezwegen’ en liet Friso alleen
Cézannes stijl doorgronden.
Op
de tentoonstelling in Zwolle (2017) is een schilderij te zien uit die periode: De schilder met zijn vrouw (zelfportret met
Vica) uit 1947. In het genoemde schilderij vallen de krachtige
cézannistische kleurvlakken op, meer nog
dan de vorm en compositie.
Ten
Holts schildermethode bestond enige tijd uit het zorgvuldig combineren van
verflagen oplopend van vaal tot ongemengde pure kleuren. Soms probeerde hij met
de vorm en kleur apart van de compositie te experimenteren zoals in Dansers (1951)[4]
ook aanwezig op de tentoonstelling.
Vergeleken
met de Cobragroep – die de spontane abstractie voorstond – bleef Ten Holt zijn
eigen tegendraadse benadering volhouden. Dat viel op bij de Engelse criticus
John Berger die hem lovende kritieken in de Engelse pers en onder kunstkenners
bezorgde. Beiden deelden de kubistische gevoelservaring. Maar Ten Holt had zijn
vaste stijl nog niet gevonden. Na een periode in Bretagne werd ‘de ervaring van de natuur de drijfveer
voor het schilderen.’[5] Onzekerheid over een eigen stijl en zijn
afwijkende benadering van traditie en vernieuwing in de kunst, bracht een zeker
isolement en innerlijk gevecht met zich. Van deze strijd en vlucht getuigt Jacob en de Engel. Na 1956 in Abbestede
keerde hij inderdaad terug naar de natuur en werden landschap en licht de
basismotieven in zijn werk dat nu vooral ook etsen, inkttekeningen en ander
grafiek als kopergravures inhield.[6]
Van de schilder die zoekende is naar een eigen vorm en stijl spreekt de serie Zwemmers. Nu blijken kleur en licht de
bepalende elementen in zijn oeuvre en niet het idee erachter. De veel gebruikte grijstinten – ontstaan door
eindeloze kleurmenging – verdwenen en directe kleuren als titaanwit,
cadmiumrood en citroengeel ondersteunden een opgewekte stijl. Daar behoorden
ook de aquarellen met monumentale naakten toe die hij veelal aan het strand
situeerde. Nog steeds speelde het figuratieve een belangrijk rol in zijn
schilderijen. Dit wordt onderstreept door een schilderij uit 1968 Portrait of a girl (Barbara) –ook
aanwezig op de tentoonstelling – met een levensechte, klassieke maar toch authentieke
weergave van een jonge vrouw (Fig.2).
Fig.2 Friso ten Holt, Portrait of a girl (Barbara), 1968, olieverf op linnen,
100
x 80cm, Erven Ten Holt. (Foto: Marten van der Kamp 2017).
Minder
gecompliceerde kleurvlakken markeren een kleine stijlbreuk met de kleurvegen in
zijn landschappen. Er volgden nog meer van dergelijke experimenten met buurman
Ab Roos en gemaalhouder Teun Mooy (ook te zien). Wat daarin opvalt, zijn de
verticaliteit van het beeld en de grote
omvang van de lijst.
Het
zal duidelijk zijn dat Ten Holt zich hiermee – en met zijn vele strandgezichten
– steeds verder van de professionele (abstracte) mainstream verwijderde.
Tijdens de jaren als docent ontdekte hij een gelijkgestemdheid met het kleurige
werk van de impressionist Corot. Eenvoudig blijven was zijn devies, maar juist
dat bracht hem geen grote populariteit.[7]
Echter,
wie het wel kon waarderen genoot van de consistentie van onderwerp en de
betekenisvolle voorstelling. Na 1975
exposeerde hij nog maar sporadisch in galerieën of in musea.
3 Bespreking van de Tentoonstelling
Fig.3
Friso ten Holt, Stilleven met fruit,
1946/1947, olieverf op hout, 20 x 35 cm, Erven Ten Holt (Foto: Marten van der
Kamp 2017).
Zoals
eerder gesteld is het maar een kleine tentoonstelling gelet op de meer dan
duizend kunstwerken die Friso heeft gemaakt en die zijn gedocumenteerd. De
collectie aan
schilderijen,
tekeningen en etsen is in slechts enkele ruimten van de ‘Fundatie’ opgehangen,
maar is uitzonderlijk goed uitgelicht.
Direct
na binnenkomst is er een knusse zaal met een videopresentatie waarin onder
andere John Berger, de Engelse kunstcriticus die Ten Holts oeuvre in 1962
wereldfaam bezorgde, betoogt, waarom deze kunstenaar zo belangrijk is en was.
Direct
daarna, in de volgende zalen, worden we met praktische voorbeelden geleid langs
de hoofdstroom in Ten Holts oeuvre. Daarbij
is per zaal geen strikt chronologische volgorde van de werken aangehouden. Toch
is het mogelijk zijn stijlontwikkeling op de voet te volgen. Voor 1945 was
Friso vooral bezig zich te bekwamen in de kunst van tekenen en schilderen,
daarbij aangestuurd door zijn vader Henri ten Holt. Van zijn vader zijn ook
enkele houtskooltekeningen te zien. Zo is aan Friso met papieren muts, 1932, houtskool, 40x35 cm de virtuositeit
van vader Henri af te lezen. Maar hiervoor poseren was voor Friso ook een mooie
ervaring in geduld. In 1943, toen hij zich als kunstenaar had gevestigd maakte
hij een soortgelijk Zelfportret,1943,
houtskool op papier, 60x45 cm. Maar daarmee sloot hij ook een periode af. In
1946 vatte hij met Stilleven met fruit sympathie op voor Cézannes kubistische
opvolgers Braque en Picasso. (Fig.3).
Zoals
hierboven aangegeven zocht Friso een eigen stijl met behoud van de traditie. Daarbij had hij een uitgesproken voorkeur voor het
figuratieve motief. Daarvan geven blijk de vele portretten en zelfportretten
die hij gedurende zijn gehele loopbaan heeft geschilderd. Ook toen hij in de
jaren zeventig van de twintigste eeuw
verder abstraheerde van de werkelijkheid bleef ‘het figuur’ hem boeien. Voor zijn
bewonderaars was dat een prettige ervaring want het werk bleef voor hen
herkenbaar. Maar tijdgenoten kozen voor een andere richting. Karel
Appel zou ooit geroepen hebben: “Ik rotzooi maar wat an” en wie hem als
schilder bezig heeft gezien in de film van Jan Vrijman zal dat misschien
onderschrijven. [8]
Ten Holt was bedachtzaam en dat is op de tentoonstelling af te lezen aan de
voorstellingen. Die neigen weliswaar
soms naar abstractie, maar zelden verkeren kijkers in onwetendheid over wat ze
zien.
Is Ten Holt met de afwijzing van abstractie te
eigenzinnig geweest, is hij te simpel gebleven en had hij beter de avant garde
kunnen volgen? Dat is moeilijk te zeggen. Veel hangt af van wat particulieren
en de musea die in kunst investeren, belangrijk vinden. Zo was Rudi Fuchs
(Stedelijk Museum Amsterdam 1993-2003)
enthousiast over Gerhard Richter en Karel Appel. Hij kocht altijd de beste
kunst, vond hij. En de massale
belangstelling bij het publiek voor de kunst van de hedendaagse kunstenaar
Marlène Dumas is zeker in financieel opzicht opvallend. Dat geluk was Friso ten
Holt pas beschoren in 1962, nadat John Berger hem in Engeland de hemel in had
geprezen. In elk geval hield Ten Holt zich in de tijd vlak na de WOII bij zijn
eigen uitgangspunten en zocht hij een balans tussen traditie en vernieuwing.
Een
schilderij uit dit stadium van Ten Holts ontwikkeling is zonder twijfel De Schilder en zijn vrouw (zelfportret met
Vica), (Fig.4 links). Ik heb dat hierboven al aangegeven. Het sluit
enerzijds aan bij de portrettenserie maar anderzijds zijn de figuren hoekig.
Ook de grote kleurvlakken van Cézanne zijn er nog in herkenbaar (zie hiernaast). Een andere grote verandering in zijn toenmalige
opvattingen betrof het formaat van zijn doeken.
Fig.4
Friso ten Holt, De schilder en zijn vrouw.
1947, olieverf op linnen,160 x 126cm;
De Dansers,1951, olieverf op
linnen, 195 x 255 cm;
Zwemmers, 1958, olieverf
op linnen, 185 x 235 cm,
Erven
Ten Holt. Foto: Marten van der Kamp, 2017.
Maakte
hij tot dan toe stillevens van een bescheiden afmeting, vanaf 1946 gaat Friso
over tot schilderen op groot formaat. Op de bovenstaande foto van een ruime
zaal in de ‘Fundatie’ is dat goed te zien.
Tussen
het moment dat het eerste schilderij
(links) is vervaardigd en de andere zijn ontstaan, ligt ongeveer vijf tot tien
jaar tijdsverschil.
De
figuratie bleef, zij het enigszins verborgen duidelijk herkenbaar.
In
figuur 4 is duidelijk de eerder gesignaleerde stijlontwikkeling van Ten Holt te volgen. In het meest
linker schilderij is de eerste kennismaking met het kubisme verwerkt. De voorstelling
laats niets te raden over. Het zijn Friso en zijn vrouw Vica.
Dan
volgt Dansers en dit is duidelijk
sterker kubistisch van vorm en kleur. Hoewel
de grijstinten nog overheersen trekt het geel de aandacht zodat je al snel de blikrichting
stuurt naar de gestileerde benen en wijd uitstaande armen. Vooral behoudende
critici vonden er te weinig beweging in voor een groep dansers. In deze periode
maakte Ten Holt enkele schilderijen met zwaar aangezette grijsblauwe tinten
zoals Don Quichotte (1950), De Dansers (1951) en Pont Neuf, Parijs (1952). Ook Ten Holts
Opus Magnum Jacob en de Engel voldeed
nog aan de karakteristiek waarin hij zoekende was naar een eigen stijl. Met
inzet van donkere kleuren en motieven die verwijzen naar de persoonlijke
ervaring – van strijd, van onzekerheid, van ontgoocheling, van bewondering – ontwierp
Ten Holt imponerende, reusachtige
doeken.
In
1953 bracht Friso met zijn gezin een half jaar door in de Franse natuur in Concarneau.[9]
Daar leerde hij schilderen ‘naar de natuur’ en gaandeweg werden zijn schilderijen
kleuriger, vrolijker, gewoner, want hij zag in, dat het gewone verbeelden zich
niet verdroeg met de gestructureerde vormexperimenten die hij tot dan toe praktiseerde.
Het
rechter schilderij is Zwemmers (1958)
en hieruit blijkt hoezeer Ten Holt zijn stijl in de natuurlijke richting had
ontwikkeld. De benen van de zwemmers, de golfslag, de crawlslag en de positie
van de hoofden, half onder water, suggereren beweging, voortgang, vrijheid,
vluchtigheid, lichtheid.
Maar
zover was het nog niet toen Friso ten Holt in 1954 Jacob en de Engel opzette.
4 Jacob en de
Engel
Waar
komt het motief voor dit schilderij vandaan? Het verhaal stamt uit de Bijbelse
Oude Testament. Daar wordt verteld hoe
het nakomertje van een tweeling Jacob (plm. 1700 v.Chr.) een moederskind was
maar ambities had. Zijn eerstgeboren broer Ezau zou echter de leiding over het
bedrijf krijgen. Met behulp van zijn moeder
wist hij het erfrecht in zijn
eigen voordeel te veranderen. Uit angst voor wraak en doodslag door zijn broer
vluchtte hij naar Paddan Aran (nu Mosul) waar zijn andere familie woonde.
Fig.5
Friso ten Holt, Jacobs gevecht met de
Engel,1954, olieverf op doek. 265x290cm,
Rijksdienst
voor Cultureel Erfgoed (Foto Ada Markusse 27.7.2017).
Hij
kwam in de leer bij zijn oom. Na veertien jaar hard werken had hij een vermogen
opgebouwd, een groot gezin gesticht en bleek hij een zeer succesvolle
ondernemer te zijn. Dat gaf onmin en hij vluchtte met have en goed wederom, nu
terug naar zijn familie in het tegenwoordige Israël. Daags voor de ontmoeting
met zijn broer bracht hij alles en iedereen in veiligheid en wachtte elders en
alleen in het nachtelijk donker de bui af. Plotseling werd hij overvallen. Er
volgde een verwoede strijd die duurde tot de morgen. Toen hij moest opgeven bleek, dat zijn heup geruïneerd was.
In die deplorabele positie hoorde hij een stem zeggen: “ Uw naam zal niet meer
Jacob luiden, maar Israël, want gij hebt gestreden met God en de mensen, en gij
hebt overwonnen.”[10]
Dit
motief is in de cultuurgeschiedenis zeer populair gebleken,[11]
want het is het verhaal van ons allemaal. Het is ook gemakkelijk te verbinden
met soortgelijke motieven als ‘Don Quichotte’s gevecht tegen de windmolen’ en de geschiedenis van Sisyfus.
Ten
Holt kende de Bijbelverhalen goed en de keus voor een verbeelding van Jacobs
gevecht met de engel sloot goed aan bij zijn ervaring van moeite en roeien
tegen de stroom in.
De
talloze voorstudies die Ten Holt hiervoor gemaakt heeft zijn kunstwerkjes op
zich. Maar ze waren nodig om de zeggingskracht te testen en de vorm te
optimaliseren.
Kijken
we eerst naar de vorm waarin de inhoud wordt voorgesteld.
4.a
Beschrijving
Wat
allereerst opvalt, zijn de reusachtige afmetingen (Fig.5). In de voorstelling
zijn daardoor de figuren meer dan levensgroot. Dat doet de kijker direct
beseffen dat het een bovenmenselijk tafereel betreft. De figuren zijn wel
schetsmatig getekend. Vanaf links boven verschijnt een vlak vullende engel.
Zijn vleugels bedekken de gehele bovenkant van het schilderij. Hij plaatst
zojuist zijn hand op het vooruitgestrekte rechterbeen van een mensfiguur. De
witte arm en hand van de engel steken af tegen een grijsgroene omgeving. In de
donkere achtergrond links beneden zien we een blauw naar donkerblauw verlopend
kleurvlak. Vanuit de linker beneden hoek loopt een diagonaal gerichte donkerrode
baan, die de reusachtige mensfiguur omsluit. Maar de figuur wankelt achteruit
onder de druk van de inwerkende kracht van boven af. Hij steunt daarbij op het
dik gespierde linker been en probeert vergeefs met de linker arm een balans te
vinden. Centraal vanaf de linkerzijde komt er licht binnen dat het been scherp doet
contrasteren met het (nachtelijke) donker. De figuren zijn niet te identificeren
doordat de gezichtskenmerken ontbreken. Lichaamstaal is er wel zoals te zien is
aan de wijd opengesperde mond van het mensfiguur.
4.b
Stijlkenmerken
Het
schilderij oogt tamelijk donker, ook in een goed verlichte zaal. Dat geldt ook
voor Ten Holts andere schilderijen uit die periode zoals hierboven is
aangeduid. Hij zocht het in kleurvlakken, zelfstandige contouren en
geometrische verhoudingen.[12]
De kleurvlakken werden zorgvuldig opgebouwd, laag voor laag.[13]
Misschien mede onder invloed van de kritiek op de Dansers – te weinig beweging – heeft Ten Holt de gehele compositie
met kleuren en lijnen ingezet om beweging te suggereren. Het perspectief heeft verschillende
middelpunten namelijk in het gezicht van de engel, in het witte been, en in de
hand van de engel. Dat wordt in de hand gewerkt door de verschillende sterke
diagonalen die elkaar daar kruisen. Dit verraadt een kubistische stijl, waarin
kunstenaars immers meerdere
perspectieven toelaten.
4.c
Bespreking en interpretatie
Waarom
is de arm van de engel en het linkerbeen van de figuur wit geschilderd?
Technisch gezien komt dat door de lichtinval van links. Maar het was toch een
gevecht in het donker? Ten Holt heeft hier handig gebruik gemaakt van het
gegeven dat de strijd beslist werd toen de dagenraad opkwam. We zien de blauwe
lucht al doorschemeren en verlicht dat andere cruciale moment waarop de figuur,
Jacob moet dat zijn, wordt getroffen door een ernstige blessure. De oppermachtige engel stond op verlies en kon
niets anders doen dan zijn tegenstander acuut destabiliseren. Het rode
grondvlak is te zien met de gloed van de opkomende zon maar evenzo te
associëren met een bloedende wond.
De
zwiepende lijnen van de engelvleugels versterken het gevoel dat hier een
gevecht aan de gang is tussen een mens en een in de ruimte zwevende aanvaller.
Jacob kijkt met afgrijzen naar zijn belager die zomaar ergens vandaan komt. Hij
wordt hier door een willekeurig van buiten komend onheil in zijn bestaan
bedreigd. Hij doet wat hij kan, maar het is te weinig. Zijn capaciteiten reiken
niet ver genoeg. Hij moet zijn ambities als succesvolle, controlerende bedoeïenenvorst
bijstellen. De werkelijkheid is hard maar hij verliest de strijd, hij gaat ten
onder en moet buigen voor iets dat sterker is dan hijzelf.
Ten
Holt heeft niet het volgende moment in beeld gebracht, dat van de genade, van
het begrip, van deernis, van nieuwe moed en een mooie toekomst, dat de engel
ook bracht. Hij legt het accent op de strijd om het bestaan. Als we zijn
schilderij beschouwen, gaan onze gedachten uit naar de bedreigingen die ook wijzelf
te weer moeten stellen, naar onze torenhoge ambities en de soms niet passende
capaciteiten. Jacob heeft geluk dat hij met een goedwillende tegenstrever te
maken heeft, maar soms ontbreekt die ons in het intermenselijk verkeer. Vechten
we dan door of geven we op? Dit schilderij roept ons op tot het beantwoorden
van dat soort vragen. En hiermee heeft het werk een betekenis voor iedereen: de
boodschap is dat je ook als je sterk bent, onderuit kunt gaan doordat er oncontroleerbare
dingen in je leven gebeuren. Vecht door is de boodschap, totdat de dageraad
aanbreekt, of anders gezegd, houd vol
tot er een oplossing in zicht komt.
5 De latere
periode
De
Engelsman John Berger was in die tijd van onschatbare waarde voor Ten Holt.
Want hij zag in Friso de drager van de marxistische boodschap uitgedrukt in
sociaal-realistische kunst. In woord en geschrift toonde de gezaghebbende
Berger aan dat de kunst van Ten Holt tot de topklasse behoorde. Er werd in Nederland
wel werk van Ten Holt aangekocht zoals door het Stedelijk Museum de Zwemmers, door het Van Abbemuseum Zeegezicht met figuren op het strand, door
het Gemeentemuseum Den Haag Jacob en de
Engel.
Fig.6
Friso ten Holt, Vica in de tuin,
Abbestede, 1973 olieverf op linnen,
40
x 50, Erven Ten Holt (Foto Marten van der Kamp 2017).
Maar
de grote doorbraak kwam toen er vanaf 1960 en vooral in 1963 een (solo)tentoonstelling
in de galerie Marlborough Fine Art Ltd. in Londen was georganiseerd. Berger had
zijn werk gedaan en uiteindelijk werd al Ten Holts werk uit 1955-1963 verkocht.
Met name de schilderijen vanaf 1955 in de nieuwe kleuren groen, smaragdgroen,
kobaltgroen en caeruleumblauw (of wel azuurblauw) stemden de mensen euforisch.[14]Op
de tentoonstelling is het in de zalen met schilderijen uit die periode een
kleurenfeest (Fig.6).
Zijn
strandgezichten zijn echter kleiner van formaat zodat je pas van dichtbij kunt zien
hoe de kleuren met elkaar combineren. Ten Holt moet daar en toen gelukkig zijn
geweest te oordelen naar de uitbundigheid waarmee de motieven – een landschap
bestaande uit aarde, zee en hemel, mensen op het strand – zijn gepositioneerd.
Maar hoe hij ook tekende in verf, de figuur bleef herkenbaar, werd zelfs in de
volgende jaren belangrijker. Je zou kunnen concluderen dat Friso altijd de mens
in zijn omgeving weergaf.
Al
snel na de Londense tentoonstellingen bleek een ernstig verschil van mening tussen
hem en John Berger over de bedoeling van zijn kunst. Berger zag in Ten Holts
schilderijen vehikels om zijn Hegeliaanse en marxistische idealen – de continue
doorgaande verheffing van de mensheid, de wereldomspannende Zeitgeist die alles
en iedereen zou verbinden en zou leiden tot een klasseloze maatschappij – uit
te dragen. Door Ten Holts werk – dat immers wortelt in de traditie maar ook de
ontwikkeling en vooruitgang belichaamt – zou de gewone man een voorbeeld hebben
van het sociaal- realistisch gedachtengoed. Toonde Jacob en de engel niet aan dat er klassenstrijd geleverd moest
worden? Maar Ten Holt wees die gedachten af en koos een eigen weg.[15]
Na
1969 werd Friso ten Holt hoofddocent schilderen aan de Rijksacademie en was hij
niet langer financieel afhankelijk van de verkoop van zijn schilderijen. Het
gaf hem een ongekende vrijheid bij het schilderen van portretten, stillevens en
zelfs een glas-in-lood raam. Van het laatste is op de tentoonstelling in Zwolle
een voorstudie te zien. Zijn stillevens uit die tijd zijn uitzonderlijk
opgewekt van kleur. Het waren oefeningen in vorm en kleur en herinneren aan
zijn landschappen.
Fig.7
Friso ten Holt, Stilleven,1987,
olieverf op linnen,41 x55 cm (Collectie H.te U.)
Foto
Marten van der Kamp 2017.
De
kunstmarkt werd toen beheerst door het abstract- expressionisme, popart, de
conceptuele kunst en het neo-expressionisme. Toch bleef Ten Holt de gewone dingen van het
leven schilderen. Dat bracht hem geen roem maar wel een onbegrensd plezier in
zijn werk als kunstschilder. Daarbij bracht hij ook nog zijn sympathie voor de
werkwijze van Cézanne over op zijn leerlingen en bewees daarin een belangrijke
schakel te zijn tussen traditie en vernieuwing.
5 Conclusie en
samenvatting
In
de inleiding is de vraag gesteld waarom Friso ten Holt als schilder onder de
aandacht gebracht moest worden. We stelden vast dat hij in zijn werk de band
met de traditie van de impressionisten en de kubisten niet wilde verbreken maar
juist de lijn der geschiedenis wilde doortrekken. Hij wilde zich niet
aansluiten bij de schilders uit de toenmalige mainstream, wier werk op
abstractie, op schoksgewijze verandering en discontinuïteit berustte. In de
kunstgeschiedenis van de twintigste eeuw neemt hij zodoende een bescheiden
plaats in. Zijn werk is door veel particulieren en verschillende musea
aangekocht juist om die aparte visie op de kunst. Friso ten Holts oeuvre is daarmee
verankerd in de kunsthistorische canon.
Samenvattend
gesteld kenmerkt Ten Holts eigen stijl zich door aanvankelijk werk in sombere
donkere kleuren, maar later opverend naar een uitgesproken uitbundigheid,
onderstreept door zonnige tinten blauw, groen en geel. De mens is in zijn werk
– herkenbaar door de figuratie – altijd centraal blijven staan. Zijn schilderij
Jacob en de Engel is in de eerste
fase gemaakt en reflecteert op de universeel aanwezige innerlijke conflicten
van de mens.
6 Slot
Bij
de tentoonstelling over het werk van Friso ten Holt hoort een boeiend
geschreven monografie onder auspiciën van de Stichting Otto B. de Kat.
Tentoonstelling en monografie helpen om Ten Holt definitief voor de
vergetelheid te bewaren en hem de eer te geven die hem, als schilder van de
mens in zijn omgeving, toekomt.
Tijdens
deze expositie zijn nog twee parallel tentoonstellingen te zien met werk van
Jeroen Krabbé (te schreeuwerig) en Bob Dylan (intrigerende tronies).
Museum
‘de Fundatie’ heeft er goed aan gedaan om Friso ten Holt onder de aandacht te brengen.
Ten Holts werk is voor velen betekenisvol omdat het refereert aan wat mensen
ontroert, verontrust, blij stemt of te denken geeft.
En
wat Jacob en de Engel betreft: in
1964 zou ik in een confrontatie met het schilderij daarin nog sterker de
spanning tussen ambitie en capaciteiten hebben herkend. Maar ook zoveel jaar
later is het thema onverkort actueel omdat mensen nu eenmaal graag ervaren ‘dat
ze hebben gestreden en hebben overwonnen.’
Middelburg
15 september 2017
[1] Truusje
Goedings, Het licht bij Noordenwind,
Friso ten Holt, schilder, catalogus ‘Friso ten Holt – Licht en
lijnen’(Zwolle 2017) 178-180.
[2] Gottlieb
Leinz, Moderne kunst zien en begrijpen,(2e
druk Weert 1987) 20-21.
[3]
Goedings, Het licht bij Noordenwind, 38.
[4] Goedings,
Het licht bij Noordenwind, 41-43.
[5] Ibidem
54.
[6] Ibidem
71.
[7] Goedings,
Het licht bij Noordenwind, 142.
[9]
Goedings, Het licht bij Noordenwind,
51-53.
[10] Bijbel, NBG vertaling, (Amsterdam 1967)
Genesis 32:22-32.
[11] Carel
Kneulman, Jacobs gevecht met de Engel voor
het politiebureau van Den Haag sinds 1956, zie daarvoor http://www.buitenbeeldinbeeld.nl/Gemeentemuseum/Kneulman.htm
[12] Dit is
terug te voeren op Paul Cézanne die immers vooral in zijn constructieve periode
een grondslag vond in de geometrische figuren als de bol, kubus en piramide en
daarmee een voorloper van het kubisme werd.
[13]
Goedings, Het licht bij Noordenwind, 54.
[14]
Goedings, Het licht bij Noordenwind 102.
[15]
Goedings, Het licht bij Noordenwind 119. Berger, zo blijkt daar, verwijst naar de Franse schilder Léger, die dezelfde ideeën heeft. Zie op mijn blog de bespreking van Léger en diens schilderij 'Les jouer de cartes'.