maandag 27 november 2017

Recensie over het boek KOLJA ( Arthur Japin 2017)



RECENSIE


K O L J A (nieuwe roman van Arthur Japin) en Tsjaikovski’s Zesde Symfonie

Leen Moelker

Titel:      Kolja;
Auteur: Arthur Japin;
Jaar:      2017;
Genre: Historische roman;
Uitgever: Arbeiderspers, Amsterdam;
ISBN: 9789029509916/NUR301;
Prijs: 22,50; gebonden;
CPBN: WEEK 38: 3, WEEK 46: 34 van 60;
Aantal bladzijden: 343;
Thema: Met een gebrek leren leven of er wat aan doen?
Beoordeeld: 20 november 2017;
Woorden: 2712 Samenvatting van het boek:  154 woorden.


In het boekje Gids voor orkestmuziek staat het onomwonden vermeld: Pjotr Iljitsj Tsjaikovski is overleden als gevolg van een cholera besmetting.[1]  Maar was dat wel de werkelijke doodsoorzaak?  Daarover bestaat gerede twijfel. Dat is vooral omdat een beschermeling van Pjotr en zijn broer Modest Tsjaikovski, Kolja Konradi, een aantal ongerijmdheden rondom Pjotrs dood ontdekte.
Dat Kolja in staat was daarover kritisch te communiceren is het opzienbarende wonder uit deze roman.  Doofstom gebleven na zijn geboorte wisten de broers Tsjaikovski hun protegé Kolja tot spreken en begrijpen te brengen.

In deze roman cirkelen feit en fictie om elkaar heen, maar de auteur Japin weet het allemaal om te smeden tot een boeiende,  geloofwaardige vertelling.

Pjotr Tsjaikovski’s laatste werk was de Symfonie nummer 6 in b mineur opus 74. Negen dagen na de première ervan, overleed hij plotseling. Gezien de samenloop van deze gebeurtenissen – het verhaal over en van Kolja en Tsjaikovki’s creatieve leven – zal ik ook dit muziekstuk hier bespreken.





1 Korte Inhoud

De gebroeders Tsjaikovski, onder wie de componist Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893)[2] verkeren in de hogere Russische kringen. Vooral de componist is wereldberoemd. Modest Tsjaikovski wil ook meer van zijn leven maken en hem wordt de opvoeding annex opleiding voorgesteld van de doofstomme Kolja Konradi, acht jaar oud op dat moment. Kolja komt uit een vermogend gezin en geld is geen probleem.  Modest neemt inderdaad die taak op zich en trekt met Kolja naar het Franse Lyon waar de familie Hugentobler –Zuberbühler een particulier doofstommeninstituut runt. Hoewel het een martelgang is weten de Hugentoblers Kolja’s pathologische symptomen (zijn stembanden zaten vast, hij communiceerde uitsluitend tactiel) te verbeteren. Ook Modest en Kolja’s meegereisde gouvernante Jersjova weten hem te motiveren tot spreken en liplezen.
Uiteindelijk keren ze terug naar Sint Petersburg. Kolja’s ouders zijn inmiddels gescheiden.  Als Kolja’s vader een jaar later overlijdt, is hij de enige erfgenaam van een groot vermogen.
Intussen viert Pjotr Iljitsj triomfen in de concertzalen maar hij lijdt aan depressies en gebruikt behoorlijk alcohol. Zijn mannelijke liefdesrelaties worden strikt geheim gehouden, want daar staat een straf op van een aantal jaren strafkamp.  Als camouflage trouwt hij met een bewonderaarster (qu’en dira-t-on), maar hij verlaat haar al na enkele weken. Met zijn studiegenoten van de School voor Jurisprudentie vormt Pjotr een gesloten groep met strikte eigen omgangsregels en een strafsysteem. Als de groepsleden ten onrechte denken bewijs te hebben voor pedofiel gedrag van de gebroeders Tsjaikovski, waar Kolja bij betrokken zou zijn, heeft dat fatale gevolgen. Kolja ontrafelt de loop der dingen rondom de plotselinge dood van de componist en komt tot de conclusie dat de officiële lezing over Pjotrs doodsoorzaak niet klopt.  Hij ontdekt angstige hofkringen, heimelijke homo-erotische relaties, groepsdruk, manipulaties en de eis van onvoorwaardelijke geheimhouding. Maar dan is het te laat. Pjotr Iljitsj Tsjaikovski was op 6 november 1893 (gregoriaanse tijdrekening) overleden onder verdachte omstandigheden.

2  Enkele analyse elementen

Arthur Japin zet regelmatig in zijn romans bepaalde gebeurtenissen rondom historische figuren in de schijnwerpers. Soms krijgen onopgeloste problemen de voorkeur, soms maatschappelijke tegenstellingen.[3] 

Vertelperspectief
In Kolja ligt het perspectief vooral bij Kolja en bij de broer van de componist, Modest Tsjaikovski, bekend als operalibrettist en Pjotrs biograaf. Modest is een ik-verteller in de precies gedateerde hoofdstukken 2,4,6,8,11, 13,15, 17, 19,22,24,26,28, 30 en 32 als hij uit zijn dagboeken citeert over zijn gesprekken en ervaringen. In de andere hoofdstukken overheerst het perspectief vanuit een ik-figuur (Kolja). Hoewel we niet echt doordringen in de gedachten van de andere personages, is het toch mogelijk ons met hen te identificeren op basis van het beschreven gedrag.

Tijd en Ruimte

Geografische ruimte

De dagboekaantekeningen zijn dus op datum gesteld. Ze beginnen op 12 december 1875 in Grankino (Oekraïne) waar het eerste contact plaats vindt tussen Modest en Kolja. In het verdere verloop van het verhaal bezoeken  pupil en leraar kort of langdurig Lyon, Napels, Sint Petersburg en nog enkele Franse en Italiaanse plaatsen.
In 1893 overlijdt Pjotr Tsjaikovski en met diens begrafenis eindigt de geschiedenis in Sint Petersburg. Kolja is dan 25 jaar.

Psychologische ruimte

In de romans van Japin is de psychologische druk van de omgeving op de personages een belangrijk detail. Ook in deze roman is dat het geval. Ik loop het even na.
Gebroeders Tsjaikovski:  moeten hun homoseksualiteit verbergen omdat de officiële kringen die niet accepteren. Zij moeten ermee leven in een soort schemerzone.
School voor de Jurisprudentie: de leden vormen kleine geheime genootschappen met een strak bewaakte identiteit en groepsdwang.  Pjotr is ook lid van een groep en zijn vrije conceptuele geest heeft daaronder te lijden.
Kolja: Is aanvankelijk doofstom en moet in de stilte zijn bestaan voortzetten. Tot de broers Tsjaikovski hem mee nemen door Europa en hem leren spreken en communiceren.

Aljosja Sovronov: Is als persoonlijke verzorger van Pjotr mede in diens wereld opgesloten. Hij moet horen, zien en zwijgen. Maar kan dank zij Kolja’s aangeleerde vermogen tot communiceren toch zijn verhaal kwijt.

Dokter Vasilji Bertenson:  Heeft een geheimhoudingsplicht  en wordt daardoor in hofkringen bij dingen betrokken die hij liever niet weet. Komt het flesje gif bij hem vandaan?

Samengevat bevat de roman de geschiedenis van enkele verscheurde zielen die met grote moeite laveren tussen schijn en werkelijkheid.

Thematiek

Ambitie, liefde, doorzettingsvermogen, jaloezie, persoonlijke ontwikkeling, betekenis van muziek in een mensenleven, spanning tussen mensen,  homoseksualiteit, waarheidsvinding, wraak.

Opdracht en Motto

Voor Lex Jansen en Benjamin Moser

Arthur Japin woont samen met Lex Jansen en met  Benjamin Moser (biograaf en schrijver) vormen ze een menage á trois in Amsterdam. De roman Kolja is het verhaal van mensen die gebukt gaan onder de druk van een samenleving waarin reserves leven tegenover homoseksualiteit.

Motto deel I
“Wat is een eer? Een woord. Wat is er eerbaar aan dat woord? Wat is die eer? Lucht. Mooie beloning! Wie heeft eer? Hij die woensdag is gestorven, voelt hij eer? Nee. Hoort hij eer? Nee. Het valt niet te voelen. Niet voor de doden.”

Uit: Falstaff  in HENRY IV (William Shakespeare)

Dit is een vooruitwijzing naar de inhoud van het boek dat immers begint met de raadselachtige dood van de componist Tsjaikovski. In officiële kringen werd Pjotr geëerd en iedereen wilde met hem omgaan zolang zijn homoseksualiteit maar niet bekend werd. Maar wat houdt eer onder voorwaarden in? Het is in feite lucht, een vervliegend begrip. De eer willen redden onder een onmenselijke groepsdruk, leidde hier volgens Kolja tot zelfmoord.

Motto deel II

“En mensen begrepen dat álle schoonheid, iedere vorm van liefhebben, van de goden kwam, en ze werden vrij en durfden en ze kregen vleugels.

Kolja weet zich te bevrijden uit zijn isolement dank zij de sympathie en liefde van anderen. Het gaf hem vleugels in het leven en zeker bij het onderzoek naar de toedracht van Tsjaikovski’s dood.



Motto deel III

Dan zal ik de zwaan spelen,
En sterven in de muziek.

Othello (William Shakespeare)
In dit laatste deel van Kolja is de geschiedenis van Othello  een verwijzing  naar de levensloop van Tsjaikovski.
Saillant is namelijk dat Othello een donkerkleurige Afrikaanse prins was wiens ras onder blanken werd miskend. Toch werd hij, de Afrikaan, de verguisde, benoemd tot generaal. Zo kan het gelukkig ook gaan met mensen uit misdeelde groepen die in een samenleving toch op een voetstuk worden gezet.

Had Tsjaikovski niet in 1876 de balletmuziek “Het zwanenmeer” uitgebracht? Daarin gaan de geliefden, de ‘zwaan’ Odette en Siegfried, immers ten onder door wraak en jaloezie!  Ook Tsjaikovski had te maken met verzengende ambities, onmogelijke liefdes en wraak. Hij had ondervonden hoe menselijke passies uiteindelijk zijn val – en dus die van een aardig en hard werkend mens –  hebben kunnen veroorzaken. Hij stierf ook letterlijk in de muziek.

Structuur

Het boek bestaat uit DEEL I, DEEL II EN DEEL III verdeeld over 32 hoofdstukken op 340 bladzijden. Elk deel heeft een eigen motto zoals hierboven toegelicht.

De delen verdelen de geschiedenis in een fase met een introductie van de personages (deel I 1875-1876), deel II (1876-1884) met de verdere ontwikkeling van Kolja en (deel III 1884-1893) waarin het onderzoek van Kolja naar Tjaikovski’s dood wordt afgerond.

Om en om zijn dagboekaantekeningen (die in het verleden spelen) en de belevenissen van Kolja in hoofdstukken samengebracht.

Stijl

De vertelstijl is zoals we dat in de romans van Japin gewend zijn. Toegankelijk geschreven, soms met mooie vergelijkingen en dialogen met een diepere inhoud dan het lijkt. Als Pjotr en Modest spreken over het scheppen van kunst, bijvoorbeeld. Geldt hun argument niet ook voor schrijvers, beeldend kunstenaars en acteurs? Doordat de gebeurtenissen elkaar snel opvolgen (mede door de dagboektechniek) leest Kolja als een spannend boek.

Eindoordeel

Japin heeft met Kolja weer een mooie roman aan zijn oeuvre toegevoegd. Feit en fictie lopen door elkaar heen, maar wat aan feiten over Kolja en de Tsjaikovki’s bekend is heeft de auteur opgespoord en goed verantwoord in de bijlagen.
Het valt lezers niet moeilijk om zich te identificeren met een van de personages die immers allemaal een gevecht moeten leveren. Of om zich te handhaven tegenover het decorum en andere tegenkrachten, of om zich te ontworstelen aan een sociale druk als de ambities sterker zijn dan de schijnbare mogelijkheden. Dit is een strijd van alle tijden en plaatsen. Daarvan getuigen de motto’s boven de delen. Daarmee is ook duidelijk dat er in deze roman vele intertekstuele elementen voorkomen. En intertekstualiteit legt de verbinding tussen het verleden, heden en toekomst. Zo lijkt Othello de personificatie van welwillende zuivere ziel die de lagere hartstochten van zijn antagonisten in zijn leven een plek moet geven. En wij kijken toe of en hoe onze helden daarin slagen.


3  SYMFONIE nr6 in B-mineur OPUS 74“Pathétique” van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski 52’08

 Beoordeelde versie:
Opname: Sound-Products Holland b.v.; digital recording /DDD[4]
Uitvoering: London Philarmonic Festival Orchestra o.l.v. Victor de Stradelli;
Serie Master Portrait Vivace E-305 1980.
Bronnen: De compact disc,  Arn. Martens, Gids voor Orkestmuziek Prismaboek, (Utrecht/Antwerpen 1958), en de ongedateerde toelichting bij de CD.

Inleiding
Tsjaikovski schreef 6 symfonieën waarvan de eerste drie tamelijk onbekend bleven. Maar de laatste drie zijn populair. Die reflecteren op het menselijk lijden, het innerlijk verzet en op de somberheid die zo vaak mensen treft. Het is een en al weemoed (Gids 175). Van al zijn werk genoot Tsjaikovski zelf het meest van de Symfonie nummer 6 in B mineur. In het hierboven besproken boek Kolja wordt herhaald dat Tsjaikovski al lang de dood voelde naderen. Hij beweerde dat zijn zesde symfonie een program bevat dat geheim moet blijven totdat de luisteraar het zelf ontdekt. Is het inderdaad een noodlotssymfonie? Laten we luisterend nagaan of wij een boodschap kunnen ontdekken.

Deel 1 (Adagio. Allegro ma non troppo) 18’03
Bijna onhoorbaar wellen de sonore klanken van de fagotten in de eerste maten zacht omhoog vanuit een diepste diepte. Het thema wordt direct duidelijk in het klagelijke b-des-d dat al gauw door andere instrumenten in hetzelfde tempo wordt overgenomen. Maar na twee minuten versnelt het tempo even en sturen de huilende violen hun opstandigheid de ruimte in. Na de tijdelijke terugkeer van de ingetogen fagotten zijn het de massale aanzetten van alle instrumenten die de emoties daarna hoog opstuwen. Maar dan trekken de opgewonden klanken zich terug in zachte lyrische vibraties.
En dan gebeurt het (9’33). Net als je de weemoed meevoelt met de fluiten, de hobo’s en de violen knalt het geluid van het hele orkest letterlijk als een donderslag bij heldere hemel in je oren En vijf minuten lang krijgen de talrijke verschillende instrumenten de kans om te schitteren in een samenspel van elkaar beconcurrerende klanken. Het is alsof de aarde vergaat en dat het einde van alles nabij is. Maar dan in de  vijftiende  minuut gaat die razende storm liggen, en gaat de muziek over in een sfeer met opgewekt gestemde violen en hobo’s. De tegenstellingen tussen subtiele klanken en een daverende fanfare in dit deel zijn groot. Tsjaikovski spiegelt hier zijn diepste innerlijk met zijn heftigste emoties en somberste gedachten aan de dood.

Deel 2 (Allegro con grazia) 7’56

Het tweede deel voelt als een verademing na de inspannende tocht langs hoogten en diepten van het gemoed. Het is een dans in 5/4 en die afwijkende maat stamt uit de Russische volksmuziek. De vrolijke klanken zijn verbonden met de balzaal en verwijzen naar de gezellige drukte  op de vele ontvangsten van hoger geplaatsten waaraan Tsjaikovski heeft deelgenomen. Zocht de componist tegenover zijn treurnis uit het eerste deel de werkelijkheid te willen vergeten? Het is in elk geval een vrolijk stuk.

Deel 3 (Allegro molto vivace) 9’14

Ook in dit deel overheerst een positieve stemming die vooral door een snel gespeeld scherzo (luimig toonstuk) ontstaat. Maar de 4/4 maat leidt al gauw tot een marstempo en we horen dus een combinatie van een snelle mars en scherzo. De letterlijke boventoon wordt gevoerd door de violen die zoals bij zweepslagen striemend de lucht beroeren. Maar de uitbundigheid wordt maar al te graag overgenomen door de koperblazers en de pauken en zelfs de fluiten dringen zich op het laatst naar voren om – zoals het lijkt – van hun plezier in de onderneming te laten blijken. Inderdaad is dit Tsjaikovski’s ontboezeming van een geluksgevoel, en dat kunnen we van harte met hem meevoelen. Is de componist dan per saldo toch een gelukkig man? Martens haalt anderen aan die zeggen dat Tsjaikovski hier een wanhoopskreet slaakt (Gids 177). Ik ben echter meer geneigd dit deel positief te interpreteren.


Deel 4 (Finale, Adagio lamentoso) 10’04

Het laatste deel laat zich kennen door een langzaam tempo en dan ook nog klagelijk (lamentoso) van aard gespeeld.
Ook hierin is een grote rol voor de violen en de koperblazers weggelegd. Waar echter de strijkers hun weemoedig snarenspel crescendo omhoog richten, als schreiende kinderen, dalen de Engelse hoorn en de trombones af naar de sferen van de onderwereld. We horen het thema d-d-des-b-a  talloze malen herhalen door alle onderscheiden instrumenten. In de laatste twee minuten beluisteren we het onderliggende zeer langzame ritme van de lage eentonig aangehouden bastonen van de snaarinstrumenten en de pauken. Het is een dodenmars terwijl de muziek langzaam uitsterft en de toonhoogte terugkeert naar die uit de eerste maten van het eerste deel. Martens spreekt van een ‘luguber ritmisch geklop’ als het afscheid van een stervende. Maar juist die laatste maten zouden te verbinden zijn met overgave en vertrouwen.

Samengevat is deze weergave van Tsjaikovski’s Zesde Symfonie een romantische ervaring. Met de muziek mee beleven we de hartenschreeuw van een verkommerde ziel. En we worden met hem door emoties overmand bij het uitstervende geluid van de fagotten. Maar ook zijn er de  aanzwellende violen en versnelling van het ritme, die ons laten dansen van vreugde. Kortom, in deze muziek bereiken we het hele spectrum van de menselijke emotionaliteit. Modest Tsjaikovski heeft terecht de naam later gewijzigd in ’Pathetique’ (aandoenlijk, hartstochtelijk). Hij kon met de door Pjotr bedachte naam “Requiem” niet leven.

4 Slot

Uit de documentatie blijkt dat Tsjaikovski zelf vond dat zijn 6e symfonie zijn meesterwerk was en dat hij zich niet in staat achtte die ooit te zullen overtreffen, hoewel hij toch nog wel op een ultieme opus magnum hoopte.
Kolja trouwde en stichtte een gelukkig gezin. Hij bleef zijn leven lang leren tot hij in 1922 overleed.
Japin verontschuldigt zich tegenover Modest omdat hij in dit boek uitgaat van zelfmoord, terwijl Modest de officiële lezing (cholera) bleef volgen.
Dit boek zet de schijnwerpers op een kansloos mens dat echter door een enorme en volgehouden inzet te tonen bewees ‘dat een dubbeltje best een kwartje kan worden’.

Middelburg, 25 november 2017.      


[1] Arn. Martens, Gids voor Orkestmuziek (Utrecht/Antwerpen 1958) 176.
[2] De juliaanse kalender uit het Russische Keizerrijk liep 12 dagen achter op de gregoriaanse kalender uit West Europa. De première van de Zesde Symfonie was juliaans op 16 oktober, dus 28 oktober gregoriaans. Negen dagen later op 6 november (gregoriaans) 1893 overleed Tsjaikovski.
[3]  Arthur Japin, ‘De zwarte met het witte hart’, ‘Een schitterend gebrek’ (Casanova), “Vaslav’ (Vaslav Nijinski, balletdanser). ‘Kolja’ (Kolja Konradi en Tsjaikovski)).