donderdag 31 augustus 2017

SYMPATHIEKE TENTOONSTELLING OVER FRISO TEN HOLT



FRISO TEN HOLT EINDELIJK IN KLEINE MAAR INTERESSANTE TENTOONSTELLING

Leen Moelker
                            
Kunstenaar: Friso ten Holt;
Vorm: Schilderijententoonstelling;
Plaats: Museum de Fundatie, Zwolle;
Tijd: 24 mei- 1 oktober 2017;
Combinatie: met  werk van Jeroen Krabbé en Bob Dylan;
Openingstijden: di/za 1100-1700;
Curator: Marguerite Tuijn;
Must see: Jacob en de Engel, Zwemmers;
Relaties: Jeroen Krabbé was een leerling van Ten Holt;
Gezien: 27 juli 2017;
Vaste presentatie Jacob en de Engel: Radboud Universiteit Nijmegen.

In 1964 was ik geabonneerd op de periodieke radiopresentatie van kunstwerken door de Stichting Openbaar Kunstbezit. Aan de hand van reproducties werden klassieke en moderne schilderijen en afbeeldingen van beeldhouwwerken besproken. De teksten van de causerie werden later in druk uitgegeven. Ook Friso ten Holt was een van de uitgelichte kunstenaars.
Het toen behandelde schilderij Jacob en de Engel maakte zoveel indruk op mij dat ik het werk ook daadwerkelijk wilde zien. Daar kwam het evenwel niet van, deels omdat het werk steeds ’op reis’ bleek te zijn.
Kort geleden is het dan toch gelukt om oog in oog te kunnen staan met een deel van het oeuvre van Ten Holt.
De 50 schilderijen en tekeningen geven een goed inzicht in de manier waarop en de nauwgezetheid waarmee Ten Holt zijn motieven, vormen en kleuren koos en ordende.
Waarom die aandacht voor Ten Holt? Hoe is Ten Holts stijl te duiden? Welke betekenis kan Jacob en de Engel voor iemand hebben? Met deze vragen wil ik mij onder andere bezighouden in de onderstaande bespreking.


1  Biografie[1]
Friso ten Holt werd geboren op 6 april 1921 als  zoon van de kunstschilder Henri ten Holt en Kitty Cox. Eerst was er zijn zus Kitty, en later zijn broer Simeon en zus Sientje. Het gezin woonde in Bergen, Noord-Holland, maar  verbleef ook tijdelijk in Argelès-Gazost, in de Franse Pyreneeën waar Friso het levenslicht zag.
Hoewel de familie afkomstig was uit de gegoede burgerij waren er geldzorgen. Vader Henri kon van zijn kunst niet leven en was afhankelijk van zijn schoonfamilie. Hem onderhouden  waren ze aan hem, de maker van mooie kunst, verplicht vond hij.
Friso ging naar het Murmellius-gymnasium in Alkmaar om zich naar de wens van zijn moeder voor te bereiden op een studie theologie. Maar dat ging niet en hij vervolgde zijn opleiding aan de HBS in Alkmaar. In de vrije tijd onderwees vader Henri hem in schilderen en tekenen. Daarbij werden hem vooral regels en theorie ingeprent en hoe die in praktijk te brengen. Vooral de benadering van Cézanne vond weerklank bij hem. Cézanne werkte volgens een modelé of motief maar de vorm werd bepaald door kleuren en niet door contouren.[2] In 1939 begon hij met tekenlessen aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. In 1941 vestigde Friso zich als kunstenaar in Bergen en werkte samen met zijn vader. Toen volgde een periode met veel verhuizingen om aan de Arbeiteinsetz te ontkomen. Uiteindelijk kwam hij terecht in het atelier van Constant (Nieuwenhuis) aan het Sarphatipark in Amsterdam en bleef daar 25 jaar.
Op 9 oktober 1946 trouwde hij met Vica Taselaar (1911) met wie hij in 1947 Friso jr. kreeg, in 1949 Barbara en in 1952 Klaas. Vica was de kostwinner door haar vaste baan bij diverse sociale instellingen en de reclassering.
Inmiddels was Friso ten Holt bekender geworden dank zij tentoonstellingen. Eerst geremd door zijn vader (flauwekul) het kubisme te leren kennen, ontwikkelde hij vanaf 1946 een eigen kubistische stijl in werken van groot formaat. Hij keerde zich tegen de Cobrastijl die volgens hem onvoldoende voeling onderhield met het verleden. In 1952 logeerde hij enkele maanden bij Corneille en Appel in Parijs en later ook in Concarneau in Bretagne waar hij de  schoonheid in de natuur opnieuw ontdekte. Dat leidde onder andere tot zijn verhuizing naar een gehucht in de polder bij Callantsoog, Abbestede. Landschap en licht werden de motieven van zijn werk (Fig.1). Inmiddels had Friso grote bekendheid gekregen in Engeland door toedoen van John Berger, een kunstcriticus. Deze non-conformistische marxist classificeerde Ten Holts werk als sociaal- realisme – vooral ten tijde van Stalin in Rusland populair – en hij gebruikte het in zijn streven het sociaalrealisme te propageren. In 1963 was Ten Holt mede door de verkopen financieel bemiddeld en kocht hij Keizersgracht 614, Amsterdam. Hij werd docent aan de Ateliers ’63 in Haarlem tot 1966. In 1966 werd hij docent aan de Rietveldacademie tot zijn benoeming als hoofddocent aan de Rijksacademie in 1969. In 1971 gaf hij atelier Sarphatipark op.

                                           Fig.1 Friso ten Holt, Donkere Wolken, 1978, olieverf op doek, ca 60 x 60cm,
                                           Particuliere collectie (Foto: Ada Markusse 27.7.2017).

 In 1978 verwierf hij een grote opdracht voor een glas-in-loodraam (‘Het beleg van Haarlem’) voor de St. Bavo in Haarlem.
Vanaf 1985 leefde hij een leven in de luwte. Op 20 december 1997 overleed hij in Callantsoog.

2  Stijlontwikkeling

Friso ten Holt is een zeer veelzijdig beeldend kunstenaar geweest. Hij ontwierp glas-in-loodramen en wandtapijten, was schilder, etser, docent, aquarellist, portrettekenaar en een blijvende zoeker naar de juiste vorm en kleur in zijn werk.
Friso onderging de invloed van zijn vader Henri ten Holt op een bijzondere wijze: zeven jaar lang poseerde hij voor zijn eigen portret. Dat offer moest gebracht worden om de kunst te optimaliseren en te vernieuwen. Maar al gauw ontwikkelde hij het idee dat zijn werk een eigen coloratuur en vorm moest hebben. Hij experimenteerde volop in houtskooltekeningen of in krijt tot hij na 1945 onder invloed kwam te staan van het kubisme. In een schilderij zijn inderdaad alle elementen van hetzelfde gewicht, werd zijn uitgangspunt.[3] Zijn vader had die kubistische stijlperiode ‘doodgezwegen’ en liet Friso alleen Cézannes stijl doorgronden.
Op de tentoonstelling in Zwolle (2017) is een schilderij te zien uit die periode: De schilder met zijn vrouw (zelfportret met Vica) uit 1947. In het genoemde schilderij vallen de krachtige cézannistische  kleurvlakken op, meer nog dan de vorm en compositie.
Ten Holts schildermethode bestond enige tijd uit het zorgvuldig combineren van verflagen oplopend van vaal tot ongemengde pure kleuren. Soms probeerde hij met de vorm en kleur apart van de compositie te experimenteren zoals in Dansers (1951)[4] ook aanwezig op de tentoonstelling.
Vergeleken met de Cobragroep – die de spontane abstractie voorstond – bleef Ten Holt zijn eigen tegendraadse benadering volhouden. Dat viel op bij de Engelse criticus John Berger die hem lovende kritieken in de Engelse pers en onder kunstkenners bezorgde. Beiden deelden de kubistische gevoelservaring. Maar Ten Holt had zijn vaste stijl nog niet gevonden. Na een periode in Bretagne  werd ‘de ervaring van de natuur de drijfveer voor het schilderen.’[5]  Onzekerheid over een eigen stijl en zijn afwijkende benadering van traditie en vernieuwing in de kunst, bracht een zeker isolement en innerlijk gevecht met zich. Van deze strijd en vlucht getuigt Jacob en de Engel. Na 1956 in Abbestede keerde hij inderdaad terug naar de natuur en werden landschap en licht de basismotieven in zijn werk dat nu vooral ook etsen, inkttekeningen en ander grafiek als kopergravures inhield.[6] Van de schilder die zoekende is naar een eigen vorm en stijl spreekt de serie Zwemmers. Nu blijken kleur en licht de bepalende elementen in zijn oeuvre en niet het idee erachter.  De veel gebruikte grijstinten – ontstaan door eindeloze kleurmenging – verdwenen en directe kleuren als titaanwit, cadmiumrood en citroengeel ondersteunden een opgewekte stijl. Daar behoorden ook de aquarellen met monumentale naakten toe die hij veelal aan het strand situeerde. Nog steeds speelde het figuratieve een belangrijk rol in zijn schilderijen. Dit wordt onderstreept door een schilderij uit 1968 Portrait of a girl (Barbara) –ook aanwezig op de tentoonstelling – met een levensechte, klassieke maar toch authentieke weergave van een jonge vrouw (Fig.2).

                                                  Fig.2 Friso ten Holt, Portrait of a girl (Barbara), 1968, olieverf op linnen,
                                                  100 x 80cm, Erven Ten Holt. (Foto: Marten van der Kamp 2017).

Minder gecompliceerde kleurvlakken markeren een kleine stijlbreuk met de kleurvegen in zijn landschappen. Er volgden nog meer van dergelijke experimenten met buurman Ab Roos en gemaalhouder Teun Mooy (ook te zien). Wat daarin opvalt, zijn de verticaliteit van het beeld  en de grote omvang van de lijst.
Het zal duidelijk zijn dat Ten Holt zich hiermee – en met zijn vele strandgezichten – steeds verder van de professionele (abstracte) mainstream verwijderde. Tijdens de jaren als docent ontdekte hij een gelijkgestemdheid met het kleurige werk van de impressionist Corot. Eenvoudig blijven was zijn devies, maar juist dat bracht hem geen grote populariteit.[7]

Echter, wie het wel kon waarderen genoot van de consistentie van onderwerp en de betekenisvolle voorstelling.  Na 1975 exposeerde hij nog maar sporadisch in galerieën of in musea.

3  Bespreking van de Tentoonstelling

Fig.3 Friso ten Holt, Stilleven met fruit, 1946/1947, olieverf op hout, 20 x 35 cm, Erven Ten Holt (Foto: Marten van der Kamp 2017).

Zoals eerder gesteld is het maar een kleine tentoonstelling gelet op de meer dan duizend kunstwerken die Friso heeft gemaakt en die zijn gedocumenteerd. De collectie aan
schilderijen, tekeningen en etsen is in slechts enkele ruimten van de ‘Fundatie’ opgehangen, maar is uitzonderlijk goed uitgelicht.
Direct na binnenkomst is er een knusse zaal met een videopresentatie waarin onder andere John Berger, de Engelse kunstcriticus die Ten Holts oeuvre in 1962 wereldfaam bezorgde, betoogt, waarom deze kunstenaar zo belangrijk is en was.
Direct daarna, in de volgende zalen, worden we met praktische voorbeelden geleid langs de hoofdstroom in Ten Holts oeuvre.  Daarbij is per zaal geen strikt chronologische volgorde van de werken aangehouden. Toch is het mogelijk zijn stijlontwikkeling op de voet te volgen. Voor 1945 was Friso vooral bezig zich te bekwamen in de kunst van tekenen en schilderen, daarbij aangestuurd door zijn vader Henri ten Holt. Van zijn vader zijn ook enkele houtskooltekeningen te zien. Zo is aan Friso met papieren muts, 1932, houtskool, 40x35 cm de virtuositeit van vader Henri af te lezen. Maar hiervoor poseren was voor Friso ook een mooie ervaring in geduld. In 1943, toen hij zich als kunstenaar had gevestigd maakte hij een soortgelijk Zelfportret,1943, houtskool op papier, 60x45 cm. Maar daarmee sloot hij ook een periode af. In 1946 vatte hij met Stilleven met fruit  sympathie op voor Cézannes kubistische opvolgers Braque en Picasso. (Fig.3).

Zoals hierboven aangegeven zocht Friso een eigen stijl met behoud van de traditie. Daarbij had hij een uitgesproken voorkeur voor het figuratieve motief. Daarvan geven blijk de vele portretten en zelfportretten die hij gedurende zijn gehele loopbaan heeft geschilderd. Ook toen hij in de jaren zeventig van de twintigste  eeuw verder abstraheerde van de werkelijkheid  bleef ‘het figuur’ hem boeien. Voor zijn bewonderaars was dat een prettige ervaring want het werk bleef voor hen herkenbaar. Maar tijdgenoten kozen voor een andere richting. Karel Appel zou ooit geroepen hebben: “Ik rotzooi maar wat an” en wie hem als schilder bezig heeft gezien in de film van Jan Vrijman zal dat misschien onderschrijven. [8] Ten Holt was bedachtzaam en dat is op de tentoonstelling af te lezen aan de voorstellingen. Die neigen  weliswaar soms naar abstractie, maar zelden verkeren kijkers in onwetendheid over wat ze zien.

 Is Ten Holt met de afwijzing van abstractie te eigenzinnig geweest, is hij te simpel gebleven en had hij beter de avant garde kunnen volgen? Dat is moeilijk te zeggen. Veel hangt af van wat particulieren en de musea die in kunst investeren, belangrijk vinden. Zo was Rudi Fuchs (Stedelijk Museum  Amsterdam 1993-2003) enthousiast over Gerhard Richter en Karel Appel. Hij kocht altijd de beste kunst, vond hij.  En de massale belangstelling bij het publiek voor de kunst van de hedendaagse kunstenaar Marlène Dumas is zeker in financieel opzicht opvallend. Dat geluk was Friso ten Holt pas beschoren in 1962, nadat John Berger hem in Engeland de hemel in had geprezen. In elk geval hield Ten Holt zich in de tijd vlak na de WOII bij zijn eigen uitgangspunten en zocht hij een balans tussen traditie en vernieuwing.
Een schilderij uit dit stadium van Ten Holts ontwikkeling is zonder twijfel De Schilder en zijn vrouw (zelfportret met Vica), (Fig.4 links). Ik heb dat hierboven al aangegeven. Het sluit enerzijds aan bij de portrettenserie maar anderzijds zijn de figuren hoekig. Ook de grote kleurvlakken van Cézanne zijn er nog in herkenbaar (zie hiernaast).  Een andere grote verandering in zijn toenmalige opvattingen betrof het formaat van zijn doeken.


                                            Fig.4 Friso ten Holt, De schilder en zijn vrouw. 1947, olieverf op linnen,160 x 126cm;
                                            De Dansers,1951, olieverf op linnen, 195 x 255 cm;
                                            Zwemmers, 1958, olieverf op linnen, 185 x 235 cm,
                                            Erven Ten Holt. Foto: Marten van der Kamp, 2017.

Maakte hij tot dan toe stillevens van een bescheiden afmeting, vanaf 1946 gaat Friso over tot schilderen op groot formaat. Op de bovenstaande foto van een ruime zaal in de ‘Fundatie’ is dat goed te zien.
Tussen het moment dat het eerste  schilderij (links) is vervaardigd en de andere zijn ontstaan, ligt ongeveer vijf tot tien jaar tijdsverschil.
De figuratie bleef, zij het enigszins verborgen duidelijk herkenbaar.   

In figuur 4 is duidelijk de eerder gesignaleerde stijlontwikkeling van Ten Holt te volgen. In het meest linker schilderij is de eerste kennismaking met het kubisme verwerkt. De voorstelling laats niets te raden over. Het zijn Friso en zijn vrouw Vica.
Dan volgt Dansers en dit is duidelijk sterker kubistisch van vorm en kleur.  Hoewel de grijstinten nog overheersen trekt het geel de aandacht zodat je al snel de blikrichting stuurt naar de gestileerde benen en wijd uitstaande armen. Vooral behoudende critici vonden er te weinig beweging in voor een groep dansers. In deze periode maakte Ten Holt enkele schilderijen met zwaar aangezette grijsblauwe tinten zoals Don Quichotte (1950), De Dansers (1951) en Pont Neuf, Parijs (1952). Ook Ten Holts Opus Magnum Jacob en de Engel voldeed nog aan de karakteristiek waarin hij zoekende was naar een eigen stijl. Met inzet van donkere kleuren en motieven die verwijzen naar de persoonlijke ervaring – van strijd, van onzekerheid, van ontgoocheling, van bewondering – ontwierp Ten Holt imponerende,  reusachtige doeken.
In 1953 bracht Friso met zijn gezin een half jaar door in de Franse natuur in   Concarneau.[9] Daar leerde hij schilderen ‘naar de natuur’ en gaandeweg werden zijn schilderijen kleuriger, vrolijker, gewoner, want hij zag in, dat het gewone verbeelden zich niet verdroeg met de gestructureerde vormexperimenten die hij tot dan toe praktiseerde.
Het rechter schilderij is Zwemmers (1958) en hieruit blijkt hoezeer Ten Holt zijn stijl in de natuurlijke richting had ontwikkeld. De benen van de zwemmers, de golfslag, de crawlslag en de positie van de hoofden, half onder water, suggereren beweging, voortgang, vrijheid, vluchtigheid, lichtheid.
Maar zover was het nog niet toen Friso ten Holt in 1954 Jacob en de Engel opzette.

4 Jacob en de Engel
Waar komt het motief voor dit schilderij vandaan? Het verhaal stamt uit de Bijbelse Oude Testament. Daar wordt verteld  hoe het nakomertje van een tweeling Jacob (plm. 1700 v.Chr.) een moederskind was maar ambities had. Zijn eerstgeboren broer Ezau zou echter de leiding over het bedrijf krijgen. Met behulp van zijn moeder  wist hij het erfrecht  in zijn eigen voordeel te veranderen. Uit angst voor wraak en doodslag door zijn broer vluchtte hij naar Paddan Aran (nu Mosul) waar zijn andere familie woonde.

     Fig.5 Friso ten Holt, Jacobs gevecht met de Engel,1954, olieverf op doek. 265x290cm,
     Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (Foto Ada Markusse 27.7.2017).

Hij kwam in de leer bij zijn oom. Na veertien jaar hard werken had hij een vermogen opgebouwd, een groot gezin gesticht en bleek hij een zeer succesvolle ondernemer te zijn. Dat gaf onmin en hij vluchtte met have en goed wederom, nu terug naar zijn familie in het tegenwoordige Israël. Daags voor de ontmoeting met zijn broer bracht hij alles en iedereen in veiligheid en wachtte elders en alleen in het nachtelijk donker de bui af. Plotseling werd hij overvallen. Er volgde een verwoede strijd die duurde tot de morgen. Toen hij moest  opgeven bleek, dat zijn heup geruïneerd was. In die deplorabele positie hoorde hij een stem zeggen: “ Uw naam zal niet meer Jacob luiden, maar Israël, want gij hebt gestreden met God en de mensen, en gij hebt overwonnen.”[10] 

Dit motief is in de cultuurgeschiedenis zeer populair gebleken,[11] want het is het verhaal van ons allemaal. Het is ook gemakkelijk te verbinden met soortgelijke motieven als ‘Don Quichotte’s gevecht tegen de windmolen’ en  de geschiedenis van Sisyfus.  
Ten Holt kende de Bijbelverhalen goed en de keus voor een verbeelding van Jacobs gevecht met de engel sloot goed aan bij zijn ervaring van moeite en roeien tegen de stroom in.
De talloze voorstudies die Ten Holt hiervoor gemaakt heeft zijn kunstwerkjes op zich. Maar ze waren nodig om de zeggingskracht te testen en de vorm te optimaliseren.
Kijken we eerst naar de vorm waarin de inhoud wordt voorgesteld.

4.a Beschrijving
Wat allereerst opvalt, zijn de reusachtige afmetingen (Fig.5). In de voorstelling zijn daardoor de figuren meer dan levensgroot. Dat doet de kijker direct beseffen dat het een bovenmenselijk tafereel betreft. De figuren zijn wel schetsmatig getekend. Vanaf links boven verschijnt een vlak vullende engel. Zijn vleugels bedekken de gehele bovenkant van het schilderij. Hij plaatst zojuist zijn hand op het vooruitgestrekte rechterbeen van een mensfiguur. De witte arm en hand van de engel steken af tegen een grijsgroene omgeving. In de donkere achtergrond links beneden zien we een blauw naar donkerblauw verlopend kleurvlak. Vanuit de linker beneden hoek loopt een diagonaal gerichte donkerrode baan, die de reusachtige mensfiguur omsluit. Maar de figuur wankelt achteruit onder de druk van de inwerkende kracht van boven af. Hij steunt daarbij op het dik gespierde linker been en probeert vergeefs met de linker arm een balans te vinden. Centraal vanaf de linkerzijde komt er licht binnen dat het been scherp doet contrasteren met het (nachtelijke) donker. De figuren zijn niet te identificeren doordat de gezichtskenmerken ontbreken. Lichaamstaal is er wel zoals te zien is aan de wijd opengesperde mond van het mensfiguur. 

4.b Stijlkenmerken
Het schilderij oogt tamelijk donker, ook in een goed verlichte zaal. Dat geldt ook voor Ten Holts andere schilderijen uit die periode zoals hierboven is aangeduid. Hij zocht het in kleurvlakken, zelfstandige contouren en geometrische verhoudingen.[12] De kleurvlakken werden zorgvuldig opgebouwd, laag voor laag.[13] Misschien mede onder invloed van de kritiek op de Dansers – te weinig beweging – heeft Ten Holt de gehele compositie met kleuren en lijnen ingezet om beweging te suggereren.  Het perspectief heeft verschillende middelpunten namelijk in het gezicht van de engel, in het witte been, en in de hand van de engel. Dat wordt in de hand gewerkt door de verschillende sterke diagonalen die elkaar daar kruisen. Dit verraadt een kubistische stijl, waarin kunstenaars immers  meerdere perspectieven toelaten.

4.c Bespreking en interpretatie
Waarom is de arm van de engel en het linkerbeen van de figuur wit geschilderd? Technisch gezien komt dat door de lichtinval van links. Maar het was toch een gevecht in het donker? Ten Holt heeft hier handig gebruik gemaakt van het gegeven dat de strijd beslist werd toen de dagenraad opkwam. We zien de blauwe lucht al doorschemeren en verlicht dat andere cruciale moment waarop de figuur, Jacob moet dat zijn, wordt getroffen door een ernstige blessure.  De oppermachtige engel stond op verlies en kon niets anders doen dan zijn tegenstander acuut destabiliseren. Het rode grondvlak is te zien met de gloed van de opkomende zon maar evenzo te associëren met een bloedende wond.
De zwiepende lijnen van de engelvleugels versterken het gevoel dat hier een gevecht aan de gang is tussen een mens en een in de ruimte zwevende aanvaller. Jacob kijkt met afgrijzen naar zijn belager die zomaar ergens vandaan komt. Hij wordt hier door een willekeurig van buiten komend onheil in zijn bestaan bedreigd. Hij doet wat hij kan, maar het is te weinig. Zijn capaciteiten reiken niet ver genoeg. Hij moet zijn ambities als succesvolle, controlerende bedoeïenenvorst bijstellen. De werkelijkheid is hard maar hij verliest de strijd, hij gaat ten onder en moet buigen voor iets dat sterker is dan hijzelf.

Ten Holt heeft niet het volgende moment in beeld gebracht, dat van de genade, van het begrip, van deernis, van nieuwe moed en een mooie toekomst, dat de engel ook bracht. Hij legt het accent op de strijd om het bestaan. Als we zijn schilderij beschouwen, gaan onze gedachten uit naar de bedreigingen die ook wijzelf te weer moeten stellen, naar onze torenhoge ambities en de soms niet passende capaciteiten. Jacob heeft geluk dat hij met een goedwillende tegenstrever te maken heeft, maar soms ontbreekt die ons in het intermenselijk verkeer. Vechten we dan door of geven we op? Dit schilderij roept ons op tot het beantwoorden van dat soort vragen. En hiermee heeft het werk een betekenis voor iedereen: de boodschap is dat je ook als je sterk bent,  onderuit kunt gaan doordat er oncontroleerbare dingen in je leven gebeuren. Vecht door is de boodschap, totdat de dageraad aanbreekt,  of anders gezegd, houd vol tot er een oplossing in zicht komt.

5 De latere periode
De Engelsman John Berger was in die tijd van onschatbare waarde voor Ten Holt. Want hij zag in Friso de drager van de marxistische boodschap uitgedrukt in sociaal-realistische kunst. In woord en geschrift toonde de gezaghebbende Berger aan dat de kunst van Ten Holt tot de topklasse behoorde. Er werd in Nederland wel werk van Ten Holt aangekocht zoals door het Stedelijk Museum de Zwemmers, door het Van Abbemuseum Zeegezicht met figuren op het strand, door het Gemeentemuseum Den Haag Jacob en de Engel.

                                           Fig.6 Friso ten Holt, Vica in de tuin, Abbestede, 1973 olieverf op linnen,
                                           40 x 50, Erven Ten Holt (Foto Marten van der Kamp 2017).


Maar de grote doorbraak kwam toen er vanaf 1960 en vooral in 1963 een (solo)tentoonstelling in de galerie Marlborough Fine Art Ltd. in Londen was georganiseerd. Berger had zijn werk gedaan en uiteindelijk werd al Ten Holts werk uit 1955-1963 verkocht. Met name de schilderijen vanaf 1955 in de nieuwe kleuren groen, smaragdgroen, kobaltgroen en caeruleumblauw (of wel azuurblauw) stemden de mensen euforisch.[14]Op de tentoonstelling is het in de zalen met schilderijen uit die periode een kleurenfeest (Fig.6).
Zijn strandgezichten zijn echter kleiner van formaat zodat je pas van dichtbij kunt zien hoe de kleuren met elkaar combineren. Ten Holt moet daar en toen gelukkig zijn geweest te oordelen naar de uitbundigheid waarmee de motieven – een landschap bestaande uit aarde, zee en hemel, mensen op het strand – zijn gepositioneerd. Maar hoe hij ook tekende in verf, de figuur bleef herkenbaar, werd zelfs in de volgende jaren belangrijker. Je zou kunnen concluderen dat Friso altijd de mens in zijn omgeving weergaf.

Al snel na de Londense tentoonstellingen bleek een ernstig verschil van mening tussen hem en John Berger over de bedoeling van zijn kunst. Berger zag in Ten Holts schilderijen vehikels om zijn Hegeliaanse en marxistische idealen – de continue doorgaande verheffing van de mensheid, de wereldomspannende Zeitgeist die alles en iedereen zou verbinden en zou leiden tot een klasseloze maatschappij – uit te dragen. Door Ten Holts werk – dat immers wortelt in de traditie maar ook de ontwikkeling en vooruitgang belichaamt – zou de gewone man een voorbeeld hebben van het sociaal- realistisch gedachtengoed. Toonde Jacob en de engel niet aan dat er klassenstrijd geleverd moest worden? Maar Ten Holt wees die gedachten af en koos een eigen weg.[15]

Na 1969 werd Friso ten Holt hoofddocent schilderen aan de Rijksacademie en was hij niet langer financieel afhankelijk van de verkoop van zijn schilderijen. Het gaf hem een ongekende vrijheid bij het schilderen van portretten, stillevens en zelfs een glas-in-lood raam. Van het laatste is op de tentoonstelling in Zwolle een voorstudie te zien. Zijn stillevens uit die tijd zijn uitzonderlijk opgewekt van kleur. Het waren oefeningen in vorm en kleur en herinneren aan zijn landschappen.

                                         Fig.7 Friso ten Holt, Stilleven,1987, olieverf op linnen,41 x55 cm (Collectie H.te U.)
                                          Foto Marten van der Kamp 2017.

De kunstmarkt werd toen beheerst door het abstract- expressionisme, popart, de conceptuele kunst en het neo-expressionisme.  Toch bleef Ten Holt de gewone dingen van het leven schilderen. Dat bracht hem geen roem maar wel een onbegrensd plezier in zijn werk als kunstschilder. Daarbij bracht hij ook nog zijn sympathie voor de werkwijze van Cézanne over op zijn leerlingen en bewees daarin een belangrijke schakel te zijn tussen traditie en vernieuwing.



5 Conclusie en samenvatting
In de inleiding is de vraag gesteld waarom Friso ten Holt als schilder onder de aandacht gebracht moest worden. We stelden vast dat hij in zijn werk de band met de traditie van de impressionisten en de kubisten niet wilde verbreken maar juist de lijn der geschiedenis wilde doortrekken. Hij wilde zich niet aansluiten bij de schilders uit de toenmalige mainstream, wier werk op abstractie, op schoksgewijze verandering en discontinuïteit berustte. In de kunstgeschiedenis van de twintigste eeuw neemt hij zodoende een bescheiden plaats in. Zijn werk is door veel particulieren en verschillende musea aangekocht juist om die aparte visie op de kunst. Friso ten Holts oeuvre is daarmee verankerd in de kunsthistorische canon.
Samenvattend gesteld kenmerkt Ten Holts eigen stijl zich door aanvankelijk werk in sombere donkere kleuren, maar later opverend naar een uitgesproken uitbundigheid, onderstreept door zonnige tinten blauw, groen en geel. De mens is in zijn werk – herkenbaar door de figuratie – altijd centraal blijven staan. Zijn schilderij Jacob en de Engel is in de eerste fase gemaakt en reflecteert op de universeel aanwezige innerlijke conflicten van de mens.     

6 Slot
Bij de tentoonstelling over het werk van Friso ten Holt hoort een boeiend geschreven monografie onder auspiciën van de Stichting Otto B. de Kat. Tentoonstelling en monografie helpen om Ten Holt definitief voor de vergetelheid te bewaren en hem de eer te geven die hem, als schilder van de mens in zijn omgeving, toekomt.
Tijdens deze expositie zijn nog twee parallel tentoonstellingen te zien met werk van Jeroen Krabbé (te schreeuwerig) en Bob Dylan (intrigerende tronies).
Museum ‘de Fundatie’ heeft er goed aan gedaan om Friso ten Holt onder de aandacht te brengen. Ten Holts werk is voor velen betekenisvol omdat het refereert aan wat mensen ontroert, verontrust, blij stemt of te denken geeft.
En wat Jacob en de Engel betreft: in 1964 zou ik in een confrontatie met het schilderij daarin nog sterker de spanning tussen ambitie en capaciteiten hebben herkend. Maar ook zoveel jaar later is het thema onverkort actueel omdat mensen nu eenmaal graag ervaren ‘dat ze hebben gestreden en hebben overwonnen.’

Middelburg 15 september 2017
    


[1] Truusje Goedings, Het licht bij Noordenwind, Friso ten Holt, schilder, catalogus ‘Friso ten Holt – Licht en lijnen’(Zwolle 2017) 178-180.   
[2] Gottlieb Leinz, Moderne kunst zien en begrijpen,(2e druk Weert 1987) 20-21.
[3] Goedings, Het licht bij Noordenwind, 38.
[4] Goedings, Het licht bij Noordenwind, 41-43.
[5] Ibidem 54.
[6] Ibidem 71.
[7] Goedings, Het licht bij Noordenwind, 142.
[9] Goedings, Het licht bij Noordenwind, 51-53.
[10] Bijbel, NBG vertaling, (Amsterdam 1967) Genesis 32:22-32.
[11] Carel Kneulman, Jacobs gevecht met de Engel voor het politiebureau van Den Haag sinds 1956, zie daarvoor http://www.buitenbeeldinbeeld.nl/Gemeentemuseum/Kneulman.htm
[12] Dit is terug te voeren op Paul Cézanne die immers vooral in zijn constructieve periode een grondslag vond in de geometrische figuren als de bol, kubus en piramide en daarmee een voorloper van het kubisme werd.
[13] Goedings, Het licht bij Noordenwind, 54.
[14] Goedings, Het licht bij Noordenwind 102.
[15] Goedings, Het licht bij Noordenwind 119. Berger, zo blijkt daar, verwijst naar de Franse schilder Léger, die dezelfde ideeën heeft. Zie op mijn blog de bespreking van Léger en diens schilderij 'Les jouer de cartes'.