vrijdag 29 januari 2016

JEROEN BOSCH-JAAR 2016 BEGONNEN (1/4)



   HIËRONIMUS BOSCH SCHILDER VAN HET MIRAKEL  (1/4)

Leen Moelker
1  Inleiding
Jheronimus Bosch is bekend geworden om de kleurrijke raadselachtige schilderijen die hij tijdens zijn leven (*? 1450 - 9-8-1516) in Den Bosch en elders heeft gemaakt.
In verband met  de herdenking van Bosch’ dood, vijfhonderd jaar geleden, worden in 2016 veel activiteiten georganiseerd.
Op 19 december 2015 is feitelijk het Jheronimus Bosch-jaar geopend met een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in ’s Hertogenbosch onder de titel The Fish Pond song. Vervolgens opent het Noord-Brabants Museum op 18 februari 2016 de tentoonstelling Jheronimus Bosch, visioenen van een genie. Het Natuurmuseum Brabant toont vanaf 1 april 2016 werken van Bosch onder de titel Dieren van Jeroen Bosch.
Ter introductie van alle activiteiten is een documentaire gemaakt over het jarenlange wetenschappelijk onderzoek dat ter gelegenheid van 500 jaar Jheronimus Bosch wereldwijd is uitgevoerd.
In deze bijdrage ligt het accent op die documentaire. Maar ter nadere kennismaking met de schilder wil ik Jheronimus Bosch eerst beter introduceren.
2  Beknopte biografie
Jeroen Bosch kwam uit een schilderfamilie. Zijn afkomst laat zich als volgt schetsen[1]:
 Jheronimus Bosch en zijn naaste grootouders
Geslacht I       Thomas van Aken voor 1426
Geslacht II      Jan van Aken den maelre  zomer 1454 getrouwd met Katelinen
Geslacht III      Hubrecht 1465  x  Luytgart Hendrikd. Willems van den Perre voor 1447
                    IIIA Thomas die maelre (vermeld in1447)
                        IIIB Goossen die maelre vermeld in1448 x Aleit Claes Everits
                        IIIC Jan die maelre x Lysbeth Goyaert die Coninck
                        IIID Anthonius die maelre ( voor 1480) x Aleit van der Mynnen (1) x                                                                                                                                     Mechteld (2)
Geslacht IV     IIID1 Hiëronymus (ca 1450 – 1516) x Aleit vanden Meervenne (1522/23)
                        IIID2 Jan 1498/99
                        IIID3 Goossen maelder (1497) x Kathelijn > Jan, beeldsnijder
                        IIID4 Katherijn voor1480?;  vermeld op 5 april 1474
                        IIID5 Herberta  vermeld in 1481
De informatie over de leefomstandigheden van de familie Van Aken/Bosch is tot nu toe (2015) karig gebleven. Over data is geen zekerheid te geven en wat we weten is afgeleid uit documenten (financiële transacties, huurovereenkomsten, pachtzaken, opdrachten enzovoorts) die mogelijk slaan op deze familie. Misschien zal het recente wetenschappelijk onderzoek en daarvan met name het dendrochronologische onderzoek naar de antecedenten van het Bosch’-oeuvre, een nieuw licht werpen op bepaalde schilderijen.[2] Het is niet uitgesloten dat zekere toeschrijvingen ter discussie worden gesteld. En wie weet volgen er nog verrassingen.
3  De voorlopige status quaestionis (2007)
Roger Marijnissen heeft in 2007 de Bosch-problematiek opnieuw geactualiseerd, wat tot een tamelijk omvangrijk overzicht van de heersende meningen over dat oeuvre heeft geleid. 
Wat is er zo moeilijk aan de duiding van schilderijen van Jheronimus Bosch?  Ten eerste is dat de toeschrijving: heeft Bosch een werk zelf geschilderd, heeft hij de regie gevoerd of is het werk door leerlingen of navolgers vervaardigd?  Nu zijn dit vragen die voor ieder werk gesteld kunnen worden. Maar bij Bosch stuiten we dan op de moeilijkheid dat wij onvoldoende ondersteunende documentatie hebben. Op welke grond is een ondertekening aan Bosch toe te schrijven? Van slechts vijf schilderijen menen we zeker te weten dat ze door Bosch zelf geschilderd zijn.[3]
Ten tweede is het de moeilijkheidsgraad in de ouderdomsbepaling die de juiste interpretatie beïnvloedt. Zijn de technieken wel toereikend en leiden ze tot een betrouwbare conclusie? Zo wordt van de dendrochronologische analyse veel verwacht. Het is echter al heel wat als van een drager een jaartal terminus post quem (vroegste datering) of van een werk de  terminus ante quem (laatste datering) kan worden bepaald.[4]
Een derde probleem is de echtheid, hoe kunnen we bepalen dat een schilderij door de hand van Jeroen Bosch zelf is ontstaan. Röntgenonderzoek (gericht op de verflagen) en infraroodreflectografie (gericht op de schetsen of  ondertekeningen)  maar ook stereomicroscopie (verfmonster onderzoek)  dragen wel bij aan de beantwoording van de vraag naar authenticiteit, maar geven geen uitsluitsel.
Op grond van deze technieken is volgens Marijnissen [5]inmiddels een aantal toeschrijvingen aan Bosch betwist. Het betreft:
De Doornenkroning                Drager dateert van 1525                   Escorial (Spanje)
De Bruiloft van Kana              Drager dateert van 1544-1553         Boymans v. B. Rotterdam
De Geboorte van Christus      Drager dateert van 1563                   Wallraf-Richartz M. Keulen
De Keisnijding                        Drager van 1520 (is Bosch kopie)     Prado Madrid
De temptatie van Sint-Antonius Drager 1462 t.p.q. Mogelijk echt Prado
De Temptatie van Sint-Antonius Drager 1486. Kopie 70x115         Prado Madrid
(dit schilderij is een kopie van het werk in het Rijksmuseum Amsterdam (63x82) dat ook niet tot de oeuvrecatalogus van Bosch behoort)
Het laatste Oordeel (triptiek) Drager 1486 wellicht origineel        Brugge, Groeningemus.
De aanbidding der wijzen  Drager 1472 maar kleding van 16e eeuw M.E.T. New York
De Kruisdraging en de Zeven Hoofdzonden (Gent, respektievelijk Madrid)
Op dezelfde wijze worden ook tekeningen van  Jheronimus Bosch beoordeeld en ook daarbij geldt dat er betwiste en eigenhandig gemaakte Bosch-tekeningen voorkomen.
Ook moet worden opgemerkt dat via fragmenten en inventarislijsten bekend is, dat er werken van Bosch verdwenen zijn. 
4  De documentaire
Marijnissen spreekt in zijn hier aangehaalde bijdrage aan de Boschproblematiek (2007) onder andere de wens uit dat het in het Boschjaar in 2016 komt tot “.. een systematisch en coherent wetenschappelijk onderzoek van het gehele oeuvre, ruimer dan de studie van Garrido en Van Schoute (2001), die overigens als vertrekpunt zeker bruikbaar is.”[6] 
In de documentaire volgen we de wetenschappers die aan dit onderzoek een extra impuls hebben gegeven.
Ik zal in document 2/4 hierover verslag doen.

Middelburg, 3 februari 2016

                       


[1] Roger H. Marijnissen, Peter Ruyffelaere, Hiëronimus Bosch, het volledige oeuvre, (Mercatorfonds Antwerpen 1999)11.
[2] Dendrochronologisch onderzoek berust op de analyse van de houten drager waarop een schilderij is aangebracht. Inmiddels is bekend dat in Nederland vooral eikenhout werd gebruikt, in Italië populierenhout, in Duitsland grenenhout, linden- en eikenhout. Een boom(stam) bestaat uit kernhout, spinthout net onder de bast en de bast. Tijdens de groei  wordt de boom dikker en laat een spoor achter in de vorm van een jaarring. Bij minimaal 75 jaarringen (plankbreedte is dan 10 cm) van het kernhout is de ouderdom globaal te bepalen. Het zachtere spinthout heeft statistisch gemiddeld 15 jaarringen maar is wegens de mindere hardheid meestal verwijderd. Is het wel aanwezig dan is de ouderdom vrij goed te bepalen.  Klimatologische invloeden werken in op de breedte van de jaarringen. De jaarringen worden geteld door een microscoop en vergeleken met de patronen van bomen van bekende ouderdom (referentiemateriaal).
[3] Ibidem 15. Het zijn Kruisdraging (Paleis Madrid), Aanbidding der Koningen (Prado Madrid), Zeven Hoofdzonden en de Vier Uitersten (Prado Madrid), Doornenkroning (Escorial) en Tuin der Lusten (Prado Madrid).
[4] Bijvoorbeeld: het schilderij moet gemaakt zijn in de tijd van de schilder. Bij het dendrochronologische Bosch-onderzoek is vaak gebleken dat de drager van na die tijd dateert!
[5] Roger Marijnissen, De Hiëronymus Boschproblematiek sinds 1985 (Antwerpen 2007) XIX.
[6] Ibidem xxxv

Geen opmerkingen:

Een reactie posten