woensdag 31 januari 2018

HOLLANDSE MEESTERS in de Hermitage Amsterdam, een essay en recensie


TIP!! GISTEREN IS DE NPO BEGONNEN AAN EEN DRIELUIK OVER DE VOORBEREIDING VAN DEZE TENTOONSTELLING. De sympathieke en innemende Cathelijne Broers wordt gevolgd bij haar pogingen 'de Hollandse Meesters' uit Rusland naar Nederland te halen.
De eerste uitzending ging veel te veel over de activiteiten van de directeur van de Hermitage Amsterdam en veel te weinig over de achtergronden van de tentoonstelling (keuze van de werken, ordening principes, marketingdoelen, begeleidende teksten enz.  Ik denk dat ik de volgende afleveringen daarom laat schieten.



¢ESSAY/RECENSIE

RUSSISCHE PRONK MET HOLLANDS GLORIE IN DE HERMITAGE

Leen Moelker
Tentoonstelling:  Hollandse Meesters uit de Hermitage, oogappels van de Tsaren;

Plaats: Museum ‘De Hermitage ‘ Amsterdam;
Periode: 7 oktober 2017-27 mei 2018;
Curatoren: Staatsmuseum de Hermitage(Michail  Piotrovsky), Sint-Petersburg en Museum ‘De Hermitage’ Amsterdam (Cathelijne Broers);
Collectie: 63 werken uit St. Petersburg ; enkele uit Nederland;
Openingstijden: dagelijks 10-17 uur;
Attentie: 17e eeuw: 6 x Rembrandt w.o. Flora;  16e  eeuw Lucas van Leyden De genezing van de blinde van Jericho;
Entree: 17,50, Audiotour gratis;
Gezien: 20 januari 2018.


In 1882-1884 schreef Conrad Busken Huet zijn beroemde boek Het land van Rembrandt. Hij eindigde met de woorden
Met dit woord over Rembrand zijn wij aan het einde. Geen ander uitspruitsel onzer beschaving heeft in de        17de eeuw zoo sterk gebloeid als onze kunst. Om iets te  vinden wat daarmede vergeleken kan worden, moeten   wij met onze koloniale geschiedenis te rade gaan. Java en de Staalmeesters zijn eigenlijk onze twee beste    aanbevelingsbrieven….. De beste historiestijl, heeft men in onze dagen naar waarheid gezegd, is nog altijd      de stijl van Rembrand: veel weglaten, veel overdrijven,  en op een klein getal feiten of beweegredenen veel licht  doen vallen.[1]
Het is niet toevallig dat in de negentiende eeuw van het opkomende nationalisme en de heroriëntatie op het verre verleden, de waardering voor de schilder Rembrandt in Nederland een geweldige impuls kreeg. Maar werken van Hollandse Meesters waren al veel eerder op grote schaal door de internationale kunsthandel gretig aangekocht. Voor het Russische Hof bijvoorbeeld. Het is een buitenkans om in de Hermitage Amsterdam een deel van die collectie te kunnen bekijken. Hoe kwam die verzameling tot stand? Welke tsaren speelden daarbij welke rol? Waarom de belangstelling speciaal voor Hollandse Meesters? Hoe zat het met de smaak van het publiek in de achttiende eeuw?


1 De Hermitage Amsterdam

Alvorens in te gaan op de tijdelijke tentoonstelling van werken van Hollandse meester schilders, lijkt het me zinvol enige aandacht te besteden aan het gebouw ‘De Hermitage.’
In 1681 kreeg de diaconie van de Hervormde Kerk de beschikking over een kavel grond aan de Binnen-Amstel en ontving tevens een royale schenking van Amsterdamse inwoner. Hiermee moest een verzorgingstehuis voor oude vrouwen worden gebouwd. Nadat het gebouw in 1817 ook voor oude mannen toegankelijk was gemaakt bleef het tot eind twintigste eeuw als verzorgingstehuis in bedrijf. De ouderen werden in de jaren daarna naar andere tehuizen over geplaatst zodat het gebouw een andere bestemming kon krijgen. Dat werd uiteindelijk een dependance van Hermitage Sint-Petersburg die in 2009 werd geopend door koningin Beatrix en president Medvedev van Rusland.
Na de renovatie van het inmiddels sterk verouderde gebouw ontstond een museum met 13000 m2  BVO vloeroppervlak en een nuttige museumruimte – inclusief de verhoogde vleugels – van 9000m2.  De massieve gesloten voorgevel van 102 meter bleef intact in de Hollands classicistische stijl.[2] De schijntoegangspoort (de ossenpoort) werd als ingangspartij vanaf de Amstel naar de binnentuin ingericht.
Binnenin ontstonden twee grotere vleugels de Herenvleugel en de Keizersvleugel met twee zalen en enfilades met 42 kleinere kabinetten.
De tentoonstelling Hollandse meesters is ondergebracht in zalen verdeeld over twee verdiepingen in de Keizersvleugel (zijde Nieuwe Herengracht). 

2 Kunsthistorische achtergrond voor de tentoonstelling

In de 17e eeuw waren naar schatting 650-750 meesters actief. Ze produceerden volgens de geleerde J.M. Montias tussen 1640 en1659 ca 70000 schilderijen per jaar.[3] Die enorme vloed aan kunstwerken is niet geheel bewaard gebleven.[4]
Over de overgeleverde werken een allesomvattende visie geven, dat is onmogelijk gebleken. Alpers vond dat de Italiaanse kunst verhalend was waar de Nederlandse meer beschrijvend van aard was.[5] Op hetzelfde niveau oordeelden de achttiende eeuwers over de zeventiende -eeuwse kunst met een sterke patriottische vooringenomenheid, terwijl in de negentiende eeuw  die kunst vanuit een nationalistisch perspectief werd bekeken.
Omstreeks 1800 kwam het kunsthistorisch onderzoek naar de achtergronden van de individuele schilders en hun werk op gang. In Nederland is het vooral aan Abraham Bredius en Cornelis Hofstede de Groot te danken dat uit archieven de ‘waarheid’ over de kunst werd opgediept. Dit was echter in hoge mate een inventarisatie van de kunst en geen visie daarop. De internationale focus op de Hollandse kunst uit Gouden Eeuw bracht een lawine aan nieuwe inzichten en standpunten naar voren. Jeroen Boomgaard stelt samenvattend dat in de ogen van de negentiende -eeuwse kritiek de zeventiende eeuwse schilderscholen realistisch schilderden. Hun werk was een afbeelding van de werkelijkheid (nadruk op het werk). Maar tegen 1900 was die benadering vervangen door een meer positivistische methode (nadruk op feiten).[6]
Was een schilderij uit die tijd een waarheidsgetrouwe kopie van de werkelijkheid of gaf het slechts een beeld van de werkelijkheid? F. Schmidt Degener (1881-1941)[7] vond het laatste en hij omarmde de analyse van dat beeld, de lijnen, compositie, de voorstelling, kortom het gaat dan om het visuele begrip. En in dat beeld konden best boodschappen voor toen verscholen zijn. Daarmee zijn we bij de Hollandse kunst beland als onderdeel van de cultuurgeschiedenis. Maar aan bindende uitspraken over een specifieke Hollandse schilderstijl uit de zeventiende eeuw waagde niemand zich. De esthetische richting vond zich geplaatst tegenover de iconologische benadering van de Hollandse Meesters.
Het schilderij werd in de twintigste eeuw een drager van betekenis en de analysemethoden gingen ten koste van het historisch archivalisch onderzoek. Dat leidde ertoe dat er meer kunsthistorische belangstelling kwam voor de interpretatie van het beeld. In de iconografie (de beschrijving van het beeld) en de iconologie (duiding van het beeld) vonden kenners als de Duitser Aby Warburg en zijn school een nieuwe opening tot ‘disguised symbolism.’ In het debat over de Hollandse Meesters en schilders in het algemeen ging het voortaan over vormanalyse, historiciteit en diepere betekenis van wat we op schilderijen zien. Maar dan passeren we inmiddels de tijd van de Tsaren.


3  De Tsaren komen in actie

Misschien is de tijd van de Renaissance 1600 n. Chr.  wel de belangrijkste gebeurtenis in  ontwikkelingsgeschiedenis van de  westerse mensheid. Door zelfonderzoek en heroriëntatie op de klassieke Griekse tijd plaatste de mens zichzelf op een voetstuk. Dit humanisme gaf een enorme impuls aan de verbreiding van (wetenschappelijke) kennis. Als gevolg daarvan ging vooral de Europese elite uit nieuwsgierigheid naturalia en artificialia verzamelen. 
Waar in Italië kerkelijke dienaren en hertogen  al vanaf de 15e eeuw hun rijkdom begonnen te etaleren, deden gaandeweg ook de Spaanse en Franse hoven mee door hun rijkdom uit te drukken in de architectuur en beeldende kunst. Vanaf 1550 volgden in Midden Europa de Duitse vorsten die trend door de inrichting van zogenaamde Kunst- en Wunderkammers die  werden gevuld met naturalia en artificialia. Maar in het Tsaristische Rusland bleef de beeldende kunst aanvankelijk georiënteerd op het gebruik en de vervaardiging van iconen voor de orthodox kerkelijke ruimten. Later legden kunstenaars zich toe op imitaties uit de tsaristische collecties, zij werden goede kopieerders (Galaktionov, Ilja Repin).[8]
We moeten wachten tot aan het Russische Hof het besef doordrong dat kunst grote waarde heeft voor het esthetische gevoel, de status van de bezitter en voor de overdracht van betekenis. Dat gebeurde toen Tsaar Peter de Grote (1682-1725) in 1703 een nieuwe hoofdstad liet bouwen Sint-Petersburg en zich als een ‘verlicht vorst’ het humanistische gedachtegoed probeerde uit te werken. In de paleizen was natuurlijk een rijkdom aan kunstvoorwerpen aanwezig. Tsaar Peter ging vaak op reis en nam hele collecties mee naar huis om ‘de werkelijkheid van zijn logeeradres’ te tonen.[9] In 1724 kwam er een speciaal museum ‘De Hermitage’ om zijn verzameling te herbergen en daarmee was Rusland een der eerste landen waar een kunstverzameling in een apart gebouw werd ondergebracht.[10]
 Onder de zes opvolgers van Peter 1 de Grote gebeurde er weinig opzienbarends maar zoveel te meer tijdens het bewind van keizerin Catharina II (1762-1796).[11] Zij was bevriend met de Franse encyclopedist Denis Diderot. Op zijn advies werd Rembrandts schilderij De terugkeer van de verloren zoon in 1772 aangeschaft. Anno 2018 vormt dit werk nog het hart in de collectie van de Hermitage in St.- Petersburg. Diderot zorgde ook voor de aankoop van de collectie met 445 schilderijen van L-A Crozat in Parijs, waaronder de triptiek De genezing van de blinde van Jericho (Lucas van Leyden, 1531). [12] In de achttiende eeuw ontstond overal in Europa het encyclopedisch museum dat zich kenmerkte door een presentatie van voorbeelden van ‘alles wat God en de mens gemaakt hebben.’  Catharina stuurde talrijke gezanten en vorsten op pad en kocht enorme hoeveelheden kunstvoorwerpen. In 1790 had de Hermitage collectie haar definitieve vorm gekregen. Ze bestond voor zestig procent uit Hollandse en Vlaamse schilderijen.[13] Daaronder bevonden zich niet alleen werken met puur Hollandse motieven maar ook veel schilderijen van de italianisanten of caravaggisten als Berchem en Van Honthorst. Maar voor Catharina II was de collectie meer een propagandamiddel, speciaal voor zichzelf. Na 1785 was collectie compleet en verloor zij haar belangstelling ervoor.
Er kwam nu een aantal tsaren aan de macht die allen op een bepaalde manier de collectie in de Hermitage hebben beïnvloed.
Paul I (1796-1801) bracht geheel in het licht van de ‘encyclopedie’ een ordening in de collectie aan, zij het met een puriteinse inslag. Naakt ( Rembrandts Danae, 1636) werd naar het depot verbannen. Paul I inventariseerde er lustig op los en met zijn kunstzinnige echtgenote Maria Fjodorovna genoten ze van de aanwezigheid van 1500 schilderijen (momenteel heeft de Hermitage meer dan driemiljoen objecten). Hun dochter Anna Pavlovna werd de meest begaafde kunstenaar uit het vorstenhuis van de Romanovs genoemd.[14]
De keizerlijke familie was al meer dan honderd jaar trots op hun schilderijenbezit en ze lieten de mooiste zelfs kopiëren op allerlei grote en kleine prachtige vazen.[15]
Na Alexander I (1801-1825) kwam Nicolaas I (1825-1855) op de troon die de aankoop en de presentatie van Hollandse schilderijen weer een nieuwe impuls gaf. Zijn nieuw gebouwde cottage werd helemaal vol gehangen met Hollandse Meesters. In 1852 werd een deel van de collectie openbaar tentoongesteld in de nieuw gebouwde `Nieuwe Hermitage.` Tweehonderd Hollandse en Vlaamse werken alleen al in de Tentzaal! Nicolaas I wilde er alleen meesterwerken en gaf opdracht veel van het mindere werk te veilen (1855 werden 1218 doeken verkocht). De nadruk kwam nu te liggen op de publiekspresentatie, wetenschappelijk onderzoek en internationale bekendheid van de collectie.[16]Veel werk dat geveild werd kwam later weer via schenking in het bezit van de Nieuwe Hermitage.
Na de revolutie van 1917 begonnen de communisten (fel gekant tegen het vermolmde ancien regime) via het project  ANTIKVARIAT  de schilderijen uit de Hermitage te verkopen op veilingen.[17] Kunst was iets van de elite en niet voor de gewone burger. Maar na de beurskrach van 1929 bleef veel werk onverkocht en vond het zijn weg naar musea in de overige Sovjetrepublieken, tegenwoordig veelal zelfstandige staten.
Het restant aan kunstwerken van de Tsaren bleef in het bezit van de Nieuwe Hermitage. Na 1989 verbeterde de relatie tussen de Westelijke Mogendheden en Rusland. In het kielzog daarvan is het tot de kunstminnende wereld doorgedrongen, dat Rusland nog steeds een geweldig reservoir aan historische artefacten en ‘Hollandse Meesters’ in bezit heeft.

4  De Tentoonstelling Hollandse Meesters in de Hermitage

Het is een hele overgang van de ruime verlichte ontvangsthal in De Hermitage Amsterdam naar de donkere beslotenheid van de expositieruimte op de eerste verdieping. Direct al na het passeren van de toegangspoortjes kom je in een trapportaal met gedempt licht waar Rembrandts Jonge vrouw met oorbellen bijna verweesd van de andere schilderijen is opgehangen. Haar oplichtend gezicht en fuche stralen je tegemoet. Daarna volgden op de rondgang de relatief kleine kabinetten waarin per ruimte slechts enkele werken zijn opgehangen. We bekeken ze in het halfduister en sloegen de film over de restauratie van de beschadigde Danae van Rembrandt over. Mede omdat het in de kleine ruimtes behoorlijk dringen was terwijl er feitelijk niet eens zo heel veel mensen tegelijk aanwezig waren.
In de grote zaal was meer plaats om rustig te kijken. Via de audiotour konden we informatie krijgen over de geschiedenis (stem Geert Mak) of de werken (stem Jan Six). Vooral Jan Six heeft een prettige stem en zijn verhalen zijn zeer informatief. Een punt van kritiek is dat de sensor voor het apparaat naast de werken aan de muur zit. Dat is wel praktisch maar erg storend voor de mensen die voor de werken staan geposteerd. Nogal wat bezoekers liepen rond met een mobiele telefoon en fotografeerden werken en de muurteksten. Ze keken nauwelijks naar de schilderijen zelf.
Het is wel eens vastgesteld dat een bezoeker van een museum gemiddeld negen seconden naar een schilderij kijkt. Dat mag zo zijn voor een tamelijk onbekende schilder, maar voor de Hollandse Meesters geldt dat niet. Wie langdurig wil kijken naar schilderijen als Flora, of Rembrandts Portret van een oude jood wil vergelijken met Oude man in het rood moet geduld hebben. Het is er echt dringen. Misschien omdat daarin de illusie van de werkelijkheid zo trefzeker en prettig ogend is geschapen.
In de dwarscorridor hangt Christus in de hof van Getsemané (1617) van Gerard van Honthorst en op de volgende verdieping, ook in de corridor, is De straf van een jager van Paulus Potter opgehangen. De smalle ruimte van de gang belemmert wel ‘het afstand kunnen nemen.’ Bovendien lopen daar passanten en voor een grondige blik erop moet je met je neus daar dan letterlijk bovenop het werk staan.  Hoewel de titel ‘de straf van een jager’  vreemd overkomt, is de betekenis van de veertien panelen duidelijk: het gaat over blijdschap (van de dieren), leedvermaak (van de dieren) en ondergang (van Johan Maurits van Naussau-Siegen, De Braziliaan). Een politieke spotprent dus.
Bij de observatie van deze werken van Hollandse Meesters kunnen kijkers overvallen worden door de overvloed ervan. Een soort Stendhal-effect was mij in elk geval niet vreemd. Al kijkend en luisterend naar de commentaarstem ontdek je bijvoorbeeld dat er rondom Flora  van Rembrandt een doorlopend debat is. Is zij (Saskia?) zwanger afgebeeld of is het een uitbundige presentatie van een dame gehuld in rijke stoffen? Wie is de man op Rembrandts schilderij Portret van een man zittend aan een schrijftafel? Ging Rembrandt niet met zijn tijd mee, zoals zijn leerling Govert Flinck dat zo duidelijk zichtbaar wel deed?  Wat behelsde de ruzie onder de leden van het Amsterdamse schutterskorps in 1631 zodat er twee portretschilderijen gemaakt moesten worden door Dirck Jacobsz.?
Iedere kijker kan zo in een eigen belevingswereld proberen antwoorden te vinden op vragen die de leefwijze van onze verre voorzaten aan het licht brengen.
Cees Nooteboom heeft dat ons voorgedaan, zoals blijkt uit zijn essay in de catalogus. Het gaat  daarbij niet om een vormanalyse maar om wat een schilderij met je doet. Sommige schilderijen spreken aan om hun motief – een landschap, een stilleven, een tafereel – andere om hun compositie, kleur, vorm en lijnvoering en weer andere om hun diepere inhoud.

Het lijkt me daarom een goed idee om een korte bespreking te wijden aan drie panelen die een redelijke afspiegeling zijn van de werken op de tentoonstelling. Daarin gaat het immers om Hollandse Meesters die in de zestiende eeuw en zeventiende in het gebied van de Republiek actief zijn geweest.
Ik heb gekozen voor een werk van de zestiende eeuwse Lucas van Leyden, de zeventiende eeuwse puur Hollandse schilder Rembrandt en voor een italianisant of caravaggist Gerard van Honthorst. Natuurlijk uit het bezit van de Russische Hermitage.

5  Hollandse Meesters uitgelicht

5.1 De genezing van de blinde man te Jericho (Lucas van Leyden)

Wie was Lucas van Leyden? We weten weinig met zekerheid over deze schilder Lucas. Volgens Karel van Mander (Schilderboeck, 1604) is hij geboren in 1489 of 1494 en overleden in 1533. Zijn vader Huygh Jacobszn was schilder en daarom ontving Lucas zijn eerste lessen van hem. Zijn vervolgopleiding ontving hij van Cornelis Engebrechtsz. In 1515 trouwde hij met de welstandige Elisabeth van Boschhuyzen met wie hij een dochter kreeg.
Maar zijn werk – dat naar de gewoonte van die tijd nauwelijks signatuur bevat – is niet erg goed gedocumenteerd.  Hij was een typisch Leidse schilder en lid van het St Lucasgenootschap. Een schilders gilde was in Leiden verboden en er bestonden strikte regels om de lokale economie te beschermen. Schilders moesten hun werk zien te verkopen op de kleine lokale markt voor schilderijen. Alleen de lokale instituten en hun leden traden op als opdrachtgever. Maar grafiek mocht vrij verhandeld worden en Lucas Huygzn, die in de voetsporen van zijn vader trad, legde zich vooral daarop toe.[18] In 1521 kreeg zijn grafische aanleg een extra stimulans na de ontmoeting en volgende vriendschap met Albrecht Dürer. Lucas reisde graag en veel en ontdekte zo de modaliteiten van de Italiaanse Renaissance o.a. via Jan Gossaert in Middelburg.[19]  Toch heeft Lucas zich ook gewaagd aan schilderijen en altaarstukken voor de Leidse elite.[20] Onder andere voor de familie van Jacob Florisz. van Montfoort en Dirckje Boelensdr. voor hun familiekapel in de Maria Magdalena kapel op het Rapenburg. Uit die tijd stamt dan ook het drieluik De genezing van de blinde man te Jericho (1531), dus twee jaar voor zijn dood.

Het schilderij
 Het drieluik De genezing van de blinde man te Jericho heeft na de ontdekking door de graficus Goltzius (1600) te Haarlem een lang reis door Europa gemaakt. De zijluiken zijn korter  dan het middendeel. Waarschijnlijk had het middendeel  ooiteen trapezevorm met een hoek van 60º aan beide zijden.  Oorspronkelijk was de voorstelling geschilderd op verticale planken. In 1750 is de verflaag overgebracht op doek en in 1848/1850 rechtgetrokken door de ontbrekende hoeken op te vullen.[21] In 1853 werden per abuis de buitenluiken verkocht maar in 1886 weer terug  gekocht.[22] Sindsdien is het een topstuk van de collectie van de Hermitage in Sint-Petersburg.

De voorstelling

We zien een bontgekleurde oploop van allerlei slag mensen. Links zijn mensen druk in gesprek en ze wijzen of kijken zojuist naar rechts waar in het midden iets aan het gebeuren is. Moeders met hun baby’s zijn er bij gaan zitten. Allen dragen zestiende eeuwse kleding en hoofddeksels waaronder  de modieuze kaproen. Iedereen links is blootsvoets en dat wijst op de klasse van de gewone man. De man met de rode baret links achter is mogelijk het portret van Lucas. Rechts zien we meer geschoeide lieden ook in kleurige moderne kleding maar veel rijker van stof. Aan de broches, de vilten hoeden en de gevarieerde boven- en onderkleding herkennen we de elite. Ook zij tonen zich opgewonden en sommigen kijken of wijzen ook naar de voorgrond op het middenplan. Wat is daar aan de hand?
We zien daar een gebogen lopende blinde man. Zijn zoon heeft hem net onder de aandacht gebracht van een man in een donkerblauwe mantel. Die kijkt vol interesse naar hem. Links van het trio staat een groepje jonge mannen die kennelijk de weg vrij houden.
In het midden van het middenplan boven de rechter groep is iemand bezig een boomtak naar zich toe te trekken terwijl anderen toekijken. Ook boven de linker groep zien we in de verte  drie of vier mensen die met elkaar in gesprek zijn. Opvallend zijn de linker- en rechter bovenhoek die een moderne stadsmuur in licht doen baden. Dit is contrasterend met de oude muren die die de volksoploop omlijsten.
 


Fig.1 Lucas van Leyden, De genezing van de blinde man te Jericho, 1531, olieverf of doek na olieverf op paneel, 115,7 x 150,3cm, zijluiken 89 x 33,5cm, Hermitage Sint-Petersburg. Foto: Leen Moelker 20 januari 2018.

De compositie heeft duidelijk de bedoeling om de man in de blauwe mantel centraal te stellen. Alle diagonalen lopen door het midden, wat nog eens versterkt wordt door de wijzende vingers.
Lucas toont zich hier een schilder van zijn tijd. Alle personen hebben een eigen  identiteit door gezicht, hoofddeksel en kleding. En de kleurigheid van de kleding versterkt dat nog eens.
Lucas is hier schatplichtig aan zijn leermeester Engebrechtsz en aan Jan Gossaert die hem de modaliteiten van de Italiaanse Renaissance voorhielden.[23] De mens staat daarin immers centraal.
Lucas moet echter nog de oude techniek van het atmosferisch perspectief inzetten. Hierbij worden de donkere kleuren op de voorgrond geplaatst. De illusie van diepte en afstand ontstaat door de toepassing van vaagheid door  verstrooiende kleureffecten. De verste achtergrond is daarbij licht of wit  Het lijnperspectief is Lucas kennelijk nog onbekend.

Over de titel is geen discussie. Dus gaat het hier om de verbeelding van een gebeurtenis uit de Bijbel, namelijk zoals die beschreven is in Marcus 10:46-52.
Jezus, vertrekt net uit Jericho (te herkennen aan de  vervallen muren) en vindt Bar Timéus op zijn weg. Jezus’ bekendheid trok veel mensen aan en de blinde man moet zich echt naar voren laten dringen. Tegen de zin van de omstanders: “En velen bestraften hem, opdat hij zwijgen zou.” De gewenste ontmoeting is gelukt, waarop Jezus in gesprek met hem gaat en dat uiteindelijk tot zijn genezing leidt. De apostelen links van Jezus kijken geïnteresseerd toe.
Een beetje merkwaardig is de voorstelling van de personen rechts achter op het middenplan. Dat beeld blijkt gebaseerd op een ander verhaal uit de Bijbel te zijn uit Mattheus 21: 18-22 ( of Marcus11:11-15) waar Jezus aan een vijgenboom geen vruchten zag en Hij de boom vervloekte.
Beide voorstellingen hebben dezelfde strekking:  Volg Jezus’ voorbeeld, wees standvastig in je geloof en zorg ervoor dat je leven vruchten draagt. Of de andere groep met vier personen dat ook onderstrepen is mij niet bekend.
Op de zijluiken staan herauten met  de wapenschilden van Jacob Florisz van Montfoort en Dirckje Boelensdr., de opdrachtgevers. Hun status als ‘Rijcken’ wordt nog eens versterkt  doordat ook de wapens worden getoond van hoogstaande kennissen of vrienden van het stel, de families Coman en de Vryese (Dirckje) en Van Lis en Vander Mije (Jacob).[24]

 5.2  Flora (Rembrandt, 1606-1669)

Over Rembrandt is onnoemelijk veel geschreven dus ik wil hier volstaan met een korte weergave van mijn (hernieuwde) kennismaking met zijn schilderij Flora. De titel van het doek is in de tijd gewijzigd van Portret van een jong meisje`, ´Een staande dame in een landschap´ in ´Flora.´
Deze versie stamt uit het jaar 1634 net als de andere versie Flora (Saskia als Flora) in de National Gallery in Londen.
Rembrandt had bij zijn dood een bewogen leven achter de rug. Saskia van Uylenburgh, met wie hij op 22 juni 1634 was getrouwd, was een Friezin uit St. Anna Parochie en achternicht van zijn kostbaas.  Ze kregen vier kinderen waarvan er drie spoedig na de geboorte overleden. In 1642 overleed Saskia en Geertje Dircx kreeg de zorg voor Titus. Geertje claimde toen tevergeefs een huwelijk met Rembrandt – kreeg wel een toelage – maar in 1649 werd Hendrikje Stoffels Rembrandts vaste vriendin. Ze kregen in 1654 een dochter  Cornelia. In 1663 overleed Hendrikje. In 1668 overleed Titus en in 1669 Rembrandt zelf. Cornelia was veertien jaar op dat moment.
Maar vijfendertig jaar eerder zag alles er nog zonnig uit voor Rembrandt. Hij kon Saskia wel iets bieden want de leerlingen stroomden toe onder wie Govert Flinck.

Op de tentoonstelling in de Hermitage is de Flora  van Rembrandt  in de grote zaal strategisch opgehangen. Recht tegenover de entree partij aan de lange wand en dan ook nog in het midden. Ik wil toegeven dat het schilderij is omgeven door een groot aantal andere toppers en dat het daardoor moeilijk is om je op één schilderij te concentreren.
Aan de andere kant, Rembrandt adviseerde eens: My heer hangt dit stuck op een starck licht en dat men daer wijt af ken staen soos alt best voncken”.[25]
Bij onze Flora spatten de ´vonckende kleuren´ er ook van af. Je kunt het niet ontgaan. Het schilderij is tevens uniek om de brede inzetbaarheid bij kunsthistorische benadering van de zeventiende eeuw.
Zien we hier een  studie van een rijk geklede dame, of een bestaande dame in vol ornaat?  Is het de personificatie van een mythische Flora, godin van de vruchtbaarheid? We weten het niet met zekerheid maar gezien het tijdstip van vervaardiging lijkt het mij dat Rembrandts hart hier wel bij zijn bruid zal zijn. Hoe dan ook  de dame heeft een hoed met bloemen op haar hoofd.






Fig.2 Rembrandt van Rijn, Flora, 1634, olieverf op doek, 125 x 101cm,
Hermitage Sint-Petersburg (Foto Leen Moelker, 20 januari 2018).


 We kunnen goudsbloemen, akelei, anemonen vergeet-mij-nietjes en een neerhangende tulp onderscheiden waarmee zij het jonge gezicht van het meisje omlijsten.[26] Ook de prachtige kleuren van de rijke stoffen lichten op tegen een donkere achtergrond. Hier zien we inderdaad wat Busken Huet beschreef als Rembrandts karakteristiek “Rembrand: veel weglaten, veel overdrijven, en op een klein getal feiten of beweegredenen veel licht doen vallen.”
Kijken we naar de staf, dan zien we daarop ook bloemen (vergeet-mij-nietjes en goudsbloemen) oplichten. [27]Het is voor een gewoon portret nogal onalledaags om een dergelijk attribuut mee te voeren. De staf is omwikkeld met ranken en daarmee lijkt Rembrandt naar de mythologische betekenis te verwijzen: de staf is een zogenaamde thyrsus, de staf die de god Dionysos/Bacchus en zijn volgers meevoerden als teken van voorspoed, vruchtbaarheid (Flora) en genieten. De staf was gemaakt van de stengel van een reuzen venkel met een dennenappel als puntige afsluiting.[28]
Het is een teder portret, dat zo helder verbeeldt wat alle jong gehuwden voelen als hun leven samen begint: trots, verwachting, hoop, genegenheid en geborgenheid, erkenning en een mooie toekomst. Maar dat is allemaal ook verbonden met zelfbewust zijn, gedurfde stappen zetten, moed tonen, controle op je leven.
In de catalogus bij deze tentoonstelling beschrijft Cees Nooteboom op een eigen wijze zíjn ervaringen met dit schilderij.

5.3 Gerard van Honthorst (1592-1656) Christus in de hof van Getsemané

Biografie
Van Honthorst werd geboren op 4 november 1592 als zoon van een welstandige Utrechtse kunstschilder. Na zijn eerste lessen ontving hij zijn opleiding bij Abraham Bloemaert die maniëristisch schilderde voor hij een meer classicistische stijl aannam.
Toen in 1609 het Twaalfjarig Bestand werd getekend tussen de Republiek en Spanje kon iedereen vrij reizen en Gerard besloot via Hamburg en Venetië naar Rome te vertrekken. Daar vond hij onderdak bij Markies Vincenziano Giustiniani, een kunstkenner die veel werk van Caravaggio bezat. Via hem leerde hij de Vaticaanse Minister van Binnenlandse Zaken Scipione Borghese kennen, een neef van paus Paul V. Beiden hadden een geweldige drive om de Sint Pieter af te bouwen en kerken te stichten en die te decoreren. Het is logisch dat Van Honthorst als navolger van Caravaggio daardoor mooie opdrachten kreeg.[29]
In 1620 keerde hij terug naar Utrecht en trouwde er met Sophia Coopman. Met Ter Brugghen en Van Baburen vormden hij de groep Utrechtse caravaggisten. Maar een paar jaar later al overleden zijn vrienden en volgde hij een meer classicistische werkwijze. Hij werd bekend bij de koninklijke hoven en mede door opdrachten van Karel I van Engeland, Stadhouder Frederik Hendrik werd hij uiteindelijk hofschilder van Stadhouder Willem II. (schilderde taferelen o.a. in Huis ten Bosch).
Op 27 april 1656 overleed Gerard van Honthorst.[30]

Het schilderij Christus in de hof van Getsemané

Waarom is dit schilderij uitgelicht? Een belangrijke reden is omdat Van Honthorst de verbinding vormt tussen de Renaissanceschilders (Lucas van Leyden) en de Barokschilders Rembrandt). In de collectie van de Hermitage zijn meer werken van de Caravaggisten opgenomen, wat erop wijst dat die veel verzameld werden.
Toen Van Honthorst in Rome aankwam waren er in de schilderkunst drie stromingen aan te wijzen. Er was de lijn d’Arpino met een maniëristische achtergrond, de klassiek-idealistische richting van Annibali Caracci, beiden met een school met leerlingen. Ten slotte was er de stroming rondom Caravaggio die een realisme annex clair-obscur voorstond en alleen navolgers kende.[31]
Het is evident dat Van Honthorst zich aansloot bij de laatste stroming, hoewel Caravaggio even tevoren was overleden. Hij experimenteerde met kunstmatige lichtbronnen, veelal ’s avonds en hij werd daarom ook genoemd Gherardo delle Notti. Omdat hij katholiek was en voor de paus werkte, bevatte zijn werk vaak historische, Bijbelse of zinnebeeldige motieven.


Christus in de hof van Getsemané is in 1617 in Rome geschilderd. Als werk van een onbekende meester ging het vervolgens de handel in tot Maria Sjtsjerbatsjova in 1956 de toeschrijving aan Van Honthorst definitief wist aan te tonen.[32]
Een kenmerk van de methode-caravaggisten is de uitgesproken clair-obscur, waarbij de essentiële motieven in een gebundeld licht worden gezet en de omgeving in het donker wordt gehouden. Dat is ook heel goed waar te nemen in dit schilderij. Het weerkaatsende licht valt op Christus’ handen en gezicht en zo zien we precies wat we moeten zien: het gebaar van overgave. Het is het moment uit Lucas 22: 42,43 en Marcus 14:32-35 waarin  Christus de verzuchting slaakt nadat hij de discipelen instructie heeft gegeven: “Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe: blijft hier en waakt!”
 

Die discipelen zijn achter Jezus nog net zichtbaar evenals de blinkende helmen van soldaten door fakkels aangelicht. Christus is gekleed in een dubbelgewaad in blauw en fel rood. In Lucas staat dat er Hem een engel verscheen. Dus heeft de schilder de engel afgebeeld, badend in het licht.


 Van Honthorst volgde hier Rafael die een meester was in de vlakverdeling met twee registers.[33] De engel is met een wolkige ondergrond op het bovenregister geplaatst. Hij is zojuist vanuit de hoogte neergedaald en kijkt Christus vriendelijk aan.

Fig.3 Gerard van Honthorst, Christus in de hof van Getsemané, 1617,
Olieverf op doek, 113 x 110, Hermitage Sint-Petersburg (foto auteur).



 De suggestie is dat Christus ondanks zijn jammerklacht niet alleen is, en dat hem volgens Lucas kracht gegeven wordt om het leed te dragen.
Kijkers naar het schilderij zien eigenlijk niet eens veel details, maar zoveel te meer wordt hun aandacht gericht op de verlichte vier belangrijkste elementen. Samen vertellen ze het verhaal van een mens dat zijn ondergang tegemoet gaat, daarbij om kracht voor de beproeving bidt en die uiteindelijk ook krijgt.
Dit werk belandde in de Hermitage als onderdeel van de drieëndertig delige collectie Godoy in 1831. Het zal Nicolaas I goed gedaan hebben om in elk geval één werk te kunnen aanschouwen waarop hij met Christus kan meevoelen wat het betekent om te moeten en willen sterven voor je idealen.




6 Slot
Wij hebben gezien dat de smaak van het publiek in de achttiende eeuw vooral georiënteerd was op de kunst uit de eeuw daarvoor vanwege het realisme en natuurlijke. We zagen dat de Tsaren in Rusland enorme aantallen kunstvoorwerpen lieten kopen door attachés die ook zelf kunst kochten. Kunst was verbonden met status. En we bekeken enkele van de werken uit de Hermitage die kenmerkend waren voor de tijd waarin ze geproduceerd zijn.
Een bezoek aan de Hermitage Amsterdam om de drieënzestig werken uit de Hermitage Sint-Petersburg te kunnen zien is dan ook zeer aan te bevelen. Het is wel zo dat sommige werken vaker in Nederland zijn, Flora bijvoorbeeld.
Niettemin is het een buitenkans om bijvoorbeeld de twee groepsportretten van het Amsterdamse schutterskorps van vak E nu tijdelijk verenigd, samen te kunnen zien.
En wat bij elk museumbezoek geldt, is hier zeker van toepassing: je leert er veel over de waarderingsontwikkeling van kunstwerken, over de kunst- en politieke geschiedenis, over het betekenisproces en pedigree van kunstwerken en over de het reilen en zeilen van mensen die net als wij vroeger vervuld waren van de schoonheid van kunst.

Middelburg, 29 januari 2018






[1]http://www.dbnl.org/tekst/busk001land02_01/busk001land02_01_0237.php
[2] Hollands Classicisme: Opgekomen  in de 17e eeuw met een klassieke vormentaal gebaseerd op de Griekse orden. Later in de eeuw werd  in Nederland een sobere versie gangbaar want de weelde mocht er niet langer vanaf spatten. In plaats van een gelede voorgevel met duidelijke risalieten werden toen gesloten bakstenen gevels gangbaar.  Rond de ingangspartij kwam nu een simpele middenrisaliet  met timpaan die de zichtlijn van de  massieve voorgevel in elk geval enigszins brak. Zuilen werden nu vervangen door smalle lisenen, versieringen ontbraken maar de klassieke maatvoering en verhoudingen bleven. Kenmerkend is ook de toepassing van een schilddak.
[3] Frans Grijzenhout & Henk van Veen red., Gouden eeuw in perspectief (2e druk Heerlen/Nijmegen 1993)9.
[4] Bekend is hoe de ‘Verzameling Braamcamp’ met werken van Gerard Dou e.a. met het schip Vrouw Maria in 1771 op weg naar Sint-Petersburg voor de Finse kust is vergaan. (Hollandse Meesters pag.11).
[5] Frans Grijzenhout & Henk van Veen red., Gouden eeuw, 12.
[6] Ibidem 268.
[7] F. Schmidt Degener was een museum directeur (Boymans 1908  en Rijksmuseum 1921). Toen de communisten in Rusland het kunstbezit van de Tsaren van de hand deden wisten hij uit die collectie werken van Rembrandt te verwerven.
[8] Bernard Vermet, ‘Nederlandse invloed in de Russische schilderkunst’ in: Hollandse Meesters in de Hermitage (Sint-Petersburg-Amsterdam 2017) 200-207.
[9] Bekend is de aankoop in Holland van de kabinetten van apotheker Albertus Seba en de arts Frederick Ruysch. Ook in 1716/17 kocht hij Rembrandts Afscheid van David en Jonathan aan.(conform catalogus Hollandse Meesters bl.28).
[10] Everhard Korthals Altes beschrijft in de catalogus Hollandse Meesters (127) dat toen een gemiddeld salaris van een schoolmeester 600-800 gulden bedroeg. En de handelsprijzen van schilderijen in guldens: Rembrandt 140; Paulus Potter 204;Gerard Dou 440; Nicolaas Berchem 133. Rembrandts waren dus relatief niet duur op de veilingen.
[11] Zij had haar echtgenoot van de troon gestoten en weigerde haar zoon, de latere tsaar Paul I  zijn rechten op de troon.
[12] Hieronder waren Rembrandts Danae en Zittende oude man met stok. Dit laatste werk heb ik besproken in de blog over Lissabon nadat ik het Gulbenkian Museum had bezocht. Gulbenkian heeft dit kunnen kopen door ‘uitverkoop’ in 1930 van het tsaristisch kunstbezit. Zie mijn blog daarover in 2017.
[13] Irina Sokolova, ‘De collectie Hollandse Schilderkunst in de Hermitage. Een blik vanuit de 21e eeuw’ in: Irina Sokolova red., Hollandse Meesters in de Hermitage (Sint-Petersburg - Amsterdam 2017) 30.
[14] Zij trouwde met onze latere koning Willen II (1840-1849).
[15] De collectie van de Franse keizerin Josephine (Napoleon) in 1815 kwam in het bezit van Alexander I waaronder Paulus Potters’ De straf van de jager. Deze cyclus (te zien in Amsterdam 2018) is vaak gebruikt voor een afdruk vazen. (zie Hollandse Meesters,  41)
[16] Onderzoekers als Gustav Waagen (directeur Alte Museum Berlijn 1830 e.v.), Wilhelm Bode ( directeur Kaiser Friedrich Mueseum dat hij ook ontworpen heeft in 1883), Abraham Bredius (Rembrandtkenner, kunsthistorisch theoreticus).
[17] Zie noot 7.
[18] Christiaan Vogelaar, J. P .F. Kok, H. Leeflang, I. M. Veldman red., Tentoonstellingscatalogus Museum de Lakenhal, Lucas van Leyden en de Renaissance (Antwerpen 2011) 20.
[19] Carel van Mander, ‘Schilderboeck ’in: Rik Vos, Lucas van Leyden (Maarsen 1978) 145.
[20] Carel van Mander beschrijft er 27. Er zijn 17 schilderijen zeker van Lucas van Leyden overgeleverd.
[21] Vogelaar, Leyden en de Renaissance 324.
[22] Rik Vos, Lucas van Leyden 88.
[23] Rik Vos, Lucas van Leyden 25
[24] Vogelaar, Leyden en de Renaissance 324.
[25] Margriet van Eikema Hommes and Ernst van de Wetering, ‘Licht en kleur bij Caravaggio en Rembrandt, door de ogen van hun tijdgenoten’ in: Duncan Bull, Rembrandt- Caravaggio, tentoonstellingscatalogus (Zwolle Amsterdam 2006) 164.
[26] Duncan Bull, Rembrandt- Caravaggio, tentoonstellingscatalogus (Zwolle Amsterdam 2006) 76.
[27] Flora was in de mythologie  geboren als godin met als machtsgebied de lente en de bloemen op gezag van Zephyrus, de god van de westenwind.  Toen Hera een bloem van Flora kreeg werd zij zwanger van Ares, de god van de oorlog. 
[29] Jay Richard Judson, Gerrit van Honthorst, a discussion of his position in Dutch Art (‘s Gravenhage 1956)1-15.
[31] Judson, Gerrit van Honthorst, 13-14.
[32] Irina Sokolova, ‘De collectie Hollandse Schilderkunst in de Hermitage. Een blik vanuit de 21e eeuw’ in: Irina Sokolova red., Hollandse Meesters in de Hermitage (Sint-Petersburg - Amsterdam 2017) 184.
[33] Rafaëllo  Sanzio, Transfiguratie , 1518-1520, olieverf op paneel, 4,05x2,78m (Pinacoteca Vaticana)