woensdag 6 november 2013

Onze reis naar Griekenland in 2013 (I)

Dit is een reisverslag vanuit cultureel perspectief. Het eerste document betreft de geschiedkundige voorbereiding, het tweede omvat het reisplan en ten slotte analyseer ik globaal de culturele ontwikkelingsgeschiedenis in Griekenland, voor zover dit kon aan de hand van de waargenomen cultuurobjecten.
Dus eerst document 1.

HOE FUNCTIONEERDEN KLASSIEK ATHENE EN SPARTA?

                                                                                                                                             (Middelburg, augustus 2013)

1.       SAMENLEVING

Centrum van de samenleving was de POLIS. Dat was geen absoluut geografisch maar een gemeenschapsbegrip. Waar de mensen zijn, is de polis. In de praktijk was dat echter een gebied van de POLITAI, de vrije rechthebbende burgers. Zij bestuurden de polis waartoe ook NIET-BURGERS, de BARBAROI behoorden. Vreemdelingen op doorreis, XENOSOI, en vreemdelingen zonder grond, de METOKOI. SLAVEN werden als roerend goed beschouwd behorende in bezit van de politai. De PENèS, de armen bezaten weinig en moesten werken voor de kost. Bedelaars werden PTOCHOS genoemd Hoefde je niet te werken, en kon je van je vermogen leven, dan behoorde je tot de groep PLOUSIOS, de rijken. Ook de metoiken konden daartoe behoren maar zij moesten dan, net als de burgers, de religieuze feesten financieren via een bijdrage als LITURGIA.

Er waren ook nog volwaardige Atheense burgers die in de kolonies woonden, bijvoorbeeld in Tarente in Italië, de KLèROUCHIAI.

Sinds 900 v. Chr. was het de gewoonte de politai in te delen volgens HIPPEIS (ARISTOCRATIE), de ZEUGITAI (zelfstandige boeren) en de THèTES (landlozen en keuterboeren).

Het gezin, het OIKOS, bestond uit een uitgebreid familiecollectief met hun slaven. Ze bewoonden als DEMOTèS de DèMOS, de nederzetting waarvan er in de Atheense polis 139 functioneerden. De stedelijke concentraties werden ASTU genoemd.

Kinderen werden door de moeder gesocialiseerd en jongens ontvingen soms onderwijs en algehele begeleiding naar school van een soort coach de PAIDAGOGOS, naar het PALAISTRA of privé sportopleiding, of naar het GUMNASION, de opleiding van de staat. Een oppasser konden alleen rijken zich veroorloven. Hogere opleiding werd gegeven door reizende leraren, de sofisten. Meisjes trouwden als ze 14/15 jaar waren en werden thuis daarop voorbereid, meestal zonder verdere opleiding.

2.       POLITIEKE STRUCTUUR VOOR  ca. 600 V. Chr.

Vanaf 800 v. Chr. traden 9 archontes op, magistraten en aristocraten die elk jaar werden gekozen en tot taak hadden recht te spreken, het leger te leiden en de religieuze organisaties aan te sturen. Afgezwaaide archontes werden benoemd in de AREOPAGUS, een college dat rechtsprak en genoemd was naar de heuvel van de god Ares (Areo  Pagos). Dat civiel rechtspreken was dringend nodig geworden want de scheefgroei in de welstand werd in toenemende mate zichtbaar in SCHULDSLAVERNIJ. Toen in 594 v. Chr. de ex-archont Solon in de Raad kwam hervormde hij de samenleving op basis van bezit in vier inkomensklassen. Naast Hippeis, Zeugitai en Thètes werd de rijkste groep PENTEAKOSIOMEDIMNOI( 500 MEDIMNEN en meer) gevormd en ontstond een TIMOCRATIE (bestuur door de rijksten). De reactie kwam door het optreden van een TURANNIS, een volksleider die de stem van de massa vertolkte. Peisistratos en zijn zoon Hippias die door de kleine boeren werden gesteund zijn daar voorbeelden van. Zij zorgden voor een politieke emancipatie van de demos mede door rijdende rechters in te zetten ten nadele van de lokale aristocratie.


3.       POLITIEKE STRUCTUUR VANAF 500 v. CHR.

Het was Kleisthenès in 508 v. Chr. die een grondige verandering aanbracht in de politieke structuur, waarbij het zwaartepunt bij de zeugitai in de demos kwam te liggen en niet meer bij de rijken. Samengevat zag ATTICA zich georganiseerd in FULAI, TRITTUES en DEMEN.

Om een neutrale inbreng te waarborgen werd ATTICA verdeeld in steden (astu), in binnenland (mesogeia) en kustgebieden(paralia). Uit elke drie categorie werden 10 eenheden in een TRITTUE samengevoegd, zodat dus 10 trittue-combinaties (TRITTU = EEN DERDE DEEL) ontstonden. Elke aldus gevormde trittue (stad, binnenland en kust) vormde een FULAI, een afspiegeling van de polis. Totaal dus 10 fulaiai die vertegenwoordigers aanwezen naar

RAAD VAN 500 (BOULè)               Zij (BOULETAI) kwamen PER 50 PERSONEN uit de 10 FULAI en vergaderden in het BOULETERION meestal op de AGORA gelegen.

VOLKSVERGADERING (EKKLèSIA)           6000 PERSONEN  jaarlijks door de demen  aangewezen die                                                                      Vergaderden op de heuvel PNUX in Athene.

PRUTANEIAI                      De 50 personen van een Fulai die elke maand bij toerbeurt regeerden. Er was                                               Een Dagelijks Bestuur van 16 personen. Iedere 24 uur anderen. Ze woonden                                                 dan op het BOULèTERION op de AGORA. De voorzitter (via lot bepaald) zat                                            ook de vergaderingen van de Ekklesia en de Boulè voor.

PROHEDROI                       Vanaf de 4e eeuw trad namens de Boulè een commissie van 9 voorzitters op

OSTRACISME                    Een stemming in de EKKLESIA over een persoon, veelal de turannis, om deze                                                 10 jaar te verbannen. Het gebeurde door de naam van de persoon op een                                      scherf te krassen. Het schervengericht.

RETORES                             Sprekers die het woord voerden in de Ekklèsia ( vaak namens anderen)

DèMAGOGOI                   Sprekers namens de deme

EKKLESIASTIKON             Presentiegeld voor de deelnemers aan de volksvergadering

MISTHOS                            Presentiegeld voor de Bouletai vanaf 450 v. Chr.

DèMARCHOS                    Lokale burgemeester die door loting werd aangewezen

TRITTUARCHOS                                Militair coördinator in de trittue.


4.       DE FUNCTIES IN DE RECHTERLIJKE MACHT

In 594 had Solon een rechtbank ingesteld, de HELIAIA, om eventueel de beslissingen van de magistratuur te kunnen laten aanvechten. Later werden dat juryrechtbanken en nu HELIAIAI genoemd (meervoud). Omdat deze civiele zaken behandelden ( en geen beroep zoals de voorgangers) werden ze ook DIKASTèRIA genoemd naar dikastai (jurylid en rechter tegelijk). DIKè IDIA (civiele zaak) en DIKè DèMOSIA (publiekrechtelijke zaak) werden voorbereid via een GRAFè, een schriftelijk verweer. Een bijzondere aanklacht was de GRAFè PARANOMON die iedereen bij de Ekklesia kon indien wegens vermoeden van onwettigheid.

De AREOPAGOS was een adelsraad van archonten en een bijzondere rechtbank (moord en heiligschennis). Na Kleistenès leverden de tien Fulaiai ieder een persoon voor de volgende samenstelling van de areopagos:

Archon Eponumos          Taakgebied de (Olympische) Spelen, optochten, rechtspraak

Archont Basileus             Taakgebied de Religieuze zaken en voorzitterschap Areopagos

Archon Polemarchos     Taakgebied de Doden herdenking en rechtszaken rondom metoiken, barbaroi

Archon Secretaris           Taakgebied secretariaat.

 Thesmotai (6x)                               Waren voorzitters van de rechtbanken en verzorgden de rechtsgang. Zij                                           werden ondersteund door

                                               HOI HENDEKA die de straffen voltrokken en gevangenissen beheerden en de

DIAITèTAI dat zijn scheidsrechters of mediators om een rechtszaak  te voorkomen.

5.       DE NORMEN EN WAARDEN VOOR DE ATHEENSE BURGERS

Voor de Atheners was een volkomen geordende staat het ideaal. Daar heerste THEMIS, orde. Centraal daarin stond het FUSIS-NOMOS-DEBAT. De vraag was of de natuur de onveranderlijke waarheid inhoudt (fusis) of, dat goed en kwaad per situatie kunnen verschillen (nomos). Over wat hoort en niet hoort kon je procederen via de Dikastèrai, maar altijd speelden ook de GODEN een rol.

De goden moet je niet boos maken en doe je dat wel dan maak je je schuldig aan ASEBEIA, gebrek aan vroomheid.  MIASMA of moord is een bloedschuld waarvoor de goden de wraak hanteerden.

Maar de ergste zonde was HUBRIS, dat is het tonen van eigenwaan en ijdelheid ten opzichte van de goden. Iedereen, ook anderen dan het slachtoffer konden iemand aanklagen wegens hubris.

Na Perikles omstreeks 450 v.Chr.  leverden de fulaiai ieder  één  STRATEGOI, een legeraanvoerder van het HOPLIETENLEGER.

Oorlogen werden gefinancierd via de EISFORA, een oorlogsbelasting. Athene was een zeevarende natie en men had er de TRIèRèS of trireem, een 3-riems oorlogsschip, soms wel 400 schepen in de vaart. Bij wijze van LITURGIE werden triremen gefinancierd door een TRIARCH, inclusief het loon van de schippers, de NAUKLEROI. Vaak voeren de kooplieden mee, de EMPOROS, hoewel die ook zelf BODEMERIJ bezigden door geld te lenen voor schip en lading.               

6.       FEESTEN

De Atheense samenleving kende een sterk competitief karakter. Overal werd een wedstrijd, AGON, van gemaakt, zelfs de prutaneiai (spreek uit: prutanieè) maakten uit wie van hen het beste de polis had bestuurd. Door het gehele jaar heen waren er feesten gewijd aan de goden. Het grootste feest was de PANATHèNAIA ter ere van de godin Athena, de dochter van ZEUS.  Het werd gekenmerkt door een grote optocht die eindigde bij de tempel van Athena Polias( van de familie) bij het ERECHTEION op de ACROPOLIS. Slothandeling was het aanbieden van een nieuwe PEPLOS aan de godin. Daartoe werd een rijdend schip meegevoerd met in top de peplos. Die peplos had een ingeweven patroon voorstellende de strijd van de goden tegen de mythische GIGANTEN. Het  was symbool van de strijd van Athene tegen zijn belagers. Verder door sportwedstrijden, offers, muziek. Athena was oorspronkelijk een paleisgodin die bij de Myceners op  de Acropolis zetelde. Zo werd zij polisgodin van Athene en Sparta o.a. Haar functie was godin van de reinheid, krijgskunst en vrede, wijsheid en kunst.

Een belangrijke feestcyclus met vier plechtigheden waren de DIONUSIA ter ere van de god Dionysos, de god van de wijn, de overvloed, het erotische in de natuur. Maar ook de god van de tegenkant ervan, de chaos, destructie, dood. Hij werd vooral in drama, komedie en satyrspel bezongen in het Dionysostheater op de Acropolis. Auteurs dongen mee in de agon naar de prijzen van de jury door dagelijks drie tragedies en een satyrspel (tetralogie) te laten opvoeren. Daardoor werden sommige auteurs beroemd zoals de tragici Aischylos (Orestes-trilogie rondom Agamemnon), Sophocles (Oedipus) en Euripidès (Medea) en de komediedichter Aristophanes (Lisistrate).  

Religieuze oefeningen waren er verder rondom de godin HESTIA, die de eigen huis en haard beschermde. Rondom het huis stonden dan nog de HERMEN, rotsblokken met het gezicht van de god HERMES, de god van de handel en tevens boodschapper van ZEUS, de oppergod. Was men onderweg dan offerde men aan de godin HEKATè  op plaatsen met een driesprong. PAN, half mens half dier, is de god van de natuurkrachten maar ook van de herders die mensen angst bezorgt en de verering vond dan ook plaats in grotten.

In SPARTA vierde men de festivals van Huakinthos, van de Gumnopaidiai (naaktdansen op de agora)en koorzang voorbereid door de dichter ALKMAN ter ere van Apollo Puthias (Puthia is een andere naam voor Delphi).

7.       OVERIGE GODEN

In Griekenland kom je veel tempels tegen die gewijd zijn aan een mythologisch figuur. Zowel in het Atheense Attica als op de Peloponnèsos waar SPARTA  de dienst uitmaakte komen we aan goden gewijde tempels tegen. Maar in de na-Myceense tijd vanaf 1100 v. Chr. was Griekenland arm en waren de tempels van hout. Pas in 800 v. Chr. werden de tempels van duurzaam materiaal zoals natuursteen en die in latere eeuwen verder verfraaid werden zoals de Tempel van Apollo in Amuklai.

Voor de bewoners van Lakonië/ Messenië en Attica werd de macht van de natuur, zijn schoonheid maar ook zijn destructieve kracht, gepersonifieerd  door godinnen.

ZEUS                     De oppergod getrouwd met HERA vervolgens met LETO en met DEMETèR. Handhaaft recht en orde.

ATHèNA              Dochter van Zeus en paleis- later stadsgodin. Beschermvrouwe  van  de polis Sparta en van veel andere steden in Griekenland.

HELENA               Een voor-Dorische godin die later meer bekend geworden is als de vrouw van Menelaos van Sparta. Zij had de plataan als heilige boom. Haar ontvoering is een verwijzing naar de sterfelijke en herrijzende aard van de vegetatie.  Na 1100 v. Chr., de na-Myceense tijd werd Helena de vrouw van Menelaos van Sparta, woonachtig even buiten Sparta in het MENELAION. Zij werden vereerd als HEROëN, vergoddelijkte stervelingen.  

ARTEMIS             Dochter van Zeus en Leto. Zus van Apollo. De godin van de wilde natuur uit de Myceense tijd. Haar functie werd uitgebreid en nader bepaald door een toevoeging zoals Artemis Limnatis (van de drassige grond), Artemis Koruthalia ( van de pasgeborenen), Artemis Agrotera (de wilde jagers en strijders) vandaar het offer aan haar voorafgaand aan de strijd.

HUAKINTHOS                   Werd vereerd in AMUKLAI, bij Sparta en is oud-Myceens. Het is de naam van een bloem en representeert mogelijk de stervende en herlevende natuur. Per ongeluk door een discus van Apollo getroffen en daarom ook verbonden met rouw in een festival.

DEMETèR            De Moeder die het graan voortbrengt. Oud-Myceense godin met haar dochter

PERSEFONè       Bekend van de geschiedenis met Hades die haar rooft en naar de onderwereld brengt waar ze gevreesd door de Spartanen, de zielen belet naar het leven terug te keren.

POSEIDON          Broer van Zeus en echtgenoot van Demetèr en god van Aarde die aardbevingen veroorzaakt. Oorspronkelijk als paard voorgesteld en daarom de god van de strijdwagens, ruiters en ridders. Later de god van de Zee. Zijn heiligdom aan Kaap Tainaron refereert aan de god van de Heloten (Spartaanse knechten die moesten werken) en een plaats met asielrecht.

HERA                    Vrouw van Zeus, Apollo Godin van het huwelijk in Sparta met Aphrodite verenigd.

APHRODITE        De oergod KRONOS laat zijn zaad in zee lopen waardoor OURANOS   deze godin baart. Verbonden met de zee en de liefde. Ook Venus genoemd. Is van Foenicische oorsprong. Maar in Sparta vereerden zij op het eiland Kuthèra haar als een godin in wapenuitrusting toegerust tot de strijd. Haar zoon was EROS.

APOLLO               Zoon van Zeus en Leto en vader van ASKLEPIOS. Broer van Artemis. Is genoemd naar ‘apella’ dat is de vergadering van krijgers van de Spartanen. Daarom de god van het einde van de jeugd en de rituele reiniging, van de zich vernieuwende krijgsgemeenschap. Ook van de boogschutters en de god van de pest maar ook van de geneeskunst, toekomstvoorspeller en orakelgod.

DIOSKOUROI     Castor en Polydeukes (Pollux), zonen van Zeus en (de zwaan) Leda of Leto, helpers op het slagveld en hun beelden gingen dan ook mee, materiële voorspoed, voorgesteld als twee slangen, verwijzen naar twee aanvoerders/koningen een voor-Dorisch en Spartaanse  institutie.

HERMES              Zoon van ZEUS en MAIE , de dochter van ATLAS. Hermes was de vader van de god PAN. Zijn functie was boodschapper van Zeus en hij werd de beschermer van HUIS EN HAARD. Vaak stond zijn afbeelding op een hout-of steenblok bij het huis of langs de wegen, de zgn. HERMEN.

HEKATè               God van de driesprong en de nachtelijke wegen. Welke weg moet je kiezen?

PAN                      Zoon van Hermes, bokkengod met bokkenpoten en god van de natuurkrachten. Half mens, half dier die leefde in holen en grotten en daar ook werd aangeroepen. Vaak afgebeeld met het lid in erectiestand.Overvalt de argeloze reiziger, maar helpt op het slagveld.(Panische angst).

De conclusie is dat de Spartanen veel geloviger waren (geen actie zonder offer) dan elders in Griekenland.

                                                                              SPARTA

Herkomst en vervolg op de Peloponnesos.

De Spartanen kwamen oorspronkelijk uit de streek Doris, gelegen in het Pindosgebergte in Noord-Griekenland en vestigden zich na de Myceense teloorgang in 1100 v, Chr. in Lakonië de streek in het stroomgebied van de EUROTAS rivier, zuidelijk van Mycene. Sparta bestond uit 4 dorpen en na annexatie van Amuklai uit 5 dorpen. Het lag er geïsoleerd en zij drongen zich aan de Lakoniërs op als nazaten van Herakles, de god die daar al bekend was.

De autochtonen, de Lakoniërs werden hun werkknechten, HELOTEN genaamd terwijl de Spartanen zelf zich met legeroefeningen en de rituele verplichtingen tegenover de goden bezighielden. Ze kenden een bestuur met twee koningen. Ze groeiden snel in getal en daarom voerden ze aanhoudend oorlog om ruimte te scheppen voor zichzelf. Dat kwam mede door de regel dat elke Spartaan ouder dan 30 jaar recht had op een stuk grond, de KLAROS.  Na Amuklai werd later het naburige MESSENIë geannexeerd zodat de gehele Peloponnesos onder Spartaanse jurisdictie kwam te staan. Zij werden daardoor berucht  en bekend doordat ze vochten in de FALANXFORMATIE, dat is met elkaar overlappende schilden opmarcheren.

In de landbouw hanteerde men het tweeslagstelsel (50% braak) en de heloten betaalden een belasting van 50% van de opbrengst van de grond aan de eigenaar. De handelaren en herders waren niet-Spartanen en werden PERIOIKEN genoemd. In Gythion bijvoorbeeld was een industrie met MUREX- of PURPERSLAKKEN gevestigd en onder leiding van Perioiken bloeide daar de kleurstoffenhandel. Na 600 v. Chr. ontstond de slavenhandel in Athene en waren in Sparta de DOULOI actief, de helotenslaven.

                               DE SAMENLEVING IN SPARTA

Elke jonge Spartaanse jongen kreeg een staatsopvoeding, de AGOGè.  Soms kregen helotenjongens, de  door een Spartaan geadopteerde niet- Spartanen, de MOTHAKES, ook dat recht. Heloten die zich in de oorlog onmisbaar hadden gemaakt werden NEODAMODEI, een status waarbij ze zich vrijgevochten hadden en ontslagen werden van hun plichten. Anderzijds kwam het ook voor dat een Spartaan verarmde, een HYPOMEIONES, en ontstond schuldslavernij.

Jongens bleven tot 7 jaar thuis daarna gingen ze in een internaat tot 12 jaar. Daarna begon de agogè voor de jongens nu PAIDES genoemd of als ze wat ouder waren behandeld als EFEBOI (tieners). Dat duurde tot hun 19e  jaar waarbij ze onder leiding stonden van een EIRèN, d.i. een efeboi  van 18/19 jaar. Na 20e  jaar werden ze allen NEOI en hadden sommige geselecteerden van 20-30 jaar de leiding over de oudere EFEBOIS, de EIRENES. Op deze hele groep werd toezicht uitgeoefend door de staat door een PAIDENOMOS. Maar het toezicht op de NEOI was voorbehouden aan de EFOREN, een commissie van 5 leden met de uitvoerende macht in Sparta. (De wetgevende macht berustte bij de APELLA, de volksvergadering). Vanaf 20 jaar traden ze toe tot het leger. De 30 besten  werden door de HIPPOGRETEN (3 EFOREN MET BIJZONDERE OPDRACHT) geselecteerd als HIPPEI om het speciale elitekorps van ridders tot hun 30e  te versterken. Zij waren in staat paarden te financieren, vandaar de naam hippei, en ze behoorden tot de rijkere aristocraten van Sparta.

Alle Spartaanse mannelijke burgers waren vanaf hun 30e lid van een SUSSITION. Dat is een tafel- of eetgenootschap met 10 personen plus een aantal , dat nog geen rechten hadden. Zij bleven in de oorlog bij elkaar en vochten met drie sussitia in een eenheid ENOMOTIA ( maximaal ca. 42 man)wat ook een eedverbond is.

Door verliezen gedwongen gingen Perioiken ook meevechten in eigen eenheden, zgn. LOCHOI. In 400 v. Chr. moesten ze zelfs samen met de Spartanen in LOCHOI optrekken en vormden ze de MORAI korpsen. Als men de slag had gewonnen richtte men een paal met wapens van de verslagenen op, wat een TROPAION werd genoemd. Lafaards, de  zogenaamde TRESANTES, moesten zich van kant maken als ze het overleefden. Koning Leonidas werd na zijn dood in 480 v. Chr. vereerd als HERO toen bekend werd dat hij zich met 300 man bij Thermopulai dood had gevochten tegen een veel te grote Perzische overmacht.

De bestemming van de jongemannen was dus het HOPLIETENLEGER waarbij ze op hun 30e levensjaar definitief werden  ingelijfd. De paides kregen een eerste voorbereiding daarop als KRUPTOI. Daarbij moesten ze geheel aan zichzelf overgelaten proberen te overleven zoals des nachts proberen aan eten te komen en desnoods stelen vooral  van de minderwaardige heloten. Hoever ze waren gevorderd konden ze tonen tijdens de festivals zoals op de GUMNOPAIDIA(GUMNOPèDIè) waarop gevechten tussen jaargroepen en naaktdansen in de brandende zon belangrijke attracties waren.

                                BESTUURLIJKE ORGANISATIE VAN SPARTA

APELLA                Volksvergadering van alle volwassen krijgslieden

KONINGEN        Twee koningen waren de feitelijke GEKOZEN legeraanvoerders. Later bleef één koning thuis als er een veldtocht werd ondernomen. Ook werd dan ook slechts een  van de Diskouroi meegevoerd.

EFOREN               Vijf mannen bij verkiezing aangewezen de staat te leiden en te vertegenwoordigen.

GEROUSIA          Raad der Oudsten of Gerontes met 28 leden van 60 jaar en ouder. Had een probouleumatisch functie: zij bereidden de besluiten voor de Boulè voor, de volksvergadering. Overigens wel in overleg met de Eforen.

                                               DE GODEN IN SPARTA

De goden werden in het algemeen vereerd als elders in Griekenland maar wel met een Spartaans accent. Zie voor een overzicht hierboven.

Athena was de godin van de Polis. Helena werd als de mystieke vrouw van Menelaos vereerd in het Menelaion bij Sparta.

Artemis werd in het Taügetosgebergte vereerd als godin van de drassige grond en van de ongetrouwde vrouwen, en helpster aan het kraambed.

Huakinthos werd in Amuklai vereerd als de god van de stervende en herlevende natuur

Demeter is voor de Spartanen de AARDMOEDER en haar dochter Persefonè was de godin van het dodenrijk nadat ze geroofd was door Hades, de god van de onderwereld.

Poseidon was er de god van de Zee maar ook van de schuddende aarde. Hij liet aardbevingen ontstaan.

Hera, de vrouw van Zeus was vooral in ARGOS  vereerd als godin van het huwelijk.

Aphrodite was een geketende godin op het eiland Kuthera, gekleed in een wapenuitrusting. Was verbonden met de oorlog.

Apollo was de APELLA GOD  en in Sparta waren alle feesten aan hem gewijd (o.a. Karneia). Hij verbond de Spartanen in een hecht verband van een zich vernieuwende krijgersgemeenschap.  Zijn attributen waren dan ook schild en boog. Sparta en Delphi hadden nauwe contacten via de PUTHIOI, religieuze functionarissen die Delphi konden raadplegen.

In Amuklai stond de TROON VAN APOLLO boven het graf van HUAKINTHOS.

Samengevat heeft de Myceense en de Dorische beschaving haar invloed op de bevolking van Attica en Sparta behouden. Vooral Sparta zette de Dorische levensstijl voort in de godsdienst en in de vreemdelingenhaat.  Doordat Sparta en Attica met Athene aan zee lagen was er handelsverkeer met het Midden Oosten. Zelfs de Mycenen hadden hun grafrituelen al afgestemd op die van Egypte.

De open houding van de Atheners ging gepaard met een gevoel van superioriteit. Hun status van zeenatie bracht veel welvaart en dat vertaalde zich in de bouw van schitterende gebouwen, schepen en de aanleg van havens als Piraeus.

Vanaf 450 v. Chr. ontwikkelde zich een hoogstaande vorm van beschaving die zich nog steeds laat gelden in de 21e eeuw. De antieke wereld was een grote inspiratiebron in de Renaissance. Vanaf 1300 werd in Europa navolging van de klassieken in de bouwstijlen, de kunst en literatuur het hoogste streven. Zelfs ook nog in de 21e eeuw zijn de moderne  politieke organisaties duidelijk geënt  op ideeën uit de klassieke tijd zoals die over de democratische instellingen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten