RECENSIE
Leen Moelker
Titel: Kolja;
Auteur: Arthur Japin;
Jaar: 2017;
Genre: Historische roman;
Uitgever: Arbeiderspers, Amsterdam;
ISBN: 9789029509916/NUR301;
Prijs: 22,50; gebonden;
CPBN: WEEK 38: 3, WEEK 46: 34 van 60;
Aantal bladzijden: 343;
Thema: Met een gebrek leren leven of er wat aan doen?
Beoordeeld: 20 november 2017;
Woorden: 2712 Samenvatting van het boek: 154 woorden.
|
Dat
Kolja in staat was daarover kritisch te communiceren is het opzienbarende
wonder uit deze roman. Doofstom gebleven
na zijn geboorte wisten de broers Tsjaikovski hun protegé Kolja tot spreken en
begrijpen te brengen.
In
deze roman cirkelen feit en fictie om elkaar heen, maar de auteur Japin weet
het allemaal om te smeden tot een boeiende, geloofwaardige vertelling.
Pjotr
Tsjaikovski’s laatste werk was de Symfonie nummer 6 in b mineur opus 74. Negen
dagen na de première ervan, overleed hij plotseling. Gezien de samenloop van
deze gebeurtenissen – het verhaal over en van Kolja en Tsjaikovki’s creatieve leven – zal ik ook dit muziekstuk hier bespreken.
1 Korte Inhoud
De
gebroeders Tsjaikovski, onder wie de componist Pjotr Iljitsj Tsjaikovski
(1840-1893)[2]
verkeren in de hogere Russische kringen. Vooral de componist is wereldberoemd.
Modest Tsjaikovski wil ook meer van zijn leven maken en hem wordt de opvoeding
annex opleiding voorgesteld van de doofstomme Kolja Konradi, acht jaar oud op
dat moment. Kolja komt uit een vermogend gezin en geld is geen probleem. Modest neemt inderdaad die taak op zich en
trekt met Kolja naar het Franse Lyon waar de familie Hugentobler –Zuberbühler
een particulier doofstommeninstituut runt. Hoewel het een martelgang is weten
de Hugentoblers Kolja’s pathologische symptomen (zijn stembanden zaten vast,
hij communiceerde uitsluitend tactiel) te verbeteren. Ook Modest en Kolja’s
meegereisde gouvernante Jersjova weten hem te motiveren tot spreken en
liplezen.
Uiteindelijk
keren ze terug naar Sint Petersburg. Kolja’s ouders zijn inmiddels gescheiden. Als Kolja’s vader een jaar later overlijdt,
is hij de enige erfgenaam van een groot vermogen.
Intussen
viert Pjotr Iljitsj triomfen in de concertzalen maar hij lijdt aan depressies
en gebruikt behoorlijk alcohol. Zijn mannelijke liefdesrelaties worden strikt
geheim gehouden, want daar staat een straf op van een aantal jaren strafkamp. Als camouflage trouwt hij met een
bewonderaarster (qu’en dira-t-on), maar
hij verlaat haar al na enkele weken. Met zijn studiegenoten van de School voor
Jurisprudentie vormt Pjotr een gesloten groep met strikte eigen omgangsregels
en een strafsysteem. Als de groepsleden ten onrechte denken bewijs te hebben
voor pedofiel gedrag van de gebroeders Tsjaikovski, waar Kolja bij betrokken
zou zijn, heeft dat fatale gevolgen. Kolja ontrafelt de loop der dingen rondom
de plotselinge dood van de componist en komt tot de conclusie dat de officiële
lezing over Pjotrs doodsoorzaak niet klopt. Hij ontdekt angstige hofkringen, heimelijke
homo-erotische relaties, groepsdruk, manipulaties en de eis van
onvoorwaardelijke geheimhouding. Maar dan is het te laat. Pjotr Iljitsj Tsjaikovski
was op 6 november 1893 (gregoriaanse tijdrekening) overleden onder verdachte
omstandigheden.
2 Enkele analyse elementen
Arthur
Japin zet regelmatig in zijn romans bepaalde gebeurtenissen rondom historische
figuren in de schijnwerpers. Soms krijgen onopgeloste problemen de voorkeur,
soms maatschappelijke tegenstellingen.[3]
Vertelperspectief
In
Kolja ligt het perspectief vooral bij
Kolja en bij de broer van de componist, Modest Tsjaikovski, bekend als operalibrettist
en Pjotrs biograaf. Modest is een ik-verteller in de precies gedateerde
hoofdstukken 2,4,6,8,11, 13,15, 17, 19,22,24,26,28, 30 en 32 als hij uit zijn
dagboeken citeert over zijn gesprekken en ervaringen. In de andere hoofdstukken
overheerst het perspectief vanuit een ik-figuur (Kolja). Hoewel we niet echt
doordringen in de gedachten van de andere personages, is het toch mogelijk ons
met hen te identificeren op basis van het beschreven gedrag.
Tijd en Ruimte
Geografische
ruimte
De
dagboekaantekeningen zijn dus op datum gesteld. Ze beginnen op 12 december 1875
in Grankino (Oekraïne) waar het eerste contact plaats vindt tussen Modest en
Kolja. In het verdere verloop van het verhaal bezoeken pupil en leraar kort of langdurig Lyon,
Napels, Sint Petersburg en nog enkele Franse en Italiaanse plaatsen.
In
1893 overlijdt Pjotr Tsjaikovski en met diens begrafenis eindigt de
geschiedenis in Sint Petersburg. Kolja is dan 25 jaar.
Psychologische
ruimte
In
de romans van Japin is de psychologische druk van de omgeving op de personages
een belangrijk detail. Ook in deze roman is dat het geval. Ik loop het even na.
Gebroeders
Tsjaikovski: moeten hun homoseksualiteit verbergen omdat
de officiële kringen die niet accepteren. Zij moeten ermee leven in een soort
schemerzone.
School voor de
Jurisprudentie:
de leden vormen kleine geheime genootschappen met een strak bewaakte identiteit
en groepsdwang. Pjotr is ook lid van een
groep en zijn vrije conceptuele geest heeft daaronder te lijden.
Kolja: Is
aanvankelijk doofstom en moet in de stilte zijn bestaan voortzetten. Tot de
broers Tsjaikovski hem mee nemen door Europa en hem leren spreken en
communiceren.
Aljosja Sovronov: Is als
persoonlijke verzorger van Pjotr mede in diens wereld opgesloten. Hij moet
horen, zien en zwijgen. Maar kan dank zij Kolja’s aangeleerde vermogen tot
communiceren toch zijn verhaal kwijt.
Dokter Vasilji
Bertenson: Heeft een
geheimhoudingsplicht en wordt daardoor
in hofkringen bij dingen betrokken die hij liever niet weet. Komt het flesje
gif bij hem vandaan?
Samengevat
bevat de roman de geschiedenis van enkele verscheurde zielen die met grote
moeite laveren tussen schijn en werkelijkheid.
Thematiek
Ambitie,
liefde, doorzettingsvermogen, jaloezie, persoonlijke ontwikkeling, betekenis
van muziek in een mensenleven, spanning tussen mensen, homoseksualiteit, waarheidsvinding, wraak.
Opdracht
en Motto
Voor
Lex Jansen en Benjamin Moser
Arthur
Japin woont samen met Lex Jansen en met
Benjamin Moser (biograaf en schrijver) vormen ze een menage á trois in
Amsterdam. De roman Kolja is het
verhaal van mensen die gebukt gaan onder de druk van een samenleving waarin
reserves leven tegenover homoseksualiteit.
Motto
deel I
“Wat is een eer?
Een woord. Wat is er eerbaar aan dat woord? Wat is die eer? Lucht. Mooie
beloning! Wie heeft eer? Hij die woensdag is gestorven, voelt hij eer? Nee.
Hoort hij eer? Nee. Het valt niet te voelen. Niet voor de doden.”
Uit:
Falstaff in HENRY IV (William Shakespeare)
Dit
is een vooruitwijzing naar de inhoud van het boek dat immers begint met de
raadselachtige dood van de componist Tsjaikovski. In officiële kringen werd
Pjotr geëerd en iedereen wilde met hem omgaan zolang zijn homoseksualiteit maar
niet bekend werd. Maar wat houdt eer onder voorwaarden in? Het is in feite
lucht, een vervliegend begrip. De eer willen redden onder een onmenselijke
groepsdruk, leidde hier volgens Kolja tot zelfmoord.
Motto
deel II
“En mensen
begrepen dat álle schoonheid, iedere vorm van liefhebben, van de goden kwam, en
ze werden vrij en durfden en ze kregen vleugels.
Kolja
weet zich te bevrijden uit zijn isolement dank zij de sympathie en liefde van
anderen. Het gaf hem vleugels in het leven en zeker bij het onderzoek naar de
toedracht van Tsjaikovski’s dood.
Motto
deel III
Dan zal ik de
zwaan spelen,
En sterven in de
muziek.
Othello (William
Shakespeare)
In
dit laatste deel van Kolja is de
geschiedenis van Othello een verwijzing naar de levensloop van
Tsjaikovski.
Saillant
is namelijk dat Othello een donkerkleurige Afrikaanse prins was wiens ras onder
blanken werd miskend. Toch werd hij, de Afrikaan, de verguisde, benoemd tot
generaal. Zo kan het gelukkig ook gaan met mensen uit misdeelde groepen die in
een samenleving toch op een voetstuk worden gezet.
Had
Tsjaikovski niet in 1876 de balletmuziek “Het
zwanenmeer” uitgebracht? Daarin gaan de geliefden, de ‘zwaan’ Odette en
Siegfried, immers ten onder door wraak en jaloezie! Ook Tsjaikovski had te maken met verzengende
ambities, onmogelijke liefdes en wraak. Hij had ondervonden hoe menselijke
passies uiteindelijk zijn val – en dus die van een aardig en hard werkend mens
– hebben kunnen veroorzaken. Hij stierf
ook letterlijk in de muziek.
Structuur
Het
boek bestaat uit DEEL I, DEEL II EN DEEL III verdeeld over 32 hoofdstukken op
340 bladzijden. Elk deel heeft een eigen motto zoals hierboven toegelicht.
De
delen verdelen de geschiedenis in een fase met een introductie van de
personages (deel I 1875-1876), deel II (1876-1884) met de verdere ontwikkeling
van Kolja en (deel III 1884-1893) waarin het onderzoek van Kolja naar
Tjaikovski’s dood wordt afgerond.
Om
en om zijn dagboekaantekeningen (die in het verleden spelen) en de belevenissen
van Kolja in hoofdstukken samengebracht.
Stijl
De
vertelstijl is zoals we dat in de romans van Japin gewend zijn. Toegankelijk
geschreven, soms met mooie vergelijkingen en dialogen met een diepere inhoud
dan het lijkt. Als Pjotr en Modest spreken over het scheppen van kunst,
bijvoorbeeld. Geldt hun argument niet ook voor schrijvers, beeldend kunstenaars
en acteurs? Doordat de gebeurtenissen elkaar snel opvolgen (mede door de
dagboektechniek) leest Kolja als een
spannend boek.
Eindoordeel
Japin
heeft met Kolja weer een mooie roman
aan zijn oeuvre toegevoegd. Feit en fictie lopen door elkaar heen, maar wat aan
feiten over Kolja en de Tsjaikovki’s bekend is heeft de auteur opgespoord en
goed verantwoord in de bijlagen.
Het
valt lezers niet moeilijk om zich te identificeren met een van de personages
die immers allemaal een gevecht moeten leveren. Of om zich te handhaven
tegenover het decorum en andere tegenkrachten, of om zich te ontworstelen aan
een sociale druk als de ambities sterker zijn dan de schijnbare mogelijkheden.
Dit is een strijd van alle tijden en plaatsen. Daarvan getuigen de motto’s
boven de delen. Daarmee is ook duidelijk dat er in deze roman vele
intertekstuele elementen voorkomen. En intertekstualiteit legt de verbinding
tussen het verleden, heden en toekomst. Zo lijkt Othello de personificatie van
welwillende zuivere ziel die de lagere hartstochten van zijn antagonisten in
zijn leven een plek moet geven. En wij kijken toe of en hoe onze helden daarin
slagen.
3 SYMFONIE nr6 in B-mineur OPUS 74“Pathétique”
van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski 52’08
Beoordeelde versie:
Opname:
Sound-Products Holland b.v.; digital recording /DDD[4]
Uitvoering:
London Philarmonic Festival Orchestra o.l.v. Victor de Stradelli;
Serie Master Portrait Vivace E-305 1980.
Bronnen:
De compact disc, Arn. Martens, Gids voor Orkestmuziek Prismaboek,
(Utrecht/Antwerpen 1958), en de ongedateerde toelichting bij de CD.
Inleiding
Tsjaikovski
schreef 6 symfonieën waarvan de eerste drie tamelijk onbekend bleven. Maar de
laatste drie zijn populair. Die reflecteren op het menselijk lijden, het
innerlijk verzet en op de somberheid die zo vaak mensen treft. Het is een en al
weemoed (Gids 175). Van al zijn werk
genoot Tsjaikovski zelf het meest van de Symfonie
nummer 6 in B mineur. In het hierboven besproken boek Kolja wordt herhaald dat Tsjaikovski al lang de dood voelde naderen.
Hij beweerde dat zijn zesde symfonie een program bevat dat geheim moet blijven
totdat de luisteraar het zelf ontdekt. Is het inderdaad een noodlotssymfonie?
Laten we luisterend nagaan of wij een boodschap kunnen ontdekken.
Deel 1 (Adagio. Allegro ma non troppo) 18’03
Bijna
onhoorbaar wellen de sonore klanken van de fagotten in de eerste maten zacht omhoog
vanuit een diepste diepte. Het thema wordt direct duidelijk in het klagelijke
b-des-d dat al gauw door andere instrumenten in hetzelfde tempo wordt
overgenomen. Maar na twee minuten versnelt het tempo even en sturen de huilende
violen hun opstandigheid de ruimte in. Na de tijdelijke terugkeer van de
ingetogen fagotten zijn het de massale aanzetten van alle instrumenten die de
emoties daarna hoog opstuwen. Maar dan trekken de opgewonden klanken zich terug
in zachte lyrische vibraties.
En
dan gebeurt het (9’33). Net als je de weemoed meevoelt met de fluiten, de
hobo’s en de violen knalt het geluid van het hele orkest letterlijk als een
donderslag bij heldere hemel in je oren En vijf minuten lang krijgen de
talrijke verschillende instrumenten de kans om te schitteren in een samenspel
van elkaar beconcurrerende klanken. Het is alsof de aarde vergaat en dat het
einde van alles nabij is. Maar dan in de
vijftiende minuut gaat die
razende storm liggen, en gaat de muziek over in een sfeer met opgewekt gestemde
violen en hobo’s. De tegenstellingen tussen subtiele klanken en een daverende
fanfare in dit deel zijn groot. Tsjaikovski spiegelt hier zijn diepste
innerlijk met zijn heftigste emoties en somberste gedachten aan de dood.
Deel
2 (Allegro con grazia) 7’56
Het
tweede deel voelt als een verademing na de inspannende tocht langs hoogten en
diepten van het gemoed. Het is een dans in 5/4 en die afwijkende maat stamt uit
de Russische volksmuziek. De vrolijke klanken zijn verbonden met de balzaal en
verwijzen naar de gezellige drukte op de
vele ontvangsten van hoger geplaatsten waaraan Tsjaikovski heeft deelgenomen. Zocht
de componist tegenover zijn treurnis uit het eerste deel de werkelijkheid te
willen vergeten? Het is in elk geval een vrolijk stuk.
Deel
3 (Allegro molto vivace) 9’14
Ook
in dit deel overheerst een positieve stemming die vooral door een snel gespeeld
scherzo (luimig toonstuk) ontstaat. Maar de 4/4 maat leidt al gauw tot een
marstempo en we horen dus een combinatie van een snelle mars en scherzo. De
letterlijke boventoon wordt gevoerd door de violen die zoals bij zweepslagen
striemend de lucht beroeren. Maar de uitbundigheid wordt maar al te graag
overgenomen door de koperblazers en de pauken en zelfs de fluiten dringen zich
op het laatst naar voren om – zoals het lijkt – van hun plezier in de
onderneming te laten blijken. Inderdaad is dit Tsjaikovski’s ontboezeming van
een geluksgevoel, en dat kunnen we van harte met hem meevoelen. Is de componist
dan per saldo toch een gelukkig man? Martens haalt anderen aan die zeggen dat
Tsjaikovski hier een wanhoopskreet slaakt (Gids
177). Ik ben echter meer geneigd dit deel positief te interpreteren.
Deel
4 (Finale, Adagio lamentoso) 10’04
Het
laatste deel laat zich kennen door een langzaam tempo en dan ook nog klagelijk
(lamentoso) van aard gespeeld.
Ook
hierin is een grote rol voor de violen en de koperblazers weggelegd. Waar
echter de strijkers hun weemoedig snarenspel crescendo omhoog richten, als
schreiende kinderen, dalen de Engelse hoorn en de trombones af naar de sferen
van de onderwereld. We horen het thema d-d-des-b-a talloze malen herhalen door alle
onderscheiden instrumenten. In de laatste twee minuten beluisteren we het
onderliggende zeer langzame ritme van de lage eentonig aangehouden bastonen van
de snaarinstrumenten en de pauken. Het is een dodenmars terwijl de muziek
langzaam uitsterft en de toonhoogte terugkeert naar die uit de eerste maten van
het eerste deel. Martens spreekt van een ‘luguber ritmisch geklop’ als het
afscheid van een stervende. Maar juist die laatste maten zouden te verbinden
zijn met overgave en vertrouwen.
Samengevat
is deze weergave van Tsjaikovski’s Zesde Symfonie een romantische ervaring. Met
de muziek mee beleven we de hartenschreeuw van een verkommerde ziel. En we worden
met hem door emoties overmand bij het uitstervende geluid van de fagotten. Maar
ook zijn er de aanzwellende violen en
versnelling van het ritme, die ons laten dansen van vreugde. Kortom, in deze
muziek bereiken we het hele spectrum van de menselijke emotionaliteit. Modest
Tsjaikovski heeft terecht de naam later gewijzigd in ’Pathetique’ (aandoenlijk,
hartstochtelijk). Hij kon met de door Pjotr bedachte naam “Requiem” niet leven.
4 Slot
Uit
de documentatie blijkt dat Tsjaikovski zelf vond dat zijn 6e
symfonie zijn meesterwerk was en dat hij zich niet in staat achtte die ooit te
zullen overtreffen, hoewel hij toch nog wel op een ultieme opus magnum hoopte.
Kolja
trouwde en stichtte een gelukkig gezin. Hij bleef zijn leven lang leren tot hij
in 1922 overleed.
Japin
verontschuldigt zich tegenover Modest omdat hij in dit boek uitgaat van
zelfmoord, terwijl Modest de officiële lezing (cholera) bleef volgen.
Dit
boek zet de schijnwerpers op een kansloos mens dat echter door een enorme en
volgehouden inzet te tonen bewees ‘dat een dubbeltje best een kwartje kan
worden’.
Middelburg,
25 november 2017.
[1] Arn.
Martens, Gids voor Orkestmuziek (Utrecht/Antwerpen
1958) 176.
[2] De
juliaanse kalender uit het Russische Keizerrijk liep 12 dagen achter op de
gregoriaanse kalender uit West Europa. De première van de Zesde Symfonie was
juliaans op 16 oktober, dus 28 oktober gregoriaans. Negen dagen later op 6
november (gregoriaans) 1893 overleed Tsjaikovski.
[3] Arthur Japin, ‘De zwarte met het witte hart’,
‘Een schitterend gebrek’ (Casanova), “Vaslav’ (Vaslav Nijinski, balletdanser).
‘Kolja’ (Kolja Konradi en Tsjaikovski)).
Jammer dat Japin een achterhaalde theorie over de dood van Tchaikovsky afstoft. Biograaf Poznansky heeft overtuigend aangetoond dat de 'ereraad' niet heeft bestaan. En Tchaikovsky leren we in de boek nauwelijks kennen. Daarvoor kun je terecht bij 'De dood van Pyotr Ilyich', een roman over leven en sterven van de componist. Recensente Olga de Kort (afkomstig uit Rusland) schrijft daarover: 'Een moderne psychologische roman, met duistere familiegeheimen, onverwachte wendingen en verrassende interpretaties van bekende feiten. Zie de boektrailer op YouTube.
BeantwoordenVerwijderenBiograaf Poznansky heeft niets overtuigend aangetoond over de Keizerlijke School vanJurisprodentie in zijn overigens fraaie stuk over Tchaikovski:A Life. Zijn verhaal over de zg. cholera als doodsoorzaak deugt niet helaas
BeantwoordenVerwijderen