nRECENSIE
Een boeiende verkenning van het goede de schoonheid en
de troost
Leen Moelker
Verschillende hedendaagse schrijvers zijn erin geïnteresseerd
hoe mensen zich hun eigen geschiedenis kunnen herinneren. Julian Barnes bijvoorbeeld
laat in zijn boek Alsof het voorbij is Tony Webster vertellen over zijn lang
vervlogen schooltijd.
De schrijver J. M. Coetzee, van wie we hier zijn nieuwe
roman De kinderjaren van Jezus bespreken, heeft in 2000 in een televisie interview aan het publiek uitgelegd dat persoonlijke
herinneringen in zijn boeken een belangrijke rol spelen, niet anekdotisch en
oppervlakkig, maar diep ingebed in de structuur van het verhaal.[1] Het valt op dat in Coetzee ‘s jongste boek de persoonlijke geschiedenis van mensen juist
wordt ontkend. Hoe moeilijk is het voor mensen om hun band met vroeger te
verbreken? Wat geeft troost in een wereld zonder houvast? Coetzee herhaalt
bijna letterlijk de filosofische kernvragen: Wat mag ik hopen? Wat moet ik doen? Wat is de
mens?
Korte inhoud
Simòn en David komen uit een onbekend land en arriveren in
Noville, gelegen in een Spaans sprekend land, om een nieuw leven te beginnen. In een
opvangkamp hadden ze hun nieuwe namen gekregen, was hun leeftijd geschat en
hadden ze Spaanse les gevolgd. Nu zoeken ze een plek om te wonen en moeten ze
integreren. David (5) is tijdens de overtocht met een boot zijn moeder en zijn
papieren kwijt geraakt. Simòn besloot zijn voogd te worden en samen zijn ze op
zoek naar Davids moeder.
Hun nieuwe omgeving is uiterst welwillend en coöperatief. Dat is zo in haven waar Simòn direct aan het werk kan als stuwadoor. En voor de mensen die ze leren kennen geldt, dat vriendschap belangrijker is dan liefde en dat herinneringen ballast zijn. Lieux de mémoires tellen niet.
Tijdens een reisje door de natuur ontdekken Simòn en David een villa, ‘La Residencia’ waar een vrouw en twee mannen een partijtje tennis spelen. Simòn ‘weet’ plotseling dat deze vrouw, Inés Davids moeder is en Inés neemt inderdaad het moederschap op zich. Zij trekt met David in het appartement van Simòn die op zijn beurt in een opslagruimte aan de haven gaat wonen.
David ontpopt zich als een bijzonder kind. Als 5-jarige verslaat hij volwassenen met schaken. Hij ‘ziet’ dingen die anderen niet zien. Hij hanteert een eigen taal. Getallen fascineren hem – ze kunnen zich openen - en hij weet iedereen te verbazen met zijn ideeën. David krijgt van zijn ‘moeder’ altijd zijn zin en wordt tamelijk onhandelbaar. Telkens als David zijn voogd, Simòn ontmoet stelt hij hem ontelbare waarom - vragen, die hij allemaal beantwoord krijgt. Wat is chaos? Waarom zijn er sterren? Een enkele keer maar zegt Simòn: “Het is nu eenmaal zo, en nu je mond houden.”
Hun nieuwe omgeving is uiterst welwillend en coöperatief. Dat is zo in haven waar Simòn direct aan het werk kan als stuwadoor. En voor de mensen die ze leren kennen geldt, dat vriendschap belangrijker is dan liefde en dat herinneringen ballast zijn. Lieux de mémoires tellen niet.
Tijdens een reisje door de natuur ontdekken Simòn en David een villa, ‘La Residencia’ waar een vrouw en twee mannen een partijtje tennis spelen. Simòn ‘weet’ plotseling dat deze vrouw, Inés Davids moeder is en Inés neemt inderdaad het moederschap op zich. Zij trekt met David in het appartement van Simòn die op zijn beurt in een opslagruimte aan de haven gaat wonen.
David ontpopt zich als een bijzonder kind. Als 5-jarige verslaat hij volwassenen met schaken. Hij ‘ziet’ dingen die anderen niet zien. Hij hanteert een eigen taal. Getallen fascineren hem – ze kunnen zich openen - en hij weet iedereen te verbazen met zijn ideeën. David krijgt van zijn ‘moeder’ altijd zijn zin en wordt tamelijk onhandelbaar. Telkens als David zijn voogd, Simòn ontmoet stelt hij hem ontelbare waarom - vragen, die hij allemaal beantwoord krijgt. Wat is chaos? Waarom zijn er sterren? Een enkele keer maar zegt Simòn: “Het is nu eenmaal zo, en nu je mond houden.”
Eenmaal op school wil David zich niet aanpassen. De
autoriteiten dreigen hem daarom naar een verbeteringsgesticht te sturen omdat
hij nog steeds geen taal beheerst of kan rekenen. Vervolgens leert Simòn David
lezen aan de hand van de kindereditie van Don Quichot. Er volgt een toets op
school en bij de schrijftest schrijft hij uitdagend in plaats van “Conviene que yo diga la verdad” (ik moet de waarheid spreken) de woorden “Yo
soy la verdad” (ik ben de waarheid). Uiteindelijk
belandt David toch in het instituut, van waaruit hij ontsnapt en vervolgens
zich met Inés herenigt. Simòn en Inés begrijpen dat ze niet tegen de wet in
kunnen blijven handelen. Met hun drieën vertrekken ze naar een nieuwe bestemming en
gaan ze op zoek ‘naar een plek om te wonen’.
BesprekingDe kinderjaren van Jezus gaat niet over de Jezus uit de Bijbel, maar over een hedendaagse David die een plek zoekt om te wonen. Over het Bijbelse kind Jezus is weinig bekend en die vaagheid is daarom voor Coetzee een uitnemende gelegenheid om al fantaserend een menselijke variant op Jezus’ kinderjaren te vertellen. Dat doet hij met behulp van filosofische, psychologische en Bijbelse connotaties die stuk voor stuk de lezer dwingen om aan de gebeurtenissen een eigen betekenis te geven. Want over sommige wonderbaarlijke verrichtingen en het nodeloos irritante gedrag van een vijfjarige jongen kunnen we kort zijn: zij zijn in onze westerse samenleving moeilijk voorstelbaar.
Toch herkennen we in de vragen
van David de nieuwsgierigheid van de Bijbelse Jezus. En ook in zijn dwarse aard
(Jezus negeerde soms het ouderlijk toezicht). Maar in de vragen uit het leven
zoals wat is een fabeltje, hoe kom je aan eten, wat is broederschap, is David
toch weer een gewoon kind. Via het alsmaar doorgaande Waarom? Waarom? Waarom?
van David legt Simon en passant voor hem en voor ons de aardse en de hemelse
werkelijkheid bloot. Ook elders in het boek wordt deze deconstructieve methode
van vraagstelling voortgezet, bijvoorbeeld in het gesprek met de lifter Juan.
Simòn wil daarin Juan ervan overtuigen dat mensen in het nieuwe land alleen
willekeurige nummers, namen en gebeurtenissen zijn. Mensen doen er niet toe. “Wij leven niet onder het oog van God,” waar
juist geen willekeurigheid bestaat.
David afficheert zich als ontsnappingskunstenaar, als goochelaar en als mensenredder. Zijn ontwikkeling als kind spoort maar matig met de bekende ideeën van Piaget en Kohlberg daarover. Kinderen van die leeftijd verwarren nog schijn met werkelijkheid: Don Quichot is voor David een echte bestaande held. Maar verder bestaat Davids werkelijkheid uit een eigen geconstrueerde wereld. Typerend voor zijn gedrag is dat hij beweert van alles te kunnen – rekenen, taal, goochelen – terwijl hij dat niet kan. Hij ziet geen verband tussen de dingen in de wereld en bezigt een schrijftaal die alleen híj kan lezen. Als hij eenmaal die taal wel schijnt te beheersen gebruikt hij die om zijn tegendraadsheid en onafhankelijkheid te demonstreren. Zo schreef David op het schoolbord “Ik ben de waarheid,” woorden die stammen uit Johannes 14:6. Jezus zegt daar: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.” Coetzee kan dit toppunt van ingebeelde goddelijkheid echter ook ironisch bedoeld hebben. Wonderverhalen moeten we wantrouwen. David is niet bereid het schoolsysteem te aanvaarden, wat de schoolpsycholoog, Señora Otxoa, terug voert op zijn problematische gezinssituatie.
Simòn, geschat op midden veertig en daarom ‘el viejo’ genoemd, is de goedheid zelve. Hij verzorgt David, vindt een moeder voor hem en werkt boven zijn krachten in de haven voor hun beider bestaan. Daarbij wordt hij tegengewerkt door Señor Daga die David slechte dingen leert. Met Eugenio, mede stuwadoor en filosofiestudent, discussieert hij over de traditie en de geschiedenis. ”Geschiedenis reikt niet tot in het heden”, zegt Eugenio,” het is slechts een patroon dat we zien in wat er is gebeurd.” Iedereen in Noville heeft immers zijn geschiedenis achter zich gelaten! En de chef-stuwadoor Alvaró tracht Simòn ervan te overtuigen dat hun werkmethodes niet moeten veranderen omdat in de haven slechts plaats is voor de materie en brute kracht en niet voor slimheid. Maar Simòn brengt in dat je van de geschiedenis kunt leren en houdt een vurig pleidooi voor modernisering van het productieproces in de haven.
Wat in het boek opvalt zijn de vele dialogen. Net als de
klassieke Socrates en Meno praten Simon en David over wat hoort en wat niet
hoort. Verder spreken Simon en de vrouwen die hij ontmoet over de functie van de
schoonheid, begeerte en lust (Ana), over
de liefde, vriendschap en de
schoonheid (Elena)en over hoe de
socialisatie van kinderen werkt (Inès). Simòn leert daaruit dat ze vriendschap
belangrijker achten dan de liefde omdat de liefde zich richt op onbereikbare doelen. David afficheert zich als ontsnappingskunstenaar, als goochelaar en als mensenredder. Zijn ontwikkeling als kind spoort maar matig met de bekende ideeën van Piaget en Kohlberg daarover. Kinderen van die leeftijd verwarren nog schijn met werkelijkheid: Don Quichot is voor David een echte bestaande held. Maar verder bestaat Davids werkelijkheid uit een eigen geconstrueerde wereld. Typerend voor zijn gedrag is dat hij beweert van alles te kunnen – rekenen, taal, goochelen – terwijl hij dat niet kan. Hij ziet geen verband tussen de dingen in de wereld en bezigt een schrijftaal die alleen híj kan lezen. Als hij eenmaal die taal wel schijnt te beheersen gebruikt hij die om zijn tegendraadsheid en onafhankelijkheid te demonstreren. Zo schreef David op het schoolbord “Ik ben de waarheid,” woorden die stammen uit Johannes 14:6. Jezus zegt daar: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.” Coetzee kan dit toppunt van ingebeelde goddelijkheid echter ook ironisch bedoeld hebben. Wonderverhalen moeten we wantrouwen. David is niet bereid het schoolsysteem te aanvaarden, wat de schoolpsycholoog, Señora Otxoa, terug voert op zijn problematische gezinssituatie.
Simòn, geschat op midden veertig en daarom ‘el viejo’ genoemd, is de goedheid zelve. Hij verzorgt David, vindt een moeder voor hem en werkt boven zijn krachten in de haven voor hun beider bestaan. Daarbij wordt hij tegengewerkt door Señor Daga die David slechte dingen leert. Met Eugenio, mede stuwadoor en filosofiestudent, discussieert hij over de traditie en de geschiedenis. ”Geschiedenis reikt niet tot in het heden”, zegt Eugenio,” het is slechts een patroon dat we zien in wat er is gebeurd.” Iedereen in Noville heeft immers zijn geschiedenis achter zich gelaten! En de chef-stuwadoor Alvaró tracht Simòn ervan te overtuigen dat hun werkmethodes niet moeten veranderen omdat in de haven slechts plaats is voor de materie en brute kracht en niet voor slimheid. Maar Simòn brengt in dat je van de geschiedenis kunt leren en houdt een vurig pleidooi voor modernisering van het productieproces in de haven.
Slot
De kinderjaren van Jezus is een enigszins onwerkelijk en fantastisch verhaal. De plaats van handeling is, evenals in Coetzee ’s Wachten op de barbaren, vaag gehouden, zodat de geschiedenis zich vrijwel overal zou kunnen afspelen. Toch gaat de roman niet alleen over ontheemde vluchtelingen. Want in Noville is alles goed geregeld, er is werk, er zijn gratis voorzieningen, en goed onderdak, kortom in het systeem komt elk mens tot ontplooiing. Maar er zijn wel regels.
En juist in die sfeer zijn David en Inès niet
gelukkig. David niet omdat hij
onvoldoende kan doen waar hij zin in heeft. Inès niet, omdat haar moederschap
door de gemeenschap wordt gefrustreerd. De
goedige Simòn is duidelijk de personificatie van het Goede. Voor iedereen in
die ontwortelde situatie, maar vooral voor David is hij een grote troost. Hoewel
niemand naar zijn verleden vraagt, blijft hij zich ‘zijn herinneringen aan
vroeger herinneren.’ Uiteindelijk weet
Simòn de les van het verleden geaccepteerd, als zijn ideeën voor betere
werkomstandigheden in de haven worden overgenomen. Coetzee laat hèm-Simòn optreden als de hij-verteller zodat wij,
lezers, de gebeurtenissen vanuit zijn goedwillend-perspectief kunnen waarnemen.
Het kind David is het om wie alles draait in dit verhaal. Zijn verbeelding, intelligentie en snelle begrip worden geroemd. Maar door zijn vreemde fantasieën en a -sociale gedrag moet hij verplicht worden gesocialiseerd. Eenmaal daarvandaan ontsnapt, zoeken Simòn en Inès voor hem ruimte op een andere plek. Op weg daar naar toe bezoeken het dorp Nueva Esperanza (Nieuwe Hoop) en eindigt dit cirkelverhaal zoals het is begonnen: ze zoeken een plek om te wonen om een nieuw leven te beginnen.
Coetzee zegt in het hier boven aangehaalde interview dat schrijven is als werken, maar dat hij er veel plezier aan beleeft. In dit erudiete boek mogen we met hem mee genieten van het intertekstuele spel tussen de culturele traditie en de hedendaagse realiteit.
Het kind David is het om wie alles draait in dit verhaal. Zijn verbeelding, intelligentie en snelle begrip worden geroemd. Maar door zijn vreemde fantasieën en a -sociale gedrag moet hij verplicht worden gesocialiseerd. Eenmaal daarvandaan ontsnapt, zoeken Simòn en Inès voor hem ruimte op een andere plek. Op weg daar naar toe bezoeken het dorp Nueva Esperanza (Nieuwe Hoop) en eindigt dit cirkelverhaal zoals het is begonnen: ze zoeken een plek om te wonen om een nieuw leven te beginnen.
Coetzee zegt in het hier boven aangehaalde interview dat schrijven is als werken, maar dat hij er veel plezier aan beleeft. In dit erudiete boek mogen we met hem mee genieten van het intertekstuele spel tussen de culturele traditie en de hedendaagse realiteit.
Auteur: J. M. Coetzee
Titel: De kinderjaren van Jezus Vertaling: Van ‘The childhood of Jesus’ door Peter Bergsma Eerste druk: 2013 ISBN : 9789059363885 Uitgever: Uitgeverij Cossee B.V. Amsterdam en Peter Lampack Agency Inc. New York Aantal bladzijden: 320 Prijs: 19,90 |
|
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten