Recensie MUSEUM DE PROEFKOLONIE IN DRENTHE,
PAREL VAN HET NOORDEN
Leen Moelker
Museum: ‘DE PROEFKOLONIE’ van de
Vrije Koloniën van Weldadigheid;
Adres: Majoor Van
Swietenlaan 1A, 8382 CE Frederiksoord;
Telefoon: 0521 725980;
Open: Dinsdag t/m zondag
10-17 uur;
Thema: Sociale
geschiedenis;
Locaties: Huis van
Weldadigheid en diverse buiten gelegen historische gebouwen;
Opgericht: 1818.
In functie: 1818-1934.
Bezocht: 5 september
2019.
|
In een eerdere bijdrage aan
dit blog heb ik verslag gedaan van ons bezoek aan de toen nog lopende
tentoonstelling Sprezzatura in het
Drents Museum.
Ik wil hier kort ingaan op ‘DE PROEFKOLONIE’ , een pareltje in museumland.
Ongetwijfeld zal vanuit het pas geopende prachtige Bezoekerscentrum de roem van
het museum verder verspreid worden. Wat is er te beleven? Wat vertelt ‘DE PROEFKOLONIE’ ons? Waarom moet iedereen dit museum bezoeken?
1 Inleiding
Over de provincie Drenthe zou
veel meer te vertellen zijn dan in dit bestek mogelijk is. Alleen al een fietstocht
over het Dwingelderveld is interessant. Wie goed observeert, die ziet de overal
voorbeelden van het laagveen en hoogveen. Overal staan bordjes met een
toelichting op de bij de bevolking niet populaire kap van kreupelhout en bomen.
Die blijkt echter noodzakelijk in het kader van het landschapsbeheer.
Gras woekering is een groot
probleem en dat is goed waar te nemen in de heidevelden die duidelijk aangetast
zijn door de verzuring. Dat blijkt uit de aanwezigheid van grassen zoals het
pijpenstrootje. Stikstofoxiden (NO), Zwaveldioxide (SO2) en Ammoniak (NH3) zijn
als bijproducten van het verkeer en van de agrarische en industriële processen
de grote boosdoeners. Grassen gebruiken (rijke) fosfaten, heide juist niet want
heide gedijt op arme grond.
Het landschapsbeheer betreft
ook de regulering van het grondwaterpeil – van belang voor het laagveen en waar
te nemen tijdens een fietstocht door het Dwingelderveld – en van het kanaliseren van het regenwater
ten behoeve van het hoogveen (Fig.1).
Al met al heeft Drenthe flink
wat te bieden voor wie geïnteresseerd is in de ontstaansgeschiedenis van
landschappelijk Nederland.
Zoveel natuur doet vermoeden
dat de cultuur er bekaaid van af komt in Drenthe. Toegegeven, het is bescheiden
ten opzichte van de Randstedelijke centra, maar niettemin, er is echt meer dan
Hunebedden in Drenthe.
2 Toch hunebedden kort
Overal in het Drentse
landschap zijn graven van het trechterbekervolk te vinden. Deze boeren-immigranten
vestigden zich in het 4e millennium uit het verre oosten in
Nederland en bouwden er vervolgens uit de lokaal aanwezige morenen hun
hunebedgraven. De morenen dateerden van de Saalien ijstijd zo 150.000 jaar
geleden.
De hunebedbouwers stonden
bekend om hun bedrevenheid in pottenbakken. Vooral een beker in trechtervorm is
overgeleverd via grafgiften in sommige
hunebedden.
En nu we ons onderwerp DE PROEFKOLONIE hebben ingekaderd,
kunnen we daarover verder uitweiden. Ik begin met een oordeel over het museum.
3 Het Museum ‘De Proefkolonie’
Het museum is gevestigd in
Frederiksoord Drenthe en is de voortzetting van een voormalig
informatiecentrum. Het is gelegen in het hart van de eerste kolonie volgens het
concept van Van den Bosch. In de nieuwe opzet is het in het voorjaar van 2019
geopend.
Bij binnenkomst voel je je al
direct thuis. Open balies, ruime doorlopen, ramen tot op de grond vormen de
vriendelijke uitnodigende entree.
Op een display staat wanneer
de eerstvolgende multimediale presentatie begint. Die bestaat uit drie delen.
De eerste afdeling omvat een ruimte waarin bezoekers
tegen een stads decor een korte presentatie over de Nederlandse politiek-sociale
geschiedenis van de negentiende eeuw krijgen voorgeschoteld. Het is een
referentiekader voor de volgende afdeling. Want als de eerste show is afgelopen krijgen de kijkers automatisch
toegang tot een ronde zaal. Daar kan men in comfortabele stoelen plaats nemen
om een film over de oorsprong en betekenis van de eerste kolonie van
weldadigheid te bekijken. Het aardige is dat het een 360 graden presentatie is over
vijf modelgezinnen uit die tijd. Ieder gezin heeft eigen bijzonderheden en
ervaart exemplarische moeilijkheden, zoals succes nastreven, ziekte, onmacht om
zich aan te passen enzovoorts.
Wat zal dat voor al die
gezinnen een cultuurschok hebben gegeven. Van een armoedig maar vrij bestaan
naar een prestatiegerichte, gecontroleerde, obligate omgeving.
Daarna kunnen bezoekers de
expositie verder bekijken. Die bestaat uit een stelsel van thematisch opgezette
interactieve informatiestands, tv schermen, vitrines en een computergestuurde
chatunit. Daar kunnen bezoekers vragen stellen aan historisch betrokkenen,
zoals aan een donateur of een jongere uit die tijd.
Zodoende kwamen wij erachter
dat als een meisje zwanger raakte dit werd opgevat als een misstap die bestraft
moest worden en zij tijdelijk naar Ommerschans werd overgeplaatst.
De hele inrichting van het
spiksplinternieuwe bezoekerscentrum is inderdaad een ‘huis van weldadigheid’
voor wie in de sociale geschiedenis van Drenthe is geïnteresseerd. Maar juist
door de samenhang met de nationale en
internationale ontwikkelingen – in de negentiende eeuw werd het Rode
Kruis opgericht, werden er in Nederland zeker 140 specialistische ziekenhuizen gebouwd
en kwamen er op grote schaal wetten die op armoedebestrijding waren gericht – betreft
het verhaal van De Proefkolonie ons
aller geschiedenis.
4 ‘DE PROEFKOLONIE’ wordt gesticht
4a Korte biografie van Johannes
van den Bosch, de stichter van ‘DE
PROEFKOLONIE’
Met het Weense Congres in
1813 werd een periode van oorlog in Europa afgesloten. Nederland en België
werden een koninkrijk onder Koning Willem I. Nederland profiteerde zeer van de
opbrengst uit de koloniën vooral vanuit Nederlands Indië. De VOC was 31
december 1799 opgeheven en de staat had
daarbij het bestuur overgenomen.
Een van die bestuurders was
de graaf Johannes van den Bosch (1780-1844). Deze had zich als militair op
eigen kosten gemeld voor dienst in Indië. Zijn schranderheid bracht hem snel
vooruit en al in 1801 werd hij adjudant van de gouverneur-generaal Van Overstraaten in Nederlands Indië. In 1807
werd hij adjudant met de rang van luitenant-kolonel van gouverneur Wiese. Toen
de schoonvader van Van den Bosch, Sandol Roy –
die het commando had over de troepen in Indië – door gouverneur Daendels
werd ontslagen, keerde Van den Bosch naar Nederland terug. Op de reis met een
boot werd hij door de Engelsen gevangen genomen.[1] Twee
jaar gevangenschap verbleekten zijn ambities niet en vanaf 1813 werd hij betrokken
bij de bestuurlijke inrichting en de militaire operaties van het koninkrijk Nederland.
Zijn ervaringen in Indië en zijn
bemoeienissen met de conflicterende politiek leiden tot zijn zelf
gekozen ontslag in 1818. Dat maakte de weg vrij voor zijn andere ambitie: de
oprichting van een Maatschappij van Weldadigheid in Drenthe later genoemd ‘Frederiksoord.’
4b ‘DE PROEFKOLONIE’ begint zich te vormen
Van den Bosch was een bewogen
man en begaan met het lot van de armen. Hij sloeg het oog op de relatief woeste
en verlaten gronden in Drenthe. Daar kocht hij het buiten Westerbeeksloot en
zette een systeem op om de armen zelfvoorzienend te kunnen laten wonen en
leven. De jongste zoon van Koning Willem I, prins Frederik werd beschermheer
van ‘DE PROEFKOLONIE’ .
De aangeschafte grond ( 310
ha) werd verkaveld in percelen van één hectare ( 700 Rijnlandse roeden) met
daarop kleine woonboerderijtjes. Al gauw konden 52 gezinnen daar een nieuwe
toekomst tegemoet zien.
In aanvang was er
een grote kapitaalbehoefte omdat de nieuwe bewoners in principe alles vrij ter beschikking werd gesteld. Dat
kapitaal was mede afkomstig uit de gegoede
burgerij van Nederland die door wekelijks 2,50 gulden te doneren zorgden voor de vlottende middelen van ‘DE
PROEFKOLONIE’ . De eerste decennia waren er meer
dan 30.000 donateurs. Over hun beweegredenen zie de bijzonderheden bij de beschrijving van het museum, eerder
in deze tekst.
Fig.2 Rijkswaterstaat, Koloniekerk
van Kolonie II (Koningin Wilhelminalaan 53 Wilhelminaoord) ,1851, baksteen
en hout, toren en kerk met ingesnoerde leien bekleding, pannen. gietijzer. Neoklassiek.
Foto: Ada Markusse 11 september 2019.
Alles werd voor de nieuwe bewoners
aangeschaft. Niet alleen hun huisje, ook hun kleren, hun beddengoed, hun
landbewerkingsmateriaal zelfs hun afzetkanaal was geregeld, maar ook was er het
eerste jaar een centrale keuken als overbrugging naar zelf koken. Zelfs
beesten, koeien en geiten en schapen maakten deel uit van de begin inventaris.
De filosofie was dat de
geselecteerde gezinnen (criteria: ouders < 40 jaar, enkele oudere kinderen,
van onbesproken gedrag zijn, gezond zijn, arm zijn, voorspraak van de Gemeenten)
onbelemmerd aan hun nieuwe leven konden beginnen. Echter, ze moesten een
schuldbekentenis tekenen van 1000, - gulden. Uit de opbrengst van de grond
konden ze die dan terug betalen.
De Maatschappij zorgde voor
de begeleiding door middel van inspecteurs, administrateurs, zorg- en
onderwijspersoneel en rechtspraak. Dit gesloten systeem zou althans voor de
arme gezinnen een sociale verheffing uit hun erbarmelijke status moeten
betekenen.
Kandidaat bewoners hadden
vaak een grote achterstand in onderwijs en ontwikkeling, Zelfs met de
persoonlijke hygiëne, de verzorging van huis en haard, kortom met de reinheid
en netheid hadden de meeste bewoners geen affiniteit. Dat werd dan ook streng gehandhaafd door de inzet van inspecteurs (Fig3).
Fig. 3 Maatschappij van Weldadigheid,
Ambtenaarshuis (wijkmeester, administrateur,
notabele) ca 1820, baksteen,
6 x 5
x 5 m, Majoor Van Swietenlaan, Frederiksoord. Foto: Ada Markusse 11 september
2019Dat betekende dat een verlicht repressief beleid werd gevoerd. De broer van Johannes van den Bosch, Benjamin van den Bosch, werd er de eerste directeur onder toezicht van Johannes.
De keus voor een volledige
autarkie binnen het Nederlandse staatsbestel gaf nogal wat praktische
problemen. Wat te doen bijvoorbeeld met talentvolle kinderen, goede ‘boeren’,
misdraging van een bewoner, slecht beheerde percelen, ziekte (kosten) van de
boer, financieringsvraagstukken en zowat alles wat een staat in een staat moet
regelen. Voor alles werd een oplossing gezocht.
4c ‘DE PROEFKOLONIE’ functioneert
De beginproblemen leerden dat
de mentaliteit van de nieuwe bewoners nogal verschilde. Als een inspecteur kwam
kijken of alles in huis rein en net was, bleek soms dat men het beddengoed had
verkocht. Je kunt immers ook zonder slapen! Dan volgde een boete. Of er
ontstonden binnen de kolonie relaties tussen jongeren die soms uitliepen op een zwangerschap. De aanstaande
moeder moest ervoor boeten door verbanning naar een strafkolonie De Ommerschans. Als een ‘boer’ ziek werd
was er geen inkomen maar hij werd wel door de koloniedokter bijgestaan. Maar
voor andere medische hulp buiten de kolonie was geen oplossing, dan moest de
kolonist zijn bestaan in de kolonie opgeven.
In principe past in dit
bestel ook dat alle producten in eigen winkels moesten worden verhandeld. Er
was een leveringsplicht aan de koloniewinkels die dan als tussenhandel
fungeerden binnen de kolonie.
De kolonieleiding ging
ervanuit dat iedereen meewerkte. De huisspinnerij, de weeftoestellen bedienen,
de persoonlijke verzorging en de opvoeding van de kinderen was een vrouwentaak.
Mannen bewerkten de grond en probeerden daarmee een goed inkomen te verwerven.
Een kolonie had veel weg van
een organisatie met zelfvoorzienende boeren – zoals in Engeland in de 17e
eeuw – die via een putting-out systeem in hun levensonderhoud konden voorzien.
Alleen was er een centrale leiding die probeerde alles in goede bannen te
leiden.
Al gauw bleek er behoefte aan
voortgezet onderwijs. In 1823 werd het Instituut voor de Landbouw in Wateren
opgericht waar 75 leerlingen werden toegelaten. Zij kregen les in theorie en
praktijk volgens de opvoedmethode van Johann Heinrisch Pestalozzi (1746-1827)
die op zijn beurt weer te rade was gegaan bij Jean-Jacques Rousseau. Later in
1884 werd de G. A. van Swieten Tuinbouwschool opgericht. Die werd genoemd naar
de zoon van filantroop majoor F. H. L. van Swieten te Delft ter nagedachtenis
aan zijn Geraard Adriaan (Fig. 4).
Het gebouw is momenteel in
beheer bij het Rijk.
Fig.4 Maatschappij van Weldadigheid,
Geraard Adriaan van Swieten Bosbouwschool,
1887, baksteen, schilddak met pannen, Majoor Van Swietenlaan 28 Frederiksoord.
Foto Ada Markuse 11 september 2019.
Overzien we de dagelijkse
praktijk in de kolonie dan gaan op operationeel
niveau de boeren naar het land, de vrouwen spinnen en weven, de kinderen
gaan naar school. Als er ziekte is komt de koloniedokter. Als er problemen
rijzen wordt raad verschaft of recht gesproken. De kerk is een vast ankerpunt
binnen de kolonie – iedereen wordt in de diensten verwacht (Fig.2) – en de heropvoeding
tot goede burgers staat centraal. Individueel opvallend succes wordt
aangemoedigd en beloond met een toelage of zelfs met een benoeming tot vrijboer.
Op bestuurlijk niveau leidden de directeur, de inspecteurs, de
onderwijzers, de dokters, de wijkmeesters en de geestelijken de kolonie in
goede banen. Administrateurs beheren naast de administratie ook een ziekenfonds
en verzorgend personeel bezet (later) de rusthuizen.
Een vrijhoeve was overigens
een grotere boerderij met meer grond gelegen net buiten de kolonie. Naast het
nieuwe bezoekerscentrum tegenover de bosbouwschool staat nog steeds een
exemplarische vrij (pacht)hoeve.
5 Wat gebeurde er na de oprichting van Frederiksoord?[2]
Nog in de oprichtingsfase had
Van den Bosch zich gerealiseerd dat de praktijk van de volksverheffing wel eens
weerbarstig zou kunnen zijn. De nieuwe bewoners zullen niet altijd gedrag
volgens de regels tonen. Daarom werd tevens gestart met een speciale kolonie
voor de opvang van gestraften, Ommerschans.
Het succesvolle verloop van
kolonie I Frederiksoord lokte nieuwe initiatieven uit en er stroomden meer
vrijgevige donateurs toe zodat een tweede kolonie in het verschiet kwam. Van
den Bosch wilde de eenheden niet te groot maken maar wel op het niveau van de
haalbare zelfvoorziening.
Achtereenvolgens werden zeven
koloniën gesticht met de aantekening dat niet alles direct lukte. Boschoord
bleek geen vruchtbare grond te bezitten
dus werd het bosaanplant. Niet levensvatbare experimenten werden samengevoegd in een nieuwe kolonie
Willemsoord.
Vervolgens werden binnen het
nieuwe Koninkrijk der Nederlanden ook
twee locaties aangekocht in de Belgische Kempen.
Van den Bosch moest echter
ervaren dat zijn succes met de koloniën de Nederlandse Staat op een idee had
gebracht. Een speciale kolonie in Drenthe zou ook een mooie oplossing kunnen
zijn voor de opvang van klaplopers, paupers en allerlei crimineel volk dat in
de steden de buurten onveilig maakte. Hoewel Van den Bosch zich daartegen
verzette, gebeurde het uiteindelijk wel en werd in Veenhuizen een grote
voorziening opgetrokken als strafkolonie (tab.1).
Alle koloniën hadden in
principe een landschappelijke rasterstructuur met rechte wegen, rechte
waterafvoerkanalen, een rechthoekige verkaveling en een bepaald type
kolonistenhuizen. Afhankelijk van de productiestructuur – dus van het soort
activiteit op het land, met dieren of via het ambacht – waren er winkels,
mandenmakerijen, kaasmakerijen en andere lokale ambachtelijke bedrijven. Tegen 1826 waren alle koloniën in bedrijf en aan
sponsors geen gebrek omdat die hiermee de
obligate naastenliefde praktiseerden.
Iets meer dan honderd jaar
later nam de laatste kolonist zijn intrek in een kolonistenwoning en stopten de activiteiten.
Tabel 1 Overzicht van de zeven
vrije en onvrije koloniën gesticht door de Maatschappij van Weldadigheid
Jaar
|
KOLONIE
|
GENOEMD NAAR
|
VRIJ-ONVRIJ
|
PLAATS EN PROVINCIE
|
GROOTTE
|
KOLONIE NUMMER
|
1818
|
Frederiksoord
|
Frederik van Oranje
|
1818 Vrij
|
Frederiksoord in Drenthe
|
319 ha
|
I
|
1820-1823
|
Wilhelminaoord
|
Moeder Kon.W. I
|
1820-1823 Vrij
|
Vledder in Overijssel
|
779 ha
|
II
|
1820-1823
|
Boschoord
|
Bosrijk landschap
|
1820-1823 Vrij
|
Bij Frederiksoord
|
Onderdeel
Wilhelm. oord
|
Onderdeel II
|
1823
|
Oostvierde
parten
|
Dorp
|
1823 Vrij
|
Noordwolde in Friesland
|
Onderdeel Wilhelm. Oord
|
II
|
1820-1823
|
Willemsoord
|
Kon. Willem I
|
1820 Vrij
|
Steenwijkerland
Overijssel
|
131 ha
|
III
|
1819
|
Ommerschans
|
Dorp Ommen
|
1819 en Onvrij
|
Ommen in Overijssel
|
800 ha
|
IV
|
1822
|
Wortel kolonie
|
Dorp in België
|
1822 Vrij
|
Belgische Kempen
|
403 ha
|
V
|
1823
|
Veenhuizen
|
Dorp in Drenthe
|
1823 Onvrij
|
Veenhuizen Drenthe
|
1659 ha
|
VI
|
1825
|
Merksplas
|
Dorp in België
|
1825 vrij
|
Merksplas België
|
554 ha
|
VII
|
6 Van den Bosch en het Cultuurstelsel
In 1827 werd oprichter Van
den Bosch tegen zijn zin benoemd tot commissaris-generaal van West Indië om
daar financieel orde op zaken te stellen. Maar dat liep vast op te weinig
inkomsten en te veel kosten. In 1828 werd Van den Bosch ook weer zonder zijn
enthousiasme belast met het bestuur Nederlands-Indië. Hij liet de zeven
koloniën achter bij bewindvoerders en zette zich aan de opdracht om
Nederlands-Indië dienstbaar te maken aan de Nederlandse industrie en handel. En
om te bereiken dat de Nederlandse bezittingen daar niet langer op de staat
leunden.
Ik zie in wat nu volgt
bepaalde overeenkomsten tussen wat Van den Bosch in Nederlands-Indië beoogde en
zijn opvattingen over de inrichting van de koloniën van weldadigheid.
In een Nederlandse
kolonie van weldadigheid legde hij het accent op de vrije ondernemingsgewijze productie. Kolonisten had
het zelf in de hand of zij succesvol waren.
De boeren beconcurreerden elkaar niet, ze vulden elkaar aan.
Zoiets had Van den Bosch ook
voor Java in gedachten met dien verstande dat de afzetmarkt van Nederlands-Indië
in Europa lag en door de lange aanvoerlijnen met Europa de producten minder
concurrerend geprijsd konden worden ten opzichte van bijvoorbeeld West-Indië.
Ondernemingen zouden ervoor terugschrikken zich daarom in Nederlands-Indië te
vestigen. Daarom, vond hij, moest de Nederlandse overheid zelf maar als
onderneming in de kolonie gaan optreden. Dan konden productie en handel onder controle
worden gehouden. Maar als Nederlands-Indië kostenneutraal moet worden, zal er
geëxporteerd moeten worden en deviezen van buitenaf moeten komen. Java zou
volgens Van den Bosch verarmen als er niet geëxporteerd werd en de producten
slechts binnenslands werden omgezet. Deze geleide productie betrof vooral de
cultures. Onder cultures wordt verstaan de verplichte verbouw van gewassen op
woeste gronden en bevloeide rijstvelden. Dat betrof de teelt van koffie, tabak,
indigo, suikerriet en rijst. Die verplichting stond gelijk aan belasting
betalen. De boeren mochten 80% van de grond voor zichzelf exploiteren.
Van
den Bosch gebruikte hier net als in Drenthe een deel van de woeste grond (in
Nederlands-Indië gekapt bos) om extra inkomsten te genereren.
Bovendien herstelde hij de
regentencultuur die onder Daendels en Raffles was gewijzigd in een
gelijkheidscultuur. Daardoor werd de lokale bevolking getrapt verantwoordelijk
voor de productie. Residenten en dorpshoofden moesten maximaal 20% van de
cultuurgrond gratis laten bewerken (in de praktijk was dat veel meer) en de producten
aan het gouvernement afleveren. De boeren ontvingen daarvoor plantloon en hoe meer
productie hoe meer plantloon kon worden opgestreken. De gehele arbeidspopulatie
deelde mee.
Ook
in Drenthe moesten de kolonisten jaarlijks een deel ( minimaal 5%) van hun beginschuld uit de landopbrengst
aflossen en bij wijze van rendement goederen leveren
aan de koloniewinkels. En ook hier gold, hoe beter het resultaat hoe meer beloning.
De residenten werden gemaand
de productie te maximaliseren door een goede samenwerking met de lokale
bevolking. In totaal werd uiteindelijk 6% van de productieve Javaanse grond
bestemd voor de teelt van cultuurproducten. Die werden via de Nederlandse
Handelsmaatschappij naar Nederland verscheept en daar geveild ten gunste van de
staatskas. Tot 1870 vloeide zo tot 30% van alle staatsinkomsten uit het
cultuurstelsel voort. Voorwaar, een enorm financieel succes.
In 1834 hield Van de Bosch
het voor gezien en werd hij in Nederland
Minister van Koloniën. In die positie zag hij toe op de goede werking van het
cultuurstelsel. In 1839 trad hij af en werd in 1842 lid van de Tweede Kamer. In
1844 overleed hij.
7 Slot
In 2018 bestond de
Maatschappij van Weldadigheid 200 jaar. In
het kader daarvan zijn de zeven koloniën voorgedragen voor opname op de lijst
van Werelderfgoederen van de UNESCO. Inmiddels is bekend dat Ommerschans,
Merksplas en Willemsoord hiervoor afgevallen zijn maar dat andere nog een kans
maken.
Het belang van de Koloniën
van Weldadigheid is duidelijk: het was het eerste initiatief in de wereld dat
via de landbouwproductie aan armoedebestrijding voorrang gaf. Ze functioneerden
meer dan honderd jaar en hebben aan meer dan 1400 gezinnen een beter leven
gebracht.
Dit is een uniek verhaal en
daarom is het in museumland een ‘must see’.
Middelburg, 6 december 2019.
[1] De
Bataafse Republiek had met Frankrijk een overeenkomst gesloten om te voorkomen
dat de Revolutie naar Nederland zou doorbreken. Engeland was hier tegen en
verklaarde in 1798 de Republiek de oorlog en dat betrof ook – meer om
commerciële redenen – de koloniën.
Willem V, die naar Engeland was uitgeweken, wilde niet dat de macht
binnen de Bataafse Republiek bij het volk zou komen te liggen. Hij was immers
troonopvolger en de stroming die daarbij in de Republiek aansloot was die van
de conservatieve unitaristen. Daarom nam hij deel als Engelse gast aan de inval
in de Republiek in juni 1798. Uiteindelijk ging zijn droom in vervulling toen
hij bij het Weense Congres werd benoemd
tot Koning Willem I over de Nederlanden.
[2]
Informatie verzameld tijdens de rondgang door het museum