HIËRONIMUS BOSCH SCHILDER VAN HET MIRAKEL  (1/4)
Leen Moelker
1  Inleiding
Jheronimus Bosch is bekend
geworden om de kleurrijke raadselachtige schilderijen die hij tijdens zijn
leven (*? 1450 -  9-8-1516) in Den Bosch en elders heeft gemaakt. 
In verband met  de herdenking van Bosch’ dood, vijfhonderd
jaar geleden, worden in 2016 veel activiteiten georganiseerd.
Op 19 december 2015 is
feitelijk het Jheronimus Bosch-jaar geopend met een tentoonstelling in het
Stedelijk Museum in ’s Hertogenbosch onder de titel The Fish Pond song. Vervolgens opent het Noord-Brabants Museum op
18 februari 2016 de tentoonstelling Jheronimus
Bosch, visioenen van een genie. Het Natuurmuseum Brabant toont vanaf 1
april 2016 werken van Bosch onder de titel Dieren
van Jeroen Bosch.
Ter introductie van alle
activiteiten is een documentaire gemaakt over het jarenlange wetenschappelijk
onderzoek dat ter gelegenheid van 500 jaar Jheronimus Bosch wereldwijd is uitgevoerd.
In deze bijdrage ligt het
accent op die documentaire. Maar ter nadere kennismaking met de schilder wil ik
Jheronimus Bosch eerst beter introduceren.
2  Beknopte
biografie
Jeroen Bosch kwam uit een
schilderfamilie. Zijn afkomst laat zich als volgt schetsen[1]:
 Jheronimus Bosch en zijn naaste grootouders
Geslacht I       Thomas van Aken  voor 1426
Geslacht II      Jan van Aken den maelre   zomer 1454 getrouwd met Katelinen
Geslacht III      Hubrecht  1465  x  Luytgart Hendrikd. Willems van den Perre voor 1447
                    IIIA Thomas die maelre (vermeld
in1447) 
                        IIIB Goossen die maelre
vermeld in1448 x Aleit Claes Everits
                        IIIC Jan die maelre x
Lysbeth Goyaert die Coninck
                        IIID Anthonius die maelre ( voor 1480) x
Aleit van der Mynnen (1) x                                                                                                                                     Mechteld
(2)
Geslacht
IV     IIID1 Hiëronymus (ca 1450 – 1516)
x Aleit vanden Meervenne (1522/23)
                        IIID2 Jan  1498/99
                        IIID3 Goossen maelder (1497) x Kathelijn > Jan,
beeldsnijder
                        IIID4 Katherijn  voor1480?;  vermeld op 5 april 1474
                        IIID5 Herberta  vermeld in 1481 
De
informatie over de leefomstandigheden van de familie Van Aken/Bosch is tot nu
toe (2015) karig gebleven. Over data is geen zekerheid te geven en wat we weten
is afgeleid uit documenten (financiële transacties, huurovereenkomsten, pachtzaken,
opdrachten enzovoorts) die mogelijk slaan op deze familie. Misschien zal het recente
wetenschappelijk onderzoek en daarvan met name het dendrochronologische
onderzoek naar de antecedenten van het Bosch’-oeuvre, een nieuw licht werpen op
bepaalde schilderijen.[2]
Het is niet uitgesloten dat zekere toeschrijvingen ter discussie worden
gesteld. En wie weet volgen er nog verrassingen.
3  De voorlopige status quaestionis (2007)
Roger
Marijnissen heeft in 2007 de Bosch-problematiek opnieuw geactualiseerd, wat tot
een tamelijk omvangrijk overzicht van de heersende meningen over dat oeuvre
heeft geleid.  
Wat
is er zo moeilijk aan de duiding van schilderijen van Jheronimus Bosch?  Ten eerste is dat de toeschrijving: heeft
Bosch een werk zelf geschilderd, heeft hij de regie gevoerd of is het werk door
leerlingen of navolgers vervaardigd?  Nu
zijn dit vragen die voor ieder werk gesteld kunnen worden. Maar bij Bosch
stuiten we dan op de moeilijkheid dat wij onvoldoende ondersteunende
documentatie hebben. Op welke grond is een ondertekening aan Bosch toe te
schrijven? Van slechts vijf schilderijen menen we zeker te weten dat ze door
Bosch zelf geschilderd zijn.[3]
Ten
tweede is het de moeilijkheidsgraad in de ouderdomsbepaling die de juiste
interpretatie beïnvloedt. Zijn de technieken wel toereikend en leiden ze tot
een betrouwbare conclusie? Zo wordt van de dendrochronologische analyse veel
verwacht. Het is echter al heel wat als van een drager een jaartal terminus post quem (vroegste datering) of van een werk de  terminus ante quem (laatste datering) kan worden bepaald.[4]
Een
derde probleem is de echtheid, hoe kunnen we bepalen dat een schilderij door de
hand van Jeroen Bosch zelf is ontstaan. Röntgenonderzoek (gericht op de
verflagen) en infraroodreflectografie (gericht op de schetsen of  ondertekeningen)  maar ook stereomicroscopie (verfmonster
onderzoek)  dragen wel bij aan de
beantwoording van de vraag naar authenticiteit, maar geven geen uitsluitsel. 
Op
grond van deze technieken is volgens Marijnissen [5]inmiddels
een aantal toeschrijvingen aan Bosch betwist. Het betreft:
De Doornenkroning                Drager dateert van 1525                   Escorial (Spanje)
De Bruiloft van Kana              Drager dateert van 1544-1553         Boymans v. B. Rotterdam
De Geboorte van Christus      Drager dateert van 1563                   Wallraf-Richartz M. Keulen
De Keisnijding                        Drager van 1520 (is Bosch
kopie)     Prado Madrid
De temptatie van
Sint-Antonius Drager 1462 t.p.q. Mogelijk echt Prado
De Temptatie van Sint-Antonius Drager 1486. Kopie 70x115         Prado Madrid 
(dit
schilderij is een kopie van het werk in het Rijksmuseum Amsterdam (63x82) dat
ook niet tot de oeuvrecatalogus van Bosch behoort)
Het laatste Oordeel (triptiek) Drager 1486
wellicht origineel        Brugge,
Groeningemus.
De aanbidding der wijzen  Drager 1472 maar kleding van 16e
eeuw M.E.T. New York
De Kruisdraging en de Zeven Hoofdzonden (Gent, respektievelijk Madrid)
De Kruisdraging en de Zeven Hoofdzonden (Gent, respektievelijk Madrid)
Op
dezelfde wijze worden ook tekeningen van  Jheronimus Bosch beoordeeld en ook daarbij
geldt dat er betwiste en eigenhandig gemaakte Bosch-tekeningen voorkomen.
Ook
moet worden opgemerkt dat via fragmenten en inventarislijsten bekend is, dat er
werken van Bosch verdwenen zijn.  
4  De documentaire
Marijnissen
spreekt in zijn hier aangehaalde bijdrage aan de Boschproblematiek (2007) onder
andere de wens uit dat het in het Boschjaar in 2016 komt tot “.. een
systematisch en coherent wetenschappelijk onderzoek van het gehele oeuvre,
ruimer dan de studie van Garrido en Van Schoute (2001), die overigens als
vertrekpunt zeker bruikbaar is.”[6]  
In
de documentaire volgen we de wetenschappers die aan dit onderzoek een extra
impuls hebben gegeven.
Ik zal in document 2/4 hierover verslag doen.
Middelburg, 3 februari 2016
Middelburg, 3 februari 2016
[1] Roger H.
Marijnissen, Peter Ruyffelaere, Hiëronimus
Bosch, het volledige oeuvre, (Mercatorfonds Antwerpen 1999)11.
[2]
Dendrochronologisch onderzoek berust op de analyse van de houten drager waarop
een schilderij is aangebracht. Inmiddels is bekend dat in Nederland vooral
eikenhout werd gebruikt, in Italië populierenhout, in Duitsland grenenhout,
linden- en eikenhout. Een boom(stam) bestaat uit kernhout, spinthout net onder
de bast en de bast. Tijdens de groei  wordt de boom dikker en laat een spoor achter
in de vorm van een jaarring. Bij minimaal 75 jaarringen (plankbreedte is dan 10
cm) van het kernhout is de ouderdom globaal te bepalen. Het zachtere spinthout
heeft statistisch gemiddeld 15 jaarringen maar is wegens de mindere hardheid
meestal verwijderd. Is het wel aanwezig dan is de ouderdom vrij goed te
bepalen.  Klimatologische invloeden
werken in op de breedte van de jaarringen. De jaarringen worden geteld door een
microscoop en vergeleken met de patronen van bomen van bekende ouderdom
(referentiemateriaal).
[3] Ibidem
15. Het zijn Kruisdraging (Paleis
Madrid), Aanbidding der Koningen
(Prado Madrid), Zeven Hoofdzonden en de
Vier Uitersten (Prado Madrid), Doornenkroning
(Escorial) en Tuin der Lusten (Prado
Madrid).
[4]
Bijvoorbeeld: het schilderij moet gemaakt zijn in de tijd van de schilder. Bij
het dendrochronologische Bosch-onderzoek is vaak gebleken dat de drager van na
die tijd dateert!
[5] Roger
Marijnissen, De Hiëronymus
Boschproblematiek sinds 1985 (Antwerpen 2007) XIX. 
[6] Ibidem
xxxv
 
Geen opmerkingen:
Een reactie posten