RECENSIE
BLAUWDRUK VOOR EEN NOG BETER LEVEN IS INTRIGEREND TONEEL
Leen Moelker
Naam: Blauwdruk
voor een nog beter leven
Regie: Johan Doesburg
Tekst : Ilja Leonard Pfeijffer
Uitvoering: Nationale Toneel, Anniek Pheifer (Hilde),
Matteo van der Grijn (Otto), Jeroen Spitzenberger (Leo), Vincent Linthorst
(Ernst), Betty Schuurman (Mathilde)
Dramaturgie: Karim Ameur
Datum: 15 januari 2015
Plaats: Middelburg
Beoordeeld: Leen Moelker (BA) 22 januari 2015
|
Op de Nederlandse podia is de
laatste tijd een trend te bespeuren om succesvolle boeken ook op de planken te
brengen (bijvoorbeeld De prooi, Karakter, De Aanslag, De Avonden). Veelal
literair toneel dus. Natuurlijk doen de klassiekers het ook nog altijd (Medea, King Lear, Antigone
enzovoorts) maar het grote publiek komt toch meer af op bekende contemporaine namen.
Het Nationale Toneel zet dit
seizoen met Blauwdruk voor een nog beter
leven (Ilja Pfeijffer) het publiek stevige kost voor. Het is globaal
gebaseerd op Noël Peirce Coward’s Design
for living uit 1933. Wat is nù de boodschap? Hoe herkenbaar is nù de
conflictstof?
Samenvattend oordeel
Dank zij de uitgebreide
inleiding voorafgaand aan de voorstelling in Middelburg, werd al veel duidelijk
van wat Pfeijffer beoogt met deze tekst. Op de wereld reflecteren en die
verwarren, want de wereld is nu eenmaal verwarrend. Ontregelen is het overigens ook wat
hij in zijn gedichten probeert vorm te geven. In deze "Blauwdruk” is er werk
aan de winkel zowel voor de acteurs als voor het publiek. En wie geen zin heeft
in veel nadenken en er niet toe wil worden aangezet om de betekenis zelf te
construeren, die kan maar beter thuis blijven.
Korte inhoud
Als jonge kunstenaars
probeerden Hilde (fotografie), Otto (schilderkunst) en Leo (dramakunstenaar)
hun idealen in Genua te verwezenlijken. Maar liefdesperikelen brachten
scheiding tussen hen, waarna Hilde en Otto hun zoektocht naar succes in
Amsterdam voortzetten. Maar de armoede stelde hun relatie op de proef. Houden
we vast aan onze principes? Of produceren we waar het publiek om vraagt? Dat
zijn de kernvragen waarmee die twee
worstelen.
Intussen treedt Ernst ten
tonele, de broer van Leo en gefortuneerd bankier. Hij is bereid het koppel
financieel te steunen door sponsors te contracteren. Tegelijkertijd duikt ook Leo op en wel vanuit het bed van Hilde. De
idealistische Otto, haar partner, weigert daar aanstoot aan te nemen, hoe Hilde
hem ook smeekt om een gebaar van spijt en toorn. Leo, na jaren van afwezigheid,
lijkt te slagen als filmregisseur. Hij staat aan de vooravond van zijn eerste
filmpremière in Hollywood en straalt ‘eindelijk succes’ uit. Hilde is de armoe
zat en trekt bij Leo in, in zijn prachtige appartement in Los Angeles. De
moeder van Leo en Ernst, Mathilde genaamd, heeft het altijd geweten dat haar
lievelingszoon Leo furore zou maken. Met Ernst heeft ze een moeilijke
verhouding. Ondanks diens succes als handige bankier, is ze altijd meer betrokken geweest op
de bevlogen en principiële Leo.
De film is intussen een flop geworden. Slechte kritieken en een financiële ramp zijn Leo’s
deel. Hilde ziet alweer de armoe opdoemen en papt met de rijke Ernst aan. Leo
en Otto beginnen een homorelatie. Zij delen nu hun idealen : Leo handhaaft nog
steeds zijn kunstopvatting – dus armoe – maar Otto heeft zijn kunst aangepast
aan de smaak van het publiek – dus rijkdom – en samen hebben ze het goed. Als
ze ten slotte besluiten om op een boerderijtje in Drenthe te gaan wonen,
nodigen ze Hilde uit hun daarin te volgen. Als Ernst weigert zelfs maar jaloers
te worden en zijn liefde voor Hilde te bewijzen, volgt er een emotionele uitbarsting: weer moet Hilde kiezen tussen
herstel van de vroegere verbondenheid met Leo en Otto of niet. Het antwoord blijft uit.
Bespreking en interpretatie
Op het podium zijn sobere rekwisieten aanwezig als het toneelstuk begint. Alle aandacht gaat uit naar de toneelspelers. De geschiedenis speelt zich af op vier locaties: Amsterdam, Los Angeles, New York en weer Amsterdam. Wij volgen de personages daar tijdens hun zoektocht naar een nog beter leven.
Want dat gegeven doortrekt
het hele spel. Een beter leven. Vooral Hilde stelt haar principes niet langer
boven alles als ze het moeilijk krijgt. Maar
ook Otto zien we van tactiek wisselen als hij uiteindelijk schildert waar het
publiek om vraagt. Alleen Ernst en Leo handhaven hun uitgangspunten en
verdedigen hun principes. Dat roept de vraag op in hoeverre mensen willen
vechten voor hun idealen. Wat hebben ze ervoor over?
Als de eerste akte begint
klinkt er muziek en zien we een rommelige kamer van een kunstschilder. Het is
duidelijk dat Otto en Hilde geen rijk bestaan hebben. Hilde wordt net wakker. Al
direct speelt zij een grote rol in dit drama. In monologen maar vooral in de dialogen tussen
haar en de anderen wordt duidelijk dat zij ongelukkig is. Ze is de armoe zat.
Als de bel gaat verschijnt de bankier en broer van Leo, Ernst: hij heeft voor
hun sponsors gevonden. Maar Otto
reageert er nauwelijks op. Hij staat voor zijn principes en wil gewoon
waardering voor zijn kunst omdat het kunst is wat hij maakt. Het wordt nog
erger als plotseling Leo uit de slaapkamer van Hilde en Otto tevoorschijn komt
en de ontrouw van Hilde duidelijk wordt. Maar ook daarop reageert Otto
lauwtjes: “Ik gun jou, Hilde, het allerbeste in het leven.” Maar Hilde wenst
een bewijs van zijn liefde: “Beteken ik dan helemaal niets voor je?”
De moeder van Leo en Ernst,
Mathilde bemoeit zich er ook mee. Zij stapt echter uit haar rol en begint een
gesprek met de zaal over de inhoud van het moederschap. Dat werkt bevreemdend. Zegt
zij dit als ‘moeders, ouders onder elkaar’ of hoort dat toch bij haar
toneelrol? De betekenis is in elk geval dat werkelijkheid en fictie innig
verweven zijn en wel zo dat het niet duidelijk is hoe deze scene moet worden verstaan. Wat is echt? Wanneer is iets verzonnen? Wat is waarheid?
Tegen een nieuw decor (Los Angelos)
praten Hilde en Leo, nu geliefden, met elkaar. Leo verdedigt zich tegen de
kritieken op zijn film met een beroep op principes. Want leven zonder principes
is een belachelijk idee. Mensen moeten kiezen: het is kop of munt. Ieder is regisseur
van zijn eigen leven en bestiert als in een toneelversie het echte leven en het morele proces.
In een volgende scene blijken
Leo en Otto over kunst in gesprek te zijn. Otto heeft zijn stijl aangepast. Hij
schildert nu populaire ‘Genoese Blinds’ en verdient er goed geld mee. Leo is er
niet over te spreken. “Ware kunst is een tikkende bom,” zegt hij en het is onze
plicht te verontrusten. Wat Otto doet, is bevestigen, niet verontrusten en is dus
geen kunst, vindt Leo. Kunst moet gevoed worden door afgunst, dan is er vooruitgang.
“ Slechts de dood – citeert Leo de dichter Keats
– is het einde van de afgunst.” In de kunst gaat het om het stellen van vragen.
Maar daar is geen vraag naar! Otto pareert dan deze aantijging met de stelling
dat deze verwijten niet uit Leo’s principes voortvloeien maar uit rancune:
Leo’s artistieke bevlogenheid is slechts een masker voor het falen van zijn
kunst.
Hilde ziet intussen weer de armoe opdoemen, nu rondom Leo, en
wijkt uit naar een relatie met de rijke bankier Ernst.
In het laatste bedrijf roept Hilde uit, in gesprek met Ernst, dat ze inmiddels
verontrust is over haar relatie met hem. Ernst is alleen geïnteresseerd in kunst als
business. Kunstenaars als Hilde drijven als hersenloos vee naar hun bestemming. Het
gaat volgens Ernst helemaal niet om schoonheid in de kunst en leken begrijpen
kunst al helemaal niet. Het is allemaal business!
Maar Hilde wil nu eindelijk
eens een normaal leven en geen kunstenaar meer zijn. “Ik laat mij niet meer
verontrusten door onschuldige betekenisvolle vragen over normale vragen te stellen.”
Als Leo en Otto zich bij hen
voegen stellen ze voor om als commune op
het Drentse platteland te gaan wonen. Maar Ernst ziet het niet zitten en Hilde
staat weer voor een keuzeprobleem: Kruis of Munt? Meegaan of niet? En ze vraagt
aan Ernst: ”Wanneer word je nou eens jaloers?”!!! Ik wil geen Medea zijn of
MacBeth die door jaloezie verteerd werden. Ik wil een normaal leven.
Iemand zegt: ¨Als je het spel
niet speelt kan je niet verliezen maar wat win je dan?¨
Leo moedigt haar aan: het leven kan altijd nog beter, maar je moet
wel kiezen. Maar Ernst is van mening dat
kunstenaars niets verliezen als ze hun idealen opgeven.
Het toneelstuk Blauwdruk voor een nog beter leven is te interpreteren als een spiegel van de tijd. Die tijd kenmerkt zich door onzekerheden en mogelijkheden, globalisering maar ook door fragmentatie. Hilde kan staan voor het type mens dat een gewoon onopvallend leven wil lijden. Maar ze is verscheurd doordat snelle ontwikkelingen erom vragen dat steeds weer nieuwe keuzen moeten worden gemaakt. En dat wil ze helemaal niet, ze wil niet meer verontrust worden.
Leo daarentegen neemt de
handschoen op en levert een niet aflatende strijd om zijn
kunstenaarsopvattingen ingang te doen vinden. Het is evenwel de aanvankelijk principiële
Otto die zich aanpast aan de eisen van de tijd en gewoon de commercie toelaat.
Veel mensen geraken in gewetensnood als hun gedrag niet meer overeenstemt met hun principes. Niet zelden passen ze dan cognitieve dissonantie toe door de principes aan het gedrag aan te passen. In de psychologie is dit fenomeen bekend als een uiterste redmiddel om vrij te komen van de innerlijke conflicten.
In de personages herkennen we
de idealistische mens maar ook de radeloze zoeker. En we identificeren ons met hun streven een
beter leven te bereiken. De weg erheen gaat langs diepe afgronden en over hoge
zeeën. Dat is wat ik uit dit toneelstuk haal en ik ben van mening dat de
werkelijkheid niet anders is. Voor je principes moet je wat over hebben, dus is
het afzien in het leven.
Biografie Ilja Leonard Pfeijffer
Ilja Leonard Pfeijffer werd geboren
op 17 januari 1968 (47) in Rijswijk. Hij studeerde Griekse Talen en promoveerde
in 1996 op de klassiek Griekse dichter Pindarus: Three Aegineatan Odes of Pindar. Pfeijffer vestigde in 1998 zijn
debuut als dichter met De vierkante man.
Het ‘Vierkant’ is de ideaalvorm van de volmaaktheid, vooral bij Xenofon,
Pfeijffers klassieke lievelingsdichter. Vervolgens publiceerde hij in 2002 zijn
eerste roman Rupert (Anton
Wachterprijs) en daarna volgden meer gedichtenbundels en romans waarvan La Superba in 2013 is verschenen.
Hij was tot 2004 een periode
als ‘graecus’ aan de Universiteit Leiden verbonden. In 2008 besloot hij met
zijn Russische vriendin, fotografe, tot een fietstocht naar Rome. Op die tocht
passeerden zij Genua en nadat zij Rome hadden bereikt keerden ze prompt naar
Genua terug om zich daar voor goed te vestigen.
Het Nationale Toneel
S. P. Q. H. [1]Van Haghespelers tot Nationale Toneel
Sinds 1988 is het Nationale Toneel vaste bespeler van de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Daarmee staat de stichting in een lange historische traditie van prominente gezelschappen die voor en namens de burgers van Den Haag deze prachtige schouwburg bespeelden.
Boven het toneel van de Koninklijke Schouwburg hangt sinds 1863 een plaquette met het opschrift SPQH - Senatus Populusque Haganus, letterlijk vertaald 'Senaat en Volk van Den Haag'. De plaquette staat symbool voor de emancipatiebeweging die halverwege de 19e eeuw, ervoor zorgde dat de macht verschoof van de adel naar de burgerij. Langzaam maar zeker eigenden de burgers zich de schouwburg toe. Daartoe richtten ze verenigingen op, die kwalitatief hoogwaardig toneel voor het volk moesten brengen.
Het duurde tot na de eerste Wereldoorlog voordat uit de nieuwe stroom theatergezelschappen een vaste bespeler van de Koninklijke Schouwburg werd aangewezen. Deze eer viel in 1921 te beurt aan Eduard Verkade en zijn Haghespelers. Het gezelschap met grote namen als Elsa Mauhs, Cor Ruys, Albert van Dalsum, Johan de Meester en Cees Laseur ging voortaan door het leven als de Haghespelers in 't Voorhout en legde het fundament voor een rijke Haagse toneel.
In 1924 fuseerde het Hofstadtooneel met de Verenigde Rotterdamse Toneelisten. Samen vormden ze het Rotterdamsch-Hofstad Tooneelraditie.
Later stapte Van der Lugt Melsert op, als resultaat van een hoog opgelopen dispuut over de censurering van zijn stukken door de Schouwburgcommissie. In 1938 viel het Rotterdamsch-Hofstad Toneel uiteen.
In 1947 stapte Verbeek op na een conflict met de Haagse Kunststichting. De gemeente vond het tijd voor een frisse wind en benoemde Cees Laseur (net als Verbeek een leerling van Verkade) tot artistiek leider van een nieuw gezelschap: de Haagse Comedie.
Eind jaren '60 werden overal in het land vraagtekens gezet bij de inrichting van het Nederlandse theaterlandschap. De belangstelling van het publiek leek af te nemen. Er waren overal prachtige nieuwe schouwburgen gebouwd, die halfleeg kwamen te staan. De publieke onvrede over het toneelbestel culmineerde in de ‘Aktie Tomaat’: in oktober 1969 gooiden een aantal toneelschoolleerlingen tomaten naar acteurs van de Nederlandse Comedie die in de Stadsschouwburg Amsterdam ‘De Storm’ van Shakespeare speelden. ‘Aktie Tomaat’ was een protest tegen de gevestigde toneelorde, dat de geschiedenisboeken in zou gaan als de grote revolte in het Nederlandse toneelbestel.
In oktober 1986 verscheen in de kranten het nieuws dat Hans Croiset aangesteld zou worden om een nieuw stadsgezelschap voor Den Haag vorm te geven. Daarmee werd duidelijk dat de Haagse Comedie in zijn huidige vorm ophield te bestaan. Op 31 juli 1988 viel het doek definitief met de voorstelling: ‘Happy End’ van Kurt Weill, Bertolt Brecht en Elisabeth Hauptman. De Haagse Comedie nam met opgeheven hoofd afscheid, om plaats te maken voor een ambitieus nieuw gezelschap onder leiding van Hans Croiset: het Nationale Toneel.
Slot
Van ouds her heeft toneelspel gefungeerd als de spiegel van de werkelijkheid. De beleving van ervaringen ‘alsof het echt gebeurd is’ maakt het mogelijk te verkennen hoe de menselijke emotie zich gedraagt onder wisselende omstandigheden.
In de “Blauwdruk’ kunnen we onszelf bezig zien als ambitieuze en idealistische maar toch onzekere individuen. Soms passen we cognitieve dissonantie toe als het ons teveel wordt, maar soms ook houden we vol tot het bittere einde.
Middelburg, 2 februari 2015