maandag 27 oktober 2014

ONZE REIS NAAR KRETA (2014)

2014, May, we visited the island of Crete after being informed about the human civilization proces on the mainland of Greece in 2013. (see elsewhere on my blog). We continued our investigations of the cultural developments on Crete in prehistoric times. We visited Herakleion as well as the archaeological site of Knossos and the Cave of Psychro to learn about the particulars and rituals of our ancestors and their way of living.
One of my conclusions is that Minoans already used notions which our early Western painters repeated freely in their work in the Middle Ages. Notions like hortus conclusus, shrines in form of stone, sacra conversazione appeared earlier in the Minoan religion as well.

I wrote my essay in Dutch, although most literature was written in English.  For further reading you can use my notes or look at the bibliography at the end of the essay.



        EDELSTEEN   ZEGELSTEEN   ELPENBEEN  
                     EEN ONDERZOEK NAAR DE KENMERKEN EN ACHTERGRONDEN VAN                           MINOïSCHE ZEGELSTENEN, KLEIZEGELS EN RINGEN UIT HET                                                                                   3E -2E MILLENIUM v. CHR. 

                        PRECIOUS STONE       SEALSTONE            IVORY
                INQUIERY INTO THE PROPERTIES AND BACKGROUNDS OF MINOAN  
                 SEALSTONES, SEALINGS AND FINGER RINGS 3RD – 2ND  MILLENNIUM B.C. 



                       
               Fig.1 Anoniem, Ring van Minos, 1500 v. Chr., goud, 2,3 x 3,5 cm, Archeologisch Museum Herakleion
    (Foto Ada Markusse).











Auteur: Leen Moelker (BA)
Datum: 28 OKTOBER 2014









Aanbevolen vakantielectuur:
Wes Davis, Oorlog op Kreta '41-'44, Verzetsacties om Kreta van de nazi te bevrijden   
  ( Amersfoort 2014). Heraklion, Knossos, Amarivallei, Idagebergte zijn de plaatsen van
handeling. Het is een waargebeurd feitenverslag inclusief het optreden van John Pendlebury,
assistent en opvolger van Arthur Evans, van wie ik in dit onderzoek diverse publicaties heb
 gebruikt.  Helaas is hij als een prominent verzetsstrijder op Kreta op 22 mei 1941 gefusilleerd

For further reading: Wes Davis, The Ariadne Objective; The Underground War to rescue Crete
from the Nazis (London 2013). Facts and figures derived from reality.
Note: This book contains e.g. the heroic subversive movements against the Nazi's during
WWII of John Pendlebury, the successor of Arthur Evans on the site of Knossos . He has
been executed on 1941 May 22nd. Evans established Villa Ariadne at Knossos and
Pendlebury lived their too. Subsequently the German generals on the Island of Crete  used to
live there also. Untill something happened...


















INHOUD
1      Inleiding  Waarom dit onderzoek? Hoe is dit onderzoek afgebakend? Over                     welke periode strekt zich het onderzoek uit?
2      Het Onderzoek
2.1    Onderzoeksvraag
2.2    Historiografie
2.3    Beperkingen
3      De Minoïsche beschaving
3.1     Tijdvakken
3.2     Kenmerken van de tijdvakken
3.2.1  Debat Kreta-Mycene

4       Zegelringen, Gesneden stenen en Verzegelingen in Griekenland

4.1     Plaatsbepaling en definities
4.2    Vindplaatsen
4.3    Gebruik van zegelringen en zegelindruksels
4.4    Eigenschappen van de materialen, vormen, technieken en motieven
4.4.1 Materialen
4.4.2 Vormen
4.4.3 Technieken en werktuigen
4.4.4 Motieven

5.      Rituelen en Ringen
5.1     Rituelen
5.2.   Zegelringen
5.2.1 Algemeen
5.2.2 Fabricage en decoratie

6.     De Ring van Minos

7.     Samenvatting en Conclusies
8.     Bijlagen en literatuuropgave







1        Inleiding
In mei 2014 brachten wij onze vakantie door op het eiland Kreta. Omdat we dicht bij Herakleion logeerden, bezochten we deze stad en natuurlijk de archeologische toplocatie HET PALEIS VAN MINOS[1] te Knossos. Na enkele bezoeken aan het Archeologisch Museum van Herakleion bleek hoe interessant Kreta was vooral door de aangetroffen keur aan (pre)historische voorwerpen.
Onze oriëntatie op de Griekse beschaving begon in 2013 tijdens een rondreis over het vasteland en richtte zich globaal op Griekenland tot de Myceense tijd, vanaf ca. 1600 v. Chr.[2] Nu gingen we verder terug in de tijd en verdiepten we ons in de Minoïsche beschaving op Kreta. Of was het eigenlijk toch een vorm van de Myceense beschaving?
Ik besloot om later, in een nader onderzoek, meer kennis te vergaren over de Minoïsche samenleving.
Mede gezien de overvloed aan studies die over de Minoïsche tijd wereldwijd beschikbaar blijkt te zijn, was inperking van het onderwerp gewenst.
Ik heb er voor gekozen om hiervoor als aangrijpingspunt te nemen de Griekse zegelringen, verzegelingen en zegelstenen uit het derde en tweede millennium. Vanuit dit algemene kader wil ik vervolgens mijn aandacht specifiek richten op een kenmerkend voorbeeld hierbij, namelijk op De ring van Minos die we in het bovengenoemde museum hebben bewonderd. Door naar vorm en inhoud van de ring te kijken maar vooral naar de ontwikkeling van de context, dat is het artistieke leven, het sociale leven, de technologie en de rituelen op Kreta, begrijpen we meer van de Minoïsche beschaving, wat ook mijn bedoeling is.   

2        Het onderzoek

2.1  De onderzoeksvraag
Uit het bovenstaande destilleerde ik de onderzoeksvraag die als volgt luidt:
“Door welke eigenschappen van de op Kreta gevonden zegelringen, verzegelingen en gesneden zegelstenen kunnen we de Minoïsche beschaving beter begrijpen?”
Onder eigenschappen versta ik  globaal de intrinsieke kenmerken van deze objecten, zoals het materiaal waaruit de genoemde voorwerpen gemaakt zijn, de productiemethode per categorie materiaal (metaal, klei, steen), en hun betekenis als drager van informatie.
De Minoïsche beschaving is als begrip verbonden met het eiland Kreta. Er is daar parallel aan de ontwikkelingen in de Egyptische dynastieke tijd vanaf 3000 v. Chr. een economisch en cultureel centrum opgebloeid. Althans volgens Sir Arthur Evans, die in 1899 in Knossos begon aan een speurtocht naar die beschaving. (Fig.2).[3] Aangezien Homerus  al naar dit machtscentrum verwezen had en koning Minos in Knossos zou hebben gewoond, heeft hij zijn opgravingswerk op Kreta gecatalogiseerd als Minoïsch. Dat is nu nog zo.

Fig.2 Buste Sir Arthur Evans bij de ingang van Knossos (Kreta). Foto Ada Markusse.


2.2  De historiografie
Zoals eerder gesteld, is over de Minoïsche beschaving al veel gepubliceerd. Sir Arthur John Evans (1851-1941) heeft uitgebreid verslag gedaan van zijn werkzaamheden aan het Paleis van Minos in een zesdelig hoofdwerk The palace of Minos at Knossos Vol I, II, III, IV, V VI (London 1935). Ik gebruik deel vier bij dit onderzoek.
Verder is van belang dat in de twintigste eeuw veel nieuwe feiten over de Minoïsche beschaving bekend geworden zijn. De filoloog Leonard R. Palmer herschreef daarom zelfs deels zijn boek Mycenaeans and Minoans (London 1965).

Dat is onder andere relevant voor een beter begrip van het debat over de taal- en hiëroglyfentekens op de zegelstempels en kleitabletten. Hij gaat ook in op de interactie tussen de Minoïsche cultuur vanaf 2100 v. Chr. en de Myceense die vanaf 1400 v. Chr. deze cultuur verdrong.
De assistent van Sir Arthur John Evans, J. D. S. Pendlebury schreef een belangrijk werkje over het Palace of Minos at Knossos (London 1954) waarin de laatste stand van onderzoek toen, in een rondleiding door het paleis is verwerkt.
Veel informatie over de Minoïsche grot- en bergtop heiligdommen is te vinden in The Cave Sanctuary of Zeus at Psychro, a study of extra-urban sanctuaries in Minoan and Early Iron Age Crete (Liège 1996). Deze publicatie is relevant voor een goede verstaanbaarheid van rituele activiteiten waarbij zegelstenen als votief offers werden ingezet.
De sleutelpublicatie is echter het promotieonderzoek van Konstantinos Galanakis, Minoan Glyptic: Typology, Deposits and Iconography. From the Early Minoan Period to the Late Minoan 1B destruction in Crete (Oxford 2005).
Als ondersteunende publicaties waren van belang – vooral om de gedetailleerde foto’s die ze bevatten – de boeken van J. A. Papapostolou, Crete (Athene 1981) en van Sosso Logiadou-Platonos, Knossos, De Minoïsche beschaving (Athene z.j.).

2.3  Beperkingen
Uit de literatuur blijkt dat de schaarse informatie uit vervlogen tijden, van 3000 v. Chr. tot ca. 800 v. Chr., aanleiding geven tot steeds weer nieuwe hypotheses – correcties op Evans’ inzichten, Palmers heroverwegingen enzovoorts – die ook dan echter ook weer ter discussie worden gesteld. Pas in 2002 bijvoorbeeld is de authenticiteit van de Ring van Minos algemeen aanvaard. Het lineair A script, ontstaan rondom 1800 v. Chr.,  is nog steeds niet ontcijferd, maar het latere Lineair B wel. Over de juiste betekenis en gebruik van sommige artefacten tasten we in het duister – figurines,  dubbele bijl (labrys) – terwijl de vermenging van de mythische wereld met de echte wereld (Minos, labyrint) evident is.
De conclusie is dat het niet gemakkelijk is om een sluitend bewijs te leveren bij een bewering of uitleg over (kunst)objecten uit die tijd en voorzichtigheid is dan ook geboden.

3 De Minoïsche beschaving

3.1 Tijdvakken
Van 6500 v. Chr. tot 2600 v. Chr. spreken we in het Middellandse Zeegebied van de Neolithische periode of Nieuwe Steentijd. Kenmerk was het gebruik van gepolijste stenen voorwerpen. Eerst begon het ontwikkelingsproces in het Midden-Oosten en vooral in Anatolië[4], want de levensomstandigheden – voedselaanbod, veiligheid – waren daar optimaal. Noord-Europa  volgde pas vanaf 3700 v. Chr. Een kenmerk is de overgang van  nomadische jagers-verzamelaars gemeenschappen naar  bevolkingsconcentraties met vastere woonplaats. Dit ging gepaard met voorraadopbouw, huisvesting en uitbouw van sociale verbanden.[5]
Dus rond 3000 v. Chr. signaleren we een duidelijke versnelling in de culturele ontwikkeling van de mens. Wetenschappers hebben zelfs een periodeschema bedacht, vooral gebaseerd op voorstellingen op keramiek, taalvorming en zegels. Ik geef hier de gecombineerde versie weer van Pendlebury, Palmer en Galanakis,  (Bijlage 1).
Er is in de literatuur over het beschavingstijdvak een discussie ontstaan. Sir Evans/Pendlebury noemen die tijd op Kreta Minoïsch (vroeg, midden en laat en die periodes dan ook nog in tweeën opgesplitst) omdat zij die beschaving verbonden met de legendarische mythische koning Minos die het enorme paleiscomplex in Knossos zou hebben bewoond.
Maar Platon, een tijdgenoot van Evans en toen directeur van het Archeologisch Museum in Herakleion, en anderen delen die tijd in op grond van de bouw en herbouw van de paleizen op Kreta. Door aardbevingen of oorlogen verwoest, moesten veel paleizen herbouwd worden. Opgraving van de vroegere bouwlagen leverde aanwijzingen op voor de karakteristieken van een bepaalde tijd. Die zijn vooral uit de architectuur, keramiek, vaasdecoraties en zegels af te leiden.  Paleisbouw markeert ook de stand van de sociale rangorde die ontstond toen de mens zich ging organiseren in vaste nederzettingen. De koning/priester is de belangrijkste persoon in de gemeenschap.[6]  De aanloop naar de Eerste Paleistijd (de Prepalatiale Tijd genoemd) correspondeert met de Vroeg Minoïsche Tijd. Maar ook met de Dynastieke periodes I-III in Mesopotamië evenals met de Dynastieke tijd in Egypte. Overal vormden zich stadstaten, waarvan Candia (later Knossos/Herakleion) een voorbeeld op Kreta is.
In de Vroeg-Minoïsche Tijd werden door contacten met het Midden-Oosten metalen als koper en brons op Kreta bekend (de vroege Bronstijd).
3.2   Kenmerken van de tijdvakken
·         Vroeg Minoïsch I-III (na 3500 v. Chr.) Huizen van zongedroogde steen die met houten balken verankerd waren. De vorm was rechthoekig over twee verdiepingen. Gevels met kalkpleister en diep rood stucwerk. Aan het eind van die periode ontstaan meer monumentale gebouwen als een Hypogaeum (onderaardse ruimte, voorloper van catacombe).
·         Midden Minoïsch I-III (na 2200 v. Chr.) Paleisbouw met Insulae (interne fortificaties); Grote private huizen komen in zwang. Wegenbouw en drainagesystemen en lichtschachten, woningdecoraties (Town Mosaïc). Architecturale vernieuwingen als lage kalksteen pilaren[7], stevig metselwerk en de bouw van cisternen (kasella’s).  
·         Laat Minoïsch I-III ( na 1550 v. Chr.) Knossos heerst in artistiek opzicht maar wordt door de invallende Myceners verwoest. De contacten met het Midden-Oosten gaan verloren. Nederzettingen worden verlaten. 
Over de datum waarop Knossos vernietigd is verschillende meningen maar moet omstreeks 1390 v. Chr. hebben plaatsgevonden.
Bijna ongemerkt gaat het Minoïsche leven over in de Myceense beschaving, zo lijkt het.  Maar daarover verschillen de meningen.
       3.2.1 Het debat over Kreta en Mycene

       Palmer geeft in zijn boek een overzicht van het debat over de vraag of Kreta   ook het vaste land beheerste, dan wel of de Myceense beschaving zich juist naar Kreta had uitgebreid. Kortheidshalve vat ik enkele standpunten samen. 

·         Sir Arthur Evans:
“He was certain that there is no room for a foreign settlement as yet on Crete. In all these excavations we have a story of the ups and downs of insular life and of internecine struggles like those that ruined the later cities of Crete, but with no general line of cleavage such as might have resulted from a foreign invasion.”[8]
·         A. J. B. Wace (Dir. British School Athens) en C. W. Blegen publiceerden in 1939 een stelling tegen de opvatting dat Kreta het vasteland had beheerst tot 1400 v. Chr.  
Wace: “The pattern of archeological facts in the Aegean would be better explained if we imagine that the mainland and Crete were separate powers, the former merely adopting the outward trappings of a higher civilization. In LMII mainland power had advanced so much that it established control over Crete. The destruction of the palace at the end of LM II was then attributable to a native Cretan revolt over the Mycenaean overlords.”            [9]          
·         J. D. S. Pendlebury verwierp in hetzelfde jaar de stelling van Wace. Hij verwees naar het mythologische verhaal van Theseus, die immers geofferd werd aan de Minotaurus op Knossos, het verblijf van koning Minos. Dat weerspiegelt de macht van Kreta over Griekenland.
Pendlebury: It is possible to put forward a tentative theory that after letting Crete alone for some hundred and fifty years the mainlanders, with the rise of the new dynasty at Mycenae decided it to bring in the empire, which probably implied little more than the granting of the fief to some condottiere who made his home at Knossos and concocted himself a pedigree reaching from the old royal family of Minos. It was in no sense an act of colonization.”[10]
·         Miss H. L. Lorimer stelde in 1950 dat de relatie tussen Kreta en het vasteland in de tijd van de tholosgraven onduidelijk is. Ze constateert dat een militante leider op Kreta een stroom vluchtelingen met een hoog ontwikkelingspeil op gang bracht en door Mycene warm werden verwelkomd. Koning Minos zal daarom het vasteland nauwlettend in de gaten hebben gehouden.[11]
Samengevat definieer ik de beschaving, die zich op Kreta manifesteerde vanaf het derde millennium, als een economische en culturele kernmacht. Economisch, omdat uit opgravingen blijkt hoezeer de goederen- en handelsstromen onder controle waren door middel van modern aandoende administratief-organisatorische kennis. Cultureel, omdat uit de vondsten van vaaswerk, van grafgiften zoals votiefbeelden en juwelen, zegelstenen en architectuurelementen het hoogstaande artistieke niveau van die beschaving blijkt. Over de dominantie van Kreta over het vasteland of omgekeerd verschillen de meningen. Het lijkt mij redelijk om aan te nemen dat Kreta minder last heeft gehad van invallende volken dan het vaste land. Mede hierdoor zal meer continuïteit in de culturele ontwikkeling mogelijk zijn geweest. Ik denk dat het intensieve contact met het Midden Oosten inclusief het dichtbijgelegen hoogontwikkelde Egypte, een stimulans voor de culturele overname en uitwisseling is geweest.  Dit pleit voor de visie van Sir Evans.

4  Zegelringen, Gesneden stenen en Verzegelingen in de Griekse wereld
      
  4.1 Plaatsbepaling en definities
     
  Uit het voorgaande blijkt dat de oude beschaving op Kreta al veel wetenschappers heeft bezig gehouden. Zwaartepunten waren daarin de architectuur, fresco’s, figurines, sieraden en vazen en de inventarisatie van zegels. Volgens Galanakis zijn echter gesneden stenen of glyptiek,  de interessante fenomenen die de brede Egeïsche cultuur vertegenwoordigen.[12] Hij  beschouwt hun aantallen, hun technische uitvoering, hun decoratie en hun onafgebroken gebruik in duizend jaar Minoïsche beschaving als  onscheidbare eigenschappen van de Egeïsche cultuur.  Galanakis baseerde zijn eigen onderzoek naar de glyptische kunst op Kreta mede op de studie Corpus der minoischen und mykenischen Siegel Volumes I-XIII (Marburg, Heidelberg 1958-2011).
       Wanneer zegels precies in gebruik zijn genomen is onbekend. Wel weten we dat in de Neolithische Tijd in Anatolië kleding en het lichaam met decoraties werden bestempeld. Deze zogenaamde Pintadera’s kunnen worden gezien als de voorloper van het zegel.
Definities
a.   Onder de term ‘zegel’ versta ik een voorwerp dat gemaakt is van been, steen, ivoor of hout en voorzien is van een intaglio ontwerp (insnijdingsfiguur). Aldus gemaakt kan het een indruk maken in een nat stukje klei.
b.   Dit leidt tot een ‘verzegeling’ dat is indruksel op een object zelf of opgeplakt op het object om dit  voorwerp te identificeren, te verzegelen voor de veiligheid en om het als authentiek te bestempelen. Een verzegeling kan meerdere zegelindruksels bevatten.
c.         Kleidocumenten’ bestaan uit medaillons, tabletten of grillig gevormde klompjes klei (nodulus). Ze kunnen aan een object zijn vast gemaakt dan wel als zelfstandige documenten circuleren, bijvoorbeeld als hanger.
d.        Medaillons zijn disc-vormige platte schijfjes klei. Zij deden dienst als ontvangstbewijs. De ontvanger plaatste aan de rand ervan het getal van de goederen die hij ontvangen had ten behoeve van de brenger/leverancier.
e.        Kleitabletten zijn platte rechthoekige tegeltjes klei die in de zon gedroogd zijn nadat er een inscriptie of zegelstempel op was aangebracht.
f.          Nodulus is een klompje klei met een stempelafbeelding om allerlei voorwerpen te zegelen of  bijvoorbeeld uiteinden van  touwen af te stoppen om decoratieve redenen. Het algemeen gebruik was echter een tijdelijk ontvangbewijs.
g.        Zegelringen zijn vingerringen met opbouw en intaglio graveerwerk, soms van massief materiaal soms met edelsteen gevat in een kas. Ze zijn gemaakt van allerlei materialen als hout,  been, klei en metaal en vooral van goud.
h.        Glyptiek is de kunst om met beitel of graveernaald in steen te beeldhouwen of te snijden vooral gebruikt bij het maken van cameeën en gemmen.[13]


                        Fig.3 Kleidocument met tekst 'Tylissos' , Archeologisch Museum Herakleion. Foto Ada Markusse

 4.2  Vindplaatsen           
            Kleizegels zijn overal in Griekenland gevonden. Gezien het broze materiaal zijn er veel beschadigd geraakt. Op het vasteland zijn de oudste kleizegels aangetroffen in Lerna op de Peloponnesos. In Pylos, Thebe en Mycene zijn complete archieven opgegraven. Op Kreta zijn de belangrijkste depots bekend uit Phaestos, Knossos, Mallia, Agia Triada en Zakros, Chania en Sklavokampos. Die laatste houden verband met de opkomst van de Palatiale Periodes. De complexer wordende samenleving op Kreta vroeg om een bureaucratische organisatie en die werd gelanceerd vanuit een centraal punt, meestal een nieuw gebouwd paleis. Uiteraard met de ‘koning/priester’ als gelegitimeerd machthebber.  
            Gaandeweg is men onderscheid gaan maken in  drie soorten archieven, namelijk in een LEVEND, VERLATEN en een SLOTARCHIEF.
a.        Een ‘Slotarchief’  is een archief dat bestaat uit kleizegels die wegens voorraadmutaties van de objecten zijn verwijderd en dus niet meer gebruikt kunnen worden. Zij vertegenwoordigen de gedane transacties.
b.        ‘Verlaten archieven’ zijn in dit verband tijdelijk afgevoerde kleizegels die gevonden zijn in hoeken en gaten (vooral in Phaestos) en toevallig zijn bewaard doordat ze in een brandhaard hebben gelegen. Ze zijn daardoor onbedoeld gebakken en uitgehard.
c.         Een ‘levend archief’ is te vinden op plaatsen waar de kleizegels nog met het object – pithoi, vazen, deuren, containers – zijn verbonden. [14]   

             Eén opmerking vooraf moet nog gemaakt worden over de bron van onze kennis van de Minoïsche productiemethoden en  werkwijzen. De vraag is of die archieven met zekerheid aan de vindplaatsen kunnen worden gekoppeld en het antwoord is: NEE. Verzegelingen en andere kleidocumenten kunnen verplaatst zijn voordat ze gevonden werden in een bepaalde grondlaag. Dat levert problemen op bij de datering en bij de stijlanalyse.

4.3  Het gebruik van (klei)zegelindrukken en ringen

Kleizegels werden direct op identificeerbare voorwerpen ingedrukt (kruiken, kokers, kleikistjes o. a.) eventueel nadat die met touwen waren ingepakt. Na 1850 v. Chr. kwam het halvemaan vormige zegel in zwang die aan het inpaktouw was bevestigd en voorzien was van een hiëroglyfentekst. Nu ging het zegel los van het object circuleren.  Omdat de Palatiale Periode was ingetreden concentreerde zich toen het zegelgebruik vanuit de paleizen zoals rondom Knossos en Agia Triada. Dit ging gepaard met een ander tekengebruik namelijk van Lineair-A script, een afgeleid hiëroglyfen schrift dat meer geschikt was voor de handel en economie. In de Laat Minoïsche Periode werd het Grieks gerelateerde Lineair-B gebruikt.[15] Die teksten kwamen ook voor op verschillende kleiklompjes (ontvangstbewijzen) die soms van uitheemse klei waren gemaakt. Dat wijst erop dat er contact was met andere plaatsen en landen en streken in de wijde omgeving.
De voorstellingen en teksten op de noduli (kleiklompjes) lijken erg op de reliëf insnijdingen op de vingerringen van klei en de metalen ringen. Dat is verklaarbaar als we weten dat ringen en noduli door de administratieve staf werd gebruikt. Die staf gebruikte zegelringen als identificatie merkteken, of zorgde voor de administratieve begeleiding van een goederentransport. Iedere paleisconcentratie had een eigen systeem, zelfs de provincies hadden dat. De overige lang gebruikte zegelvormen als het medaillon en de platte kleidocumentzegels raakten na de inval van de Myceners in onbruik. Hangende noduli met Lineair-B script en kleiballen die in het paktouw waren gedrukt werden de norm. Dit was een Myceense methode.[16] 

4.4 Zegelstenen: eigenschappen van de Materialen, Vormen en Technieken.

Ik zal hier niet de designs, voorstellingen of teksten behandelen die op de zegels voorkomen maar de vraag beantwoorden waarvan, in welke vorm, waarmee, met welke methode zegels gemaakt werden en van glyptiek werden voorzien.
Volgens Galanakis begint de ontwikkeling van de glyptiek op Kreta al in de Vroeg Minoïsche tijd; van rondom 2400 v. Chr. dateren de eerste gevonden zegels. Maar het is bewezen dat op het vaste land van Griekenland en in het Midden Oosten al  in de Neolithische Periode zegels werden gebruikt.[17] Die zegels waren tweemaal zo groot als de latere soort en hadden diep ingesneden contouren.
Ze werden bewerkt met obsidiaan-burijnen en messen maar veel weten we daar niet van af. In opgravingen in het Griekse Lerna verschijnen ze rond 2900 v. Chr.
Omdat Kreta in die tijd een uitgebreid handelsnetwerk met het Midden Oosten, Egypte, de Cycladen en de Peloponnesos onderhield, nemen we aan dat zegels ook daar werden gebruikt. In de Prepalatiale Periode volgde Kreta die gewoonte.[18]    
Een typisch verschijnsel was toen het theriomorfische zegeltype. Dit zegel had de vorm van een diertje (therio= dierlijk). Zowel de werktuigen als de stempeltekening (zoals die met een vogelmens) waren aanvankelijk primitief.

 
Fig.4 Kleizegels met Lineair A.  Foto:Ada Markusse





In Platanos, bij Phaestos op Kreta, zijn cilinder- of rolzegels uit die tijd opgegraven voorzien van ornamenten, dieren en insecten.
Het materiaal ervan bestond in principe uit geïmporteerd ivoor, schapenbot, en nijlpaardkies. Het imitatie-ivoor was gemaakt van wilde zwijnentand. Vooral zachte materialen werden gebruikt als serpentijn, steatiet, been en hout.
Dat hield verband met de werktuigen die hand gedreven werden en bestonden uit koperen graveer werktuigen of eenvoudige boren van obsidiaan (waarover later). Als de gravure af was werd hij na bewerkt met een schuurmiddel van amaril.




4.4.1. Eigenschappen van de belangrijkste materialen
·      Steatiet  Puur: is het een metamorfisch mineraal gesteente of                                                     talk-schist met een hardheid 2-3 en is met de vingernagel                                                te bekrassen. Wordt wel Zeepsteen genoemd. Kleuren:                                              zilverwit, groen, rood, bruin en parelend zwart.
                                                        
                                 Massief talk : (Mg3 SO410(OH)2,  hardheid 1.0 en de 
                                                    variatie met chloriet (hh 2-3); groen bruin, zwart, en met tremoliet. Deze composiet heeft een hardheid 3-6.

·         Serpentijn                  Metamorfisch mineraal gesteente vooral afkomstig uit                            serpentiniet. Hardheid 2,5- 4.0. Textuur is vettig,                                       wasachtig en fijn korrelig. Kleur: groene schakeringen,  rood, geel, grijs-zwart, wit (als namaak ivoor gebruikt).
                                   Serpentijn kan doorschijnend tot ondoorschijnend zijn.

·         Ivoor                Een organisch materiaal dat werd geïmporteerd;  Zegels                         op Kreta werden aanvankelijk van ivoor gemaakt; ivoor was duur zodat als vervangend materiaal schapenbot,   tanden van nijlpaard of zwijn of wit serpentijn werd gebruikt.

·         Klei       Is een sedimentair gesteente dat vooral in de                                           aardewerkindustrie werd gebruikt. In de Minoïsche tijd ook toegepast bij de verzegeling van objecten.

In de Protopalatiale Periode, dus net voor de bouw van paleizen begon omstreeks 2000 v. Chr. voltrekken zich op Kreta grote veranderingen. Zegelstenen werden nog volop gemaakt van ivoor en klei en van het ruim beschikbare en dus goedkope steatiet en serpentijn. Maar dan verschuift de aandacht naar het gebruik van sedimentaire gesteente. In plaats van metamorfische materialen bewerkte men nu de gekleurde kristallijne kwartsen.[19] Globaal gesteld worden hiervan twee soorten onderscheiden:

a.      Macrokristallijne kwarts  Eigenschap: kristallen met het blote oog te zien

Tabel 1 Soorten stenen van macrokristallijn kwarts
Naam
Kenmerk
Kleur
Gebruik
Bijzonderheid
Overig
    Amethist
Hardheid 7.0 (SiO2)
Helder, met violet
Als juweel in kralensnoeren
Duurste kwarts
----------
Bergkristal
7.0
Kleurloos met variatie
Als glaswerk en siersteen
Verontreiniging
geeft andere kleuren
-----------







b. Micro- of crypto kristallijne kwarts
Eigenschap: niet met blote oog te zien

Bij productie van zegelstempels is dit kwarts een belangrijk materiaal geweest. Vooral de subgroep chalcedoon silicaat is breed toegepast. De structuur ervan is poreus waardoor gemakkelijk verontreinigingen worden opgenomen en vele kleurenvariaties, texturen en verschillen in doorzichtigheid ontstaan. Een algemeen kenmerk is een hardheid van  < 7.0.
Onder kwarts is de groep van chalcedonen, gekleurde jaspis en saffirine (blauwe chalcedoon) begrepen. De laatste steensoort was algemeen bekend bij de productie van zegelstempels in de Nieuw-Babylonische Tijd in Babylonië. Ik vat de kenmerken van deze materialen uit de Palatiale Tijd in een tabel samen.
Tabel 2 Soorten stenen van microkristallijn kwarts
Naam
Kenmerk
Kleur
Gebruik
Bijzonderheid
Overig
Chalcedoon
Hardheid 
6,5
Wit/duifblauw
zegelsteen
Werd geneeskracht toegemeten
Zie carneool
Chrysopraas
6-7
Appelgroen
Edelsteen
Zelfde eigenschappen zoals chalcedoon

Carneool
6-7
Doorschijnend/ ondoorsch. Rood/bruin
Zegelsteen voor talisman
Werkt tegen ruzie, kiespijn, brengt geluk
Bruine variant heet  SARD
Agaat (fig.6)
6-7
Doorzichtig/ doorschijnend grijs/blauwe tinten en wit en vele gekleurde banden
Zegelsteen op Kreta Rode vorm als imitatie carneool
Beschermt tegen hoofdpijn en bij zwangerschap
Blauwe agaat als imitatie chalcedoon
Onyx
7
Tweekleurig wit/ zwart  of wit/bruine banden /doorschijnend
In ringen en sieraden
Helende steen  In de ME: onheilssteen
Genesis 2:12


                 fig. 5 Jaspis met banden             Fig.6 Blauwe agaat met banden     

 

                                                                                                                            
                                                                                                               
   Tabel 2 Soorten stenen van microkristallijn kwarts (vervolg)
Naam
Kenmerk
Kleur
Gebruik
Bijzonderheid
Overig
Jaspis
(Fig.5)
6-7
Ondoorschijnend  Geel, rood, roodbruin, groen Op de steen kleurspikkels of -banden
In zegelstenen; de groene alleen op Kreta
Bij Grieken: seksualiteit te versterken en snellere zwangerschap
R+gr variant van Peloponnesos, kaap Tainaron
Lapis-Lacedaemonius[21]
7-9
Groen porfier met vaal groene kristallen
Zegelsteen van het lenstype

Täugetos bergen bij Sparta
Hematiet[22]
> 6,5
Bloedrood en diep bruin rood of grijs/zwart on-doorschijnend
In Syrië op cilinder- of rolzegels
Slijtvaste en harde textuur goed voor scherpe afdrukken in klei
Streepkleur  kersrood na wrijven op ongeglazuurd porselein
Lapis-Lazuli
5,5
Donker azuurblauw. Populair met pyrietspikkels
Rechthoekige prisma-zegels
Spirituele kracht toegemeten
Al in 3000 v.Chr. in Egypt. dodenmaskers
Faience
Pseudo porselein
Wit met crème binnenkant
Imitatie porselein, kralen, kruiken en reliëf plaquettes
Bestaat uit klei, alkali, kalksteen en kwartspoeder, ze smelten bij vitrificatie. [23]
Smelt-glas-poeder  beschermt

Glazuur of email
Na droging keiharde isolatie
Transparant, zilverig, licht geel en licht blauw
Op aardewerk en andere materialen
Bestaat uit poederglas gemengd met zand of kwarts, alkaline en kalksteen
De gele of zilver variant als imitatie goud, zilver
Hout
Zacht en hard
Houtkleur
Ringen en noduli
Soms bij voorontwerpen gebruikt

Edelmetaal
Goud, zilver
Geel, zilvergrijs
Ringen en juwelen
Als status symbool gebruikt

Lood
Zacht
Grijs
Zegels en ringen
Van Neolithische oorsprong
Op Kreta sporadisch gevonden




4. 4. 2 Vormen van de zegelstempels

Elk zegel had – anders was het geen zegel – een bepaald motief dat specifiek was voor de gebruiker. De drager van het stempelmotief – een stukje klei, steen of metaal – was  in zoverre van belang dat het de grootte en de vorm van het motief meebepaalde. Sommige stempels waren erg klein en de kunstenaar moest dan zijn motieven insnijden op een klein oppervlak. Deze microglyptiek maakte ook een bepaalde ontwikkeling door. In de Prepalatiale Periode waren de basis vormen: 

·         Piramidevorm                                    Theriomorfische stempels hadden een insnijding
·         Knoopvorm                            van  dieren: aap, kat, leeuw, duif figuren. geometrisch
·         Kussenvorm
·         Conische vorm
·         Schijfvorm
·         Cilindervorm
·         Flessenvorm
·         Driezijdig Prisma       Deze vorm ontstaat aan het eind van de Vroeg Minoïsche Tijd en werd het dominante type in de volgende sub-periodes.[24] Hij verdrong de ivoren zegels. Op de lange zijden waren ze voorzien van hiëroglyfen in Lineair A. Omdat omstreeks 1700 v. Chr. de boogboor (waarover later) werd uitgevonden konden ook de hardere steensoorten gemakkelijker worden gegraveerd.

In de Midden Minoïsche Periode vanaf 1650 v. Chr. werd op die vormen voortgeborduurd. Ruwweg is dat de Eerste en Tweede Palatiale Periode waarin paleizen werden vernietigd en weer opgebouwd.

De kussenvorm, de schijfvorm en de cilindervorm kregen toen een (bi)convex of boloppervlak zodat de oude technieken betere resultaten afwierpen. De schijfvorm kreeg zo het uiterlijk van een lens. Maar vanuit de basisvorm van de ellips kwam ook een nieuwe vorm op, namelijk de ‘amandelvorm.’  Voorzien van graveerwerk kreeg hij het uiterlijk van een mensenmasker.[25]  De steen werd veelal gebruikt als een drager van bovenaardse kracht of als een talisman. Omdat niet veel kleistempels met indruksel als driezijdig prisma zijn gevonden, neemt men aan dat deze vorm vooral bij amuletten voorkwam.[26]
De kussenvormige en de amandelvormige stenen hadden horizontale openingen om er een koord doorheen te kunnen trekken (dus om als hanger te gebruiken). De schijf- en lensvormige (gegraveerde) stenen hadden verticale openingen om ze horizontaal op een polsband te kunnen bevestigen. Deze ontwikkelingen hingen samen met de vooruitgang in de decoratiekunst op keramiek en de frescotechniek.
Ik heb hier nog niet genoemd de vorm van de ring die als zegelring in deze periode zeer populair werd. De oudste zegelringen werden van ivoor of hout gemaakt, maar werden in de Bronstijd verdrongen door nieuwe typen van metaal. Belangrijke kenmerken waren de ovale kas waarin een bolrond geslepen steen was geplaatst en dat aangebracht op een (edel)metalen hoepeltje. Soms was de ring expres te klein gemaakt voor mensenvingers opdat hij minder zou slijten en daarom aan een koord werd gedragen.

4.4.3  Technieken en werktuigen

We hebben nu vastgesteld uit welk materiaal de zegelstenen bestonden en welke vormen ze zo al hadden. Ook zagen wij hoe het zegelgebruik  zich vanuit de Vroeg-Minoïsche Tijd ontwikkelde mede dank zij de contacten met het Midden-Oosten. Vooral na 1800 v. Chr. kwam er een versnelling in de verspreiding van zegels toen de Palatiale politiek aanstuurde op centralisatie van bestuur en op een strakkere administratieve en economische orde. Hoe werden zegelstenen eigenlijk gemaakt? Welke hulpmiddelen hadden de graveurs? Is daar nog ontwikkeling in geweest? Over dat soort vragen gaat de volgende paragraaf.

a.        Technieken

Graveurs kregen het ruwe materiaal aangevoerd in verschillende hoedanigheden. Duur amethist en hematiet, beide hard materiaal, waren meestal al voorbereid voor het maken van een juweel, kraal of anderszins. In elk geval al tot kleine partjes gehakt. We weten dat omdat er onder anderen halffabricaat is gevonden.
Uit de Prepalatiale tijd is weinig bekend over de productietechnieken. Galanakis denkt dat bijvoorbeeld bij de vaasproductie het binnenste van een stenen vaas met een ronde boor werd uitgeboord en de loskomende staaf werd gebruikt als basismateriaal voor (rol) zegels.

Als de te bewerken zegelsteen zijn vorm had  gekregen werd op het ruwe oppervlak ervan een voorschets van de voorstelling gemaakt. Zo kreeg de graveur enig idee van een compositie. Dat gebeurde met een mes, gemaakt van koper of obsidiaan[27], of met een puntig voorwerp. Als het ontwerp globaal paste op de steen, werden de contourlijnen van de definitieve tekening bepaald. Vervolgens werden de graveerlijnen getrokken met een mes met een V-snede of een U-snede. Omdat toen nog slechts het relatief zachte serpentijn of steatiet (hardheid 5) werd gebruikt, ging dat gemakkelijk.
  

b.        Werktuigen

Bepaalde soorten zegels hebben een opening, mogelijk om een  koord door te leiden. Daarvoor gebruikten de Minoïsche graveurs een handbediend staafboortje of een buisboor in de vorm van een koperen cilinder. De staafboor had een benen uiteinde dat gepunt of rond was. De buisboor kon boorkoppen met verschillende snijvlakken dragen zodat de snijlijn kon variëren in dikte en profiel. In de Vroeg Minoïsche tijd was de snijkop soms van hout.  Het graveerwerk zelf gebeurde ook wel met een burijn of beitel. Er waren ook werktuigen van hout en riet die met de hand werden bediend of met de boogboor waren verbonden. Daarmee konden simpele ontwerpen zoals kleine cirkels in de steen worden gegraveerd. Soms waren die nog te groot en werden naalden of kleine puntige voorwerpen gebruikt.
Vanuit het Midden Oosten werd de boogzaagboor[28]bekend, nu gemaakt van brons of koper. Daarmee konden hardere materialen worden gegraveerd.
Als het graveerwerk klaar was werd het geschuurd met een mengsel van obsidiaansplinters.
Later werden ook zand met kwarts, amaril en puimsteengruis gebruikt. Dat laatste is een superlichte vorm van lava en bevat aluminium-silicaat glas en was erg geschikt voor het schuren van zachte steensoorten.
Amaril heeft een hardheid van 8.0 en is een variant van Korund dat 9.0 hardheid heeft.[29] Robijn en saffier zijn ook varianten. Deze waren bij de later gebruikte hardere steensoorten nodig waarbij de laatste bewerking met zeer fijn amarilpoeder werd uitgevoerd. Ten slotte werd de steen met olijfolie of water gepolijst.[30]

In de Midden Minoïsche Periode werd de horizontale draaibank op basis van de boogboor ingevoerd. Daardoor konden de nieuwe biconvexe stenen beter en nauwkeuriger worden bewerkt. In het algemeen kenmerkt die tijd zich door een streven naar veel meer perfectie.
Houten boren produceerden grote en diepe stippen. Door het grotere arsenaal aan snijkoppen kon de graveur met de buisboor bijvoorbeeld “Olympische Ringen” graveren. De staafboor werd gebruikt om zeer kleine stippen te boren bijvoorbeeld de ogen en neus van dieren.

Doordat de graveurs bleven zoeken naar efficiëntie, leverde dat  een nieuw werktuig op, namelijk het snijwiel waarvan de werking was gebaseerd op de boogaandrijving.

Het snijwiel of slijpschijf bestond uit een houten of metalen schijf waarop een laag puimsteen of amaril was aangebracht.[31] Een leerling hield deze draaiend zodat de graveur beide handen vrij had voor precisie graveerwerk.
Het slijpwiel had grote voordelen. Vooral lineaire motieven konden accuraat worden ingeslepen, maar ook hiëroglyfen met een lineaire structuur.
Vanaf de Bronstijd zijn in de graveertechniek metalen graveerstiften populair geworden. Zeker in de tijd dat de hardere steensoorten werden ingevoerd.
In de Neopalatiale Periode konden graveurs  de moeilijke naturalistische motieven, de lichaamsvormen van mens en dier en architectuurelementen toepassen dank zij het snijwiel.
Bij dit alles bleven de staafboor en de buisboor populair, zij het speciaal voor het aanbrengen van details als ogen en de staart en poten van dieren.[32]
Als ten slotte de motieven waren gesneden en geschuurd werd de steen gepolijst. Een schuurmiddel werd opgebracht met leer, lap, hout of been en ten slotte na bewerkt met olijfolie of water.
Bij de productie van ringen werden andere technieken en werktuigen gebruikt. Daarover later meer in het hoofdstuk ‘Rituelen en Ringen.’

4.4  Motieven
De graveur van een zegel volgde in zijn algemeenheid de trend bij de keus van een design. Maar hij was zeker beperkt door de techniek en het materiaal. Uit de opgegraven zegels blijken de Vroeg-Minoïsche exemplaren dan ook eenvoudige motieven te hebben, wat te verklaren is omdat slechts een mes of burijn kon worden gebruikt.
Een algemeen kenmerk was dat een strenge symmetrie werd gevolgd en dat er een voorkeur was voor heraldische ontwerpen. Dat is terug te vinden in het veelvuldig toegepaste XXXXX- motief (kruisarceertype) en lineaire tekens met rudimentaire bloemmotieven.
We zien echter al direct dat pogingen worden ondernomen om het ontwerp uniek te maken. Dat werd aanvankelijk gedaan door omlijsting van de voorstelling. Later in deze Prepalatiale Periode signaleren we naast het dominante lineaire motief ook bladpatronen, voluten, kruismotieven, C-spiralen enkel of dubbel. Het C-spiraal was overgenomen van de Cycladische graveurs en mogelijk ontleend aan de golfvorm.
Daarbij ontstonden twee hoofdstromingen.[33]
       a.  Het Draaitype (torsiontype)
 Zegelstenen die gegraveerd waren volgens dit principe hadden rechtsom draaiende lijnen in de vorm van spiralen en diagonalen. Het lijkt erop dat in de pottenbakkerij eenzelfde ontwikkeling plaatsvond waarbij kruiken vanaf de hals met draaiende lijnen omlaag met spiralen en concentrische cirkels werden gedecoreerd.

 b.  Het Relatietype (rapporttype)
  Zegelstenen met deze decoratie worden gekenmerkt door lijnen die horizontaal en verticaal in patronen herhaald worden en zich niet lijken te storen aan de grenzen van de zegelsteen. Het wordt ook wel labyrintmotief genoemd, een motief dat toen ook in Egypte opkwam onder de Vierde Dynastie.[34]
In de aanloop naar de Palatiale Periode zocht men actief naar authenticiteit en vernieuwing en dat bracht nieuwe motieven en designs in omloop.[35]
Galanakis noemt naast het basismotief (kruis) de nieuw gevormde groepen de ‘Golf/Meander’, de ‘Spiraalgroep met spiralen van het ‘Relatie-type’, de ‘Blad/Ivoorgroep’ de Leeuwen/Spiraalgroep’. Vooral de leeuw wordt in de Minoïsche kunst een begrip waarbij we een voorkeur voor de Mesopotamische en de Anatolische leeuw opmerken.[36]  De Mesopotamische leeuw wordt meestal in processieorde afgebeeld, het Anatolische type als een tweetal tegenover elkaar en met een vierkante bek en opengesperde kaken.[37]
De rechte lijn is echter overal dominant en dat betekent dat de mens- en dierfiguur nog erg schetsmatig is. Van anatomie is geen sprake. We zien de mens afgebeeld en profil met hangende armen en een neus/mond tekening die doet denken aan een vogelbek. De verbinding tussen de neus- en kaak gaf nog teveel problemen. We zien echter daarin wel een poging een mens in beweging te tekenen. Maar verder was de rechte lijn, het hekwerkmotief en de kruisarcering toonaangevend in de ontwerpen.[38]
       Aan het begin van de Eerste Palatiale Periode (v.a. 1900 v. Chr.) verschijnen de eerste experimenten met verhalende scenes op de zegelstenen. Een bekend voorbeeld hiervan is te zien op een zegel dat in Platanos is opgegraven en een bootje op zee voorstelt. Dit wijst op het belang van de handelsvaart in een tijd waarin op Kreta  een economische en sociale herstructurering plaatsvond met de bouw van paleizen als centra van de macht. Dat is voor ons onderwerp van belang omdat het paleis de samenleving ook ging aansturen in de kunst, bij de rituelen en het ritueel gedrag.
De figuratieve experimenten in combinatie met die van de rechte lijn brachten in die tijd een geheel nieuw schrift in omloop, het hiëroglyfen schrift, mogelijk Lineair A genoemd.[39] Microtekeningen van armen, benen, dieren, vissen, planten, boten en votief geschenken als de dubbele bijl vormden de taal. Een bekend voorbeeld is De Schijf van Phaestos die te zien is in Herakleion (afb. 7). Tot nu toe is deze nog niet ontcijferd.
Ook de zegelstenen, verzegelingen en noduli gaan vanaf die tijd deze tekens bevatten. Door het streven naar perfectie en ontwikkeling van oudere motieven verschenen doorlopend nieuwe vormen, wat uiteindelijk leidde tot een nieuw hiëroglyfen schrift Lineair B.  Maar  de graveurs konden nu ook gedetailleerder mens en dier graveren. Dat blijkt uit de vondst van zegels, driezijdige prisma’s en zegelringen met vogels en andere dieren en bijvoorbeeld met naturalistisch weergegeven wilde geiten, staande op een bergpiek.
Volgens Galanakis (pag.36) bleven veel graveurs toch voorkeur hebben voor het traditionele graveren in zeepsteen of serpentijn. De ‘moderne’ graveurs kozen voor het nieuwe hardere materiaal zoals in het overzicht aangegeven. Volgens Warren – in een aanhaling van Galanakis p.36 – werd dit bevorderd door het gebruik van metaalboren.[40]
Er zijn enkele grote depots gevonden op Kreta met een uitgebreide verzameling verzegelingen, zegelstenen en ringen met motieven. Ik vat de belangrijkste motieven in dit  overzicht samen.

                Fig.7 Anoniem, Schijf van Phaestos, 1700-1600 v. Chr., aardewerk, Ø 16cm, dikte 16-19mm
                   Hiëroglyfentekst in spiraalvorm. Archeologisch Museum Herakleion. Foto Ada Markusse.

Tabel 3 Neopalatiale motieven op verzegelingen, zegelstenen en ringen uit depots op Kreta [41]
Knossos (Tempel)* pag. 60
Zakros  * pag. 61
Sklavokampos
* p. 63
Agia Triada * p. 67 en 68

Monsters en demonen
Stiermotief populair vooral op rolzegels en verzegelingen
Hoogste kwaliteit van de zegels. Nu  ook religieus motief
Bloemmotieven
Gevleugelde types:
Stier in galop
Mensen
Diermotieven
- vleugelmonsters
Taurokatharsia
Dieren: vogels, insecten, offers
Gehoornde schapen
- vleugel mannen en vrouwen
Stierspringen
Vissen, schelpen
Uil
- gevleugelde geit
Wagenmenners
Mythische creaties
Knossos (Tempel)* pag. 60
Zakros  * pag. 61
Sklavokampos
* p. 63
Agia Triada * p. 67 en 68
Hond
- monster met zwijnentanden
Strijdwagens met paarden (vroegste afbeelding van paarden)
Gevleugelde types en hybride types als gevleugelde leeuw
Krab
Vleermuis types
Menselijk lichaam
Bucranium met runderschedels
Schelpdier
Vogelvleugel types
Demonen zie Zakros
Decoratie: planten, hiëroglyfen, talismanmotief
Schild(pad)
Sfinx types

Natuurcultus in
-Epifaniescènes

Gevarieerde types:

-Omhelzen van Baetyl/Omphalos

Twee leeuwen, tegenover elkaar met voorpoten op altaar

-Offerscènes
-Processies
-Ceremonie met gewijde kleding
               
Hybride types:

-Godheid nadert stervelingen

- man-geit, vrouw-geit

Mannelijke goden

-vogel/vrouwen borsten


Godinnen: Vogel-godin, Arend-godin, in ‘sacra conversazione’

-minotaurus

Mythologisch: Godheid op schip



Dierenoffers



Atletiek en stiersprongen




Jachtscènes



Oorlogsscènes



Figuur 8-scènes

Dit hoofdstuk samenvattend constateerden we dat in de Minoïsche Periode grote vooruitgang is geboekt in de kunst van het zegelsnijden of glyptiek. De glyptiek uit het derde millennium voor Christus kenmerkte zich nog door eenvoudige vormen, motieven, materialen en technieken. In tweede millennium v. Christus ontwikkelden zich respectievelijk nieuwe vormen (driezijdig prisma), nieuwe motieven (talisman, religieuze motieven), nieuwe materialen (hardere steensoorten) en nieuwe technieken (snijwiel en boog-draaibank). In zijn algemeenheid golden die ontwikkelingen ook bij de productie van vingerringen. Zegelringen hadden een economische functie maar ze waren vooral een status symbool. Daarover gaat het volgende hoofdstuk.

5  Rituelen en Ringen
5.1. Rituelen

De Bijbelse Abraham leefde omstreeks 1800 v. Chr. in Ur (Mesopotamië). Op zijn zwerftocht naar Israël richtte hij uit dankbaarheid regelmatig een stenen altaar voor zijn God op, zoals in Bethel. Rituelen met stenen waren of werden toen kennelijk verbonden met religie. Het is interessant dat het woord ‘Bethel’ in dit verband dezelfde etymologische achtergrond heeft als het hierboven geduide begrip ‘Baetyl’ of ‘Omphalos’ en het is dus niet onlogisch dat wij het rituele gebruik van de baetyl ook in de Bijbel terugvinden.
Volgens taalwetenschapper De Waal waren rituelen de eerste communicatievormen van de mens. Niet door de woordklanken maar in het rituele gedrag zocht de mens zich verstaanbaar te maken.[42] Galanakis schrijft dat het ritueel een gestandaardiseerde vorm van gedrag is, soms door families, soms door instituties uitgevoerd. Het dient om de hechtheid binnen een groep te bevorderen. Door een symbolisch handelen regelmatig te herhalen worden de waarden van de groep overgedragen en versterkt.[43]
Vooral de begrafenisrituelen waren kenmerkend voor de Vroeg-Minoïsche beschaving. Als een dode te betreuren was waren er rites de passage. Rijke families lieten een familietombe bouwen en hun doden daarin begraven. Bepaalde attributen die de overledene kenmerkten of aanzien hadden gegeven, gingen mee het graf in. De rituelen volgden bepaalde patronen met plengoffers en maaltijden. De geest werd geacht op weg te gaan naar de voorouders in de liminale[44] periode. Iedere fase werd met rituelen afgesloten. Als het lichaam was vergaan, trad de laatste fase in en werden tijdens post mortem rituelen de botten verzameld en in een ossuarium bijgezet en werd de dode geacht te zijn opgenomen bij de voorouders. Het graf werd daarna hergebruikt.
In de Prepalatiale Periode werd het mode om bij deze familierituelen ook publiek toe te laten. Toen dan ook in de Eerste Palatiale Periode (1900 v. Chr.)de ‘paleizen’ als centraal bestuursorgaan gingen fungeren was de stap naar het politiek/religieuze ritueel gauw gezet. Speciale priesters kwamen in functie en schatkamers om de rituele voorwerpen te bewaren werden gebouwd. Bovendien nam het aantal rijken snel toe en  steeg de behoefte aan graven en dus van het aantal tombes.[45]
Om ook op het platteland in sacrale ruimtes te voorzien werden heilige plaatsen ingericht op de top van een berg of in een grot. Het is niet ondenkbaar dat die bijzondere locaties al in de Neolithische periode van betekenis waren als lieux de mémoires.
De aard van de Minoïsche cult was dus politiek, sociaal en magico-religieus. Cult leidde tot ‘een mythologisch gefundeerde sociale realiteit waarin traditie ervaring en kennis van de voorouderlijke geschiedenis een rol speelden’ (eigen vertaling uit Minoan Glyptic, Galanakis).
In de glyptiek zien we dat terug in de rituele objecten uit de paleis-  grot- en bergtopheiligdommen en in microafbeeldingen van de schrijn, besloten tuinen[46] of temenoi, en altaar terrassen.[47]
Hier ontstaat echter een moeilijkheid, want we weten weinig met zekerheid over de religiositeit van objecten en voorstellingen. Daarom moeten we volgens Galanakis oppassen met het interpreteren van bepaalde voorstellingen in de glyptiek. Wanneer is een beeld op een zegelsteen of ring als religieus te interpreteren?
Natuurgoden hebben in de prehistorie een grote rol gespeeld. Zo zijn de beeldjes van de Slangen Godin[48] geïnterpreteerd als vruchtbaarheidssymbool door de aanwezigheid van slangen en de ontblote borsten. In Minoïsch Kreta kende men onder anderen de AARDMOEDER, en de MOEDER VAN DE DIEREN. Deze godheden verschenen in de glyptiek via een openbaring aan de stervelingen in een zogenoemde epifanie.
Galanakis heeft de motieven die een mogelijk religieus karakter hebben geïnventariseerd, ongeveer volgens het volgende schema,


Tabel 4 Symbolen op zegels en vingerringen die mogelijk religieus van aard zijn (Neopalatiale Tijd)
Voorstelling:
Bijzonderheid:
Verwijst naar:
Indien samen met:
Altaar
Getrapt, rechthoek
Offers
Mensfiguren
Pijlers, Kolommen
Vrijstaand
Religie
Altaar
Baetyl/Omphalos[49]
Eivormige steen
Treuren
Omhelzen door een mensfiguur
Heilige Boom
Vrijstaand
Offers
Mensfiguren
Geheiligde Hoorns
U-vormig, steen
Heilige plaats
Mensfiguren
Dubbele Bijlen (afb.8)
In Grieks: Labrys
Labyrint/votief offer
architectuur
Gewijde kleren
Vooral bij priesteressen en priesters
Processie, gewijde handeling
Altaar, vogel mensfiguur, godin
Heilige knoop    [50]
Gedragen als een tournure om het middel
Bescherming
Dubbele bijlen
Slang[51]
Aanbeden als helper bij geboorte
Moeder Aarde indien gedragen tijdens een dans

Figuur 8            [52]
In de vorm van een schild
Oorlog, strijd
dolken
Rituele kruiken
Vaak rhyton
Offers

Offertafels/ Boucrania
Boucranium is een  stierenkop met hoorn, trofee
De stier als heilig dier

Hemellichamen   [53]
Zon, maan, komeet, horizon
Verering van een godheid

Besloten tuin/temenos
Vaak deels ommuurd
Plaats van inkeer
Heilige boom



                                         Fig.8 Anoniem, 8-Schilden met dubbele bijl,1400 v. Chr., fresco, 150x75 cm, uit Knossos,
                                         Archeologisch Museum Herakleion. Foto Ada Markusse.

De moeilijkheid is, dat niet altijd duidelijk is of deze motieven een religieuze notie hebben.
Galanakis vindt echter dat als er twee van deze symbolen op een zegelsteen voorkomen, dat er dan van een religieus tafereel kan worden gesproken. Hij ziet in de afbeelding van slechts één boom een natuurtafereel en geen sacrale gebeurtenis.
De vindplaats van de gedecoreerde zegelstenen, aardewerk of dolken en andere voorwerpen kan wijzen op een cultisch gebruik van het voorwerp. Vaak werden deze objecten gevonden in erkende cultplaatsen als in bergtopheiligdommen en grotten.[54]  Maar dan doemt weer een ander probleem op: hoe weten we dat zulke plaatsen religieus zijn geweest?
Watrous en Widenor geven in hun beschrijving van de Grot van Psychro zestien criteria aan waaraan plaatsen met een religieuze functie moeten voldoen.[55] Zo is in de Grot van Psychro (Fig.10) een temenos (besloten tuin) aanwezig op het bovenste plateau in de grot. Bovendien is de grot door de aanwezigheid van water  te verbinden met plengoffers.  De vele votief geschenken in de ruimte tussen de stalactieten  en stalagmieten duiden ook op een cultplaats.
     Naast deze objecten kan ook het uitgebeelde gedrag van mensen op zegelstenen en aardewerk wijzen op een rituele betekenis. Mensfiguren werden in de Neopalatiale Tijd  tijdens een ritueel uitgerust met een speciale opmaak van gezicht en ogen en de haardracht.[56] Dit had de functie binnen de gemeenschap om onderscheid te maken tussen sociale lagen. In de glyptiek wordt vallend vrouwenhaar vaak geflankeerd door stippellijnen.
Ritueel gedrag kunnen we verder nog onderscheiden door gebaren. Op zegelstenen maar ook van kleifigurines hebben bepaalde gebaren bijzondere betekenis. Ik geef hier de belangrijkste weer.
GROET GEBAAR  Een gebogen arm is opgeheven en de hand wordt voor het                            gezicht            gehouden met de palm naar buiten.
VOTIEF GEBAAR  Zelfde patroon maar de hand of handen raken nu het gezicht.
AANBIDDING GEBAAR    Zelfde basispatroon maar een hand of handen zijn nu op                               de schouder of de nek geplaatst.
COMMANDO GEBAAR   Een arm zijwaarts gestrekt met in de hand een verticaal gehouden staf. Vaak beogen de figurines met dit gebaar autoriteit uit te drukken en mannen-commando figurines  verwijzen naar epifanie scènes.

DANS GEBAAR    
Handen in de zij geplaatst en ellenbogen naar buiten, vaak samen met architectuurelementen gezien. De wapperende haren duiden op beweging. Komt alleen voor bij vrouwen in stroken rokken.
Samenvattend zie ik dus vanuit de begrafenisrituelen in de Vroeg-Minoïsche Periode, in de latere eeuwen opname van het ritueel in de socio-politieke omgeving.
          

                                        

                               Fig.9 Anoniem, Danseres, 1500 v. Chr.
                                         aardewerk, 10cm. Arch. Museum Herakleion
                                        Gevonden in de Grot van Psychro. Foto: Ada Markusse.
 

Naar het voorbeeld van de Egyptische farao’s voerde de Minos (koning) in de Palatiale tijd op Kreta een magisch-religieuze cult in ter versterking van de macht. Gaandeweg ontstonden ook buiten de paleizen bergtopheiligdommen en grotheiligdommen.

5.2  Zegelringen   

5.2.1. Algemeen
Zegelringen hebben in de Minoïsche tijd op Kreta een bijzondere functie gehad. Ze werden gebruikt in de handel. Door een afdruk te maken in de natte klei op of van een kruik of doos, werd het object verzegeld. Maar ze waren ook een symbool van individualiteit van de drager, meestal van iemand uit de paleiselite.







In de Koper- en Bronstijd, werden ze meestal van metaal vervaardigd. De eerst bekende exemplaren waren eenvoudige plaatjes metaal die uit één stuk als een ring waren gebogen. Maar al gauw verschijnt de metalen zegelring met een ronde kas of een kas waarvan de hoogte kleiner is dan de breedte, dus een ovale vorm.  Ringen waren oorspronkelijk van ivoor of been gemaakt. Maar in Messara zijn ook ringen van ander materiaal gevonden zoals van steatiet uit de Vroeg Minoïsche tijd, meestal voorzien van spiralen, swastika’s en kruisen in V patroon. Later kwam het accent te liggen op goud als basismateriaal. In Mycene zijn ook ringen aangetroffen van chalcedoon, rode jaspis, brons, agaat, en ringen met een kern van ijzer. Zilver kwam niet veel voor, althans, er zijn weinig voorbeelden bekend. In de 15e en 14e eeuw voor Christus werden ringen ook gedecoreerd met de granuleertechniek en cloisonné. [57] De kas varieerde van rechthoekig tot rond, later ellipsvormig. De ring zelf was in de vroege tijd vaak te nauw gemaakt voor een vinger, mogelijk om als hanger te dienen en slijtage te voorkomen.[58]

5.2.2 Fabricage en decoratie

Metalen zegels en ringen werden oorspronkelijk gemaakt met behulp van een matrijs van steatiet. Dit materiaal was zacht en goed geschikt om in te graveren. Na verhitting wordt het keihard. Maar wetenschappers vermoeden ook dat de matrijs gemaakt werd van inktvis-been omdat dat materiaal correcties mogelijk maakte. Ook metalen pasvormen kwamen voor maar die waren gevoelig voor roest.
De graveur begon met het graveren van de ellipsvormige kas. Dat kon in een positief reliëf of negatief reliëf plaatsvinden. Als een ring van puur goud moest worden vervaardigd dan koos hij voor een positief reliëf. Het eindresultaat was dan een motief in negatief, precies zoals bij zegelstenen. De achterkant van de kas en de ringhoepel werden vervaardigd in matrijzen die aan de originele matrijs waren vastgemaakt.
De diameter van de ringhoepels varieerde van 1,5-1,7 cm (vrouwen en kinderen) tot 1,8-2.0 cm voor mannen. Sommige ringen hadden zelfs een Ø2,3-2,7 cm en men vermoedt dat de ring dan over twee vingers was geschoven.

Ringen met een kern van basismetaal (koper, brons, steen, ijzer) werden gemaakt  met behulp van een goudplaat. Die werd met de repoussé techniek van een motief voorzien.[59] Om oneffenheden te vermijden brachten de Minoïsche graveurs daarvoor een laagje lood aan op de plaat. Dat was gemakkelijk wanneer deze ringen moesten worden bijgewerkt, Soms echter moesten ze worden omgesmolten.[60]  
Ringkassen waren gemaakt van een dunne goudplaat die in een matrijs werd voorgevormd en volgens de repoussé techniek werd gemerkt. Als extra versiering werd het eindproduct soms zwart geëmailleerd of voorbereid voor een goudinleg. Dat gebeurde om de voorstelling beter te laten uitkomen. Zwart email is een verbinding van koper met zilversulfiet en lood, dat ook niëllo wordt genoemd.

Decoraties in de Neopalatiale tijd kwamen niet alleen op ringen voor maar ook op zegelstenen. Die versiering bestond bijvoorbeeld uit goudbeslag rond de randen of  de ophangogen van een zegel.  Of de decoratie was een toevoeging van een draadring, of een versiering van granuleerwerk, soms ook aangebracht om beschadiging van het zegel te voorkomen.
Dit hoofdstuk samenvattend, heeft de Minoïsche beschaving een grote rijkdom aan zegels en zegelringen voortgebracht die elk voor zich belangrijke informatie verschaft over het artistieke niveau van de graveurs, maar ook over de welstand van de opdrachtgevers. Een van de mooiere ringen is de Ring van Minos.

6  De Ring van Minos

Als voorbeeld van een gouden ring met inscriptie geef ik nu een beschrijving van de ring van Minos ( Fig. 1 en 11).
Sir Arthur Evans vertelt in zijn magnum opus dat een jongetje in de buurt van zijn opgravingssite in Knossos een blinkend voorwerp op de omgeploegde aarde bij een wijngaard zag liggen. Hij bracht boterhammen naar zijn vader op het land. Spoedig daarna kon hij, Evans, de vondst bekijken en met medewerking van Mr. Gilliéron er een replica van laten maken. Veel later is de vondst terecht gekomen in het Archeologisch Museum in Herakleion.
Het object is een ring met een kas waarin met de intaglio techniek een voorstelling is gegraveerd. Hij is van massief goud gemaakt, weegt 27 gram en de kas meet 2,3 x 3,5 cm.  De ring komt overeen met de toen al bekende uitvoering van de Ring van Nestor. Van buitenaf beoordeeld zijn ze op identieke wijze vervaardigd, mogelijk zelfs door dezelfde kunstenaar. Sir Evans gaf  de ring de naam ‘ring van Minos’ omdat hij in Knossos is gevonden – het machtscentrum van Minos – naar analogie met de ‘ring van Nestor’, die in het complex van Nestor in Pylos is gevonden.
          Onze ring heeft vier gegranuleerde cirkels op de hoepel. Tussen de middelste twee cirkels is nog een cirkel te zien gemaakt van veel grotere bolletjes.
             

             Fig.10 Lasithivlakte met windmolens vanaf de Grot van Psychro gezien. Foto Ada Markusse.
      
       De voorstelling op de kas volgt de epifanie cyclus, dat wil zeggen dat de godheid zich aan de stervelingen openbaart in drie fasen, de nadering, een vaartocht        naar het nieuwe heiligdom en de aankomst.
We zien links[61] een naakte vrouw met de knieën rustend op een constructie met een Heilige Boom. Terwijl ze aan de boom trekt – om fruit te plukken en dat aan te bieden – springen haar krullen opzij en wijst zij op de godheid onder. Zij is mogelijk een priesteres. Op de boot zien we de godheid staan terwijl ze het vaartuig vooruit boomt te midden van de woelige baren. De golven zijn volgens Evans gegraveerd in hetzelfde patroon waarin rotsige kusten en aardoppervlakten werden getekend. We herkennen de godheid aan de strokenrok. Op de boot staan verder nog een hoge en een lage Hoorn van Toewijding beide op een tweekolommen altaar als onderstel. De voorplecht heeft de structuur van een stekelbaarsmonster gelijkend op een hippocampus of zeepaardje.[62] De achterzijde heeft de vorm van een vissenstaart.[63] Ze sturen aan op de kust, gesymboliseerd door drie rolkeien of baetyls.  Daar zien we weer een architectuurelement bestaande uit een basis met altaar en een Hoorn van Toewijding. De voornaam geklede godheid-met-strokenrok – heeft daarop zittend plaatsgenomen. Zij is daar in afwachting van een verfrissing die een naakte jongeman haar in een kruik aanbiedt terwijl hij aan een heilige boom schudt. Die boom groeit vanuit een heiligdom staande op een tweekolommen altaar zoals op de boot.  De geest van de godheid komt aanzweven als microversie van de godheid.



Interpretatie

De voorstelling draait dus om de verschijning van een godheid aan gewone stervelingen. Godheden werden al in de Neolithische Tijd aanwezig geacht in de gehele natuur, inclusief in het anorganische materiaal. Vandaar hier de aanwezigheid van enkele groepen baetyls. Voorouders hielden zich ook ‘ergens’ op, en dus verwachtte men dat de transcendente wereld zich met het onderaardse zou bemoeien. Na de institutionalisering van de paleisorganisatie werd de religie met de politiek verbonden. Dan gaat de paleiselite zich onderscheiden door dure ringen en juwelen met religieuze voorstellingen.
De Ring van Minos vertelt drie opeenvolgende fasen van een openbaring. 1. De Godin van de Zee in miniatuur nadert vanuit de lucht. 2. Zij vaart naar haar eindbestemming, een nieuw heiligdom. 3. Zij zet zich daarop neer en ontvangt eerbetoon van stervelingen.
De religieuze voorstelling zit vol symboliek zoals door de baetyls als woonplaats van een godheid, de heilige boom als cultplaats in de natuur, de hoorn van toewijding als verwijzing naar het stierenoffer.
De godheid op de golven verwijst naar haar heerschappij op zee. Misschien ook naar de macht van de Minoïsche handelsvloot?
Volgens Evans dateren de ringen (van Minos en van Nestor) uit dezelfde Laat Minoïsche periode dus uit ca. 1550 v. Chr. Ze zijn van een hoogstaande artistieke kwaliteit. Ze vertellen ons over de devotie waarmee en de subtiele wijze waarop persoonlijke status werd uitgedragen tijdens de laatste fase van de Minoïsche beschaving.

7  SAMENVATTING EN CONCLUSIES

De aanblik van de  Ring van Minos  in het Archeologisch Museum in Herakleion riep bij mij de vraag op tegen welke achtergrond deze ring moet worden geïnterpreteerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de ring past bij de artistieke ontwikkeling op het Kreta van het derde en tweede millennium.  Deze zoektocht leidde mij eerst naar de karakteristieken van  Minoïsche en de Myceense beschaving, maar al spoedig bleek dat de meningen verdeeld zijn over de leidende rol van beide machtscentra. Ik volg de opvatting van Evans die de Minoïsche samenleving de belangrijkste achtte.
Mijn conclusie is dat beide beschavingen, mede door contacten in het Midden Oosten, een hoogstaand artistiek niveau ontwikkelden. Symptomen daarvan zijn kleizegels, zegelstenen en zegelringen. Dat waren de instrumenten om het onderlinge handelsverkeer te regelen en de persoonlijke status te definiëren.
Achtereenvolgens kwamen de eigenschappen van de materialen, de vorm van de zegels, de productietechniek en de gebruikte hulpmiddelen aan de orde. Van de materialen bleken vooral het zachte steatiet, serpentijn en chalcedoon geschikt voor graveer werk in  de Vroeg-Minoïsche tijd.
Ik constateerde dat vanaf de institutionalisering van de paleisorganisatie, de opkomende gestratificeerde sociale omgeving op Kreta een elite voortbracht die investeerde in eigen aanzien. Die individualisering werd mede vorm gegeven in de duurdere en hardere materialen van, en de gevarieerdere motieven op  zegelstenen. De motieven waren aanvankelijk schematisch en geometrisch. Maar ze werden allengs meer figuratief van karakter toen de boog-boor werd geïntroduceerd en de kunstenaar  bijvoorbeeld de ‘mens’ als motief kon uitwerken.
In de Midden Minoïsche en  Neopalatiale periode voltrok zich – parallel aan de ontwikkelingen in Egypte en het Midden-Oosten – een religieuze ontwikkeling op Kreta. Priester-koningen grepen de bestaande rituelen aan rondom de verering van het voorouderschap, om de eigen macht te legitimeren. Dat leidde  tot de inrichting van een paleisheiligdom van waaruit op cohesie binnen het invloedgebied werd aangestuurd. Het kwam zelfs tot grotheiligdommen en bergtopheiligdommen, om de rurale omgeving daarbij te betrekken.
De Ring van Minos toont ons een exempel van die ontwikkeling. Het is een grote massief gouden ring die uiterst kundig en gedetailleerd is gegraveerd. De voorstelling is religieus: een godheid openbaart zich aan de stervelingen.
Ik trek hier ook de conclusie dat de aartsvaders uit de Bijbel in hun ritueel gedrag aansloten bij de toenmalige culturele gebruiken in het Midden-Oosten. Zij richten gedenkstenen (baetyls) op als zij op die plek de nabijheid van God hadden gevoeld. Dat is wat ook op Kreta gebeurde te oordelen naar bepaalde motieven op zegelringen.
En het motief van een schilderij  uit de 15e eeuw na Christus van Veneziano, de  Sacra conversazione,” is wellicht ontleend aan de Minoïsche sacra conversazione waarin een heilig schepsel zich in verbinding stelt met stervelingen.
Tenslotte viel mij op dat in die tijd een nieuw cultureel fenomeen opgang deed, namelijk de temenos of ‘hortus conclusus’. Ook dit verschijnsel is in de latere Westerse beeldende kunst talloze malen herhaald, in de weergave van Maria in een ‘omsloten tuin’ onder anderen door De Vlaamse Primitieven.  
Hiermee is het antwoord op de centrale vraag gegeven en zijn de eigenschappen – vormen, motieven, materialen, technieken en het gebruik – onderzocht van de Minoïsche zegels, verzegelingen en ringen. Zij zijn een interessante uitdrukking van de Minoïsche samenleving. Wat de aanleiding was tot dit onderzoek – de Ring van Minos – is uitgewaaierd naar een caleidoscopische oriëntatie op de vroege geschiedenis van Kreta. Vooral dank zij Galanakis’ proefschrift heb ik mijn nieuwsgierigheid volledig kunnen bevredigen.





                                                 Fig.11 Anoniem, Ring van Minos, 1500 v. Chr. goud, 2,5x3,5 cm
                                                Archeologisch Museum Herakleion. Foto Ada Markusse.






8  Bijlagen en Literatuuropgaven

Bijlage 1
Beschavingskernen in Griekenland en  het Midden Oosten vanaf 3500 v. Chr.

Voor Christus

KRETA

 CYCLADEN

GRIEKENLAND

EGYPTE
dynastieën

PALATIAAL
paleistijden

TROYE
3500-2900
Vroeg
Minoïsch I

Pelos
Eutresis
Proto-
dynastie
Pre-
 palatiaal
--------
2900-
2600
Vroeg Minoïsch IIA

Syros

Lerna III

idem
Pre-
palatiaal
--------
2600-
 2300
Vroeg Minoïsch IIB

Kastri

Lefkandi I
Dynastie V en VI
Pre-
palatiaal
--------
2300-2200
Vroeg Minoïsch III

Phylakopi I

Lerna IV
Dynastie VII-X 1e Middentijd
Eerste
paleistijd

--------
2200-
2100
Midden Minoïsche Tijd I A
Kloof in kennis

Lerna IV

Dynastie XI
Eerste
paleistijd

---------
2100-2000
Midden Minoïsche Tijd I B

Phylakopi 1
Vroeg Midden Helleense Tijd

en Hammurabi in Babylonië
Eerste paleistijd

---------
2000-
1900
Midden Minoïsche Tijd IIA

idem
Midden Helleense Tijd. Luviaanse volken  uit ZW Turkije arriveren in Griekenland

Dynastie XII-XIII
Eerste Paleistijd:
In Knossos en Mallia

Troye V en VI  bezet door Anatolische/
Luviaanse volken

1900- 1800
Midden Minoïsche Tijd II B
Vroeg Midden Cycladische Tijd
Midden Helleense Tijd
Dynastieën XIII - XVII
Eerste Paleistijd

idem
1800-1700
Midden Minoïsche Tijd III A
Late Midden Cycladische Tijd
Late Midden Helleense Tijd
Hyksos in Egypte
Tweede Paleistijd
idem
1700- 1550
Midden Minoïsche Tijd III B
Lineair A script komt op.
Idem
Idem
Begin van de Minoïsche overheersing
2e Middentijd of Second Intermediate Period
Vroege Dynastie XVIII
Tweede Paleistijd

idem
1550-1500
Laat Minoïsche Tijd I A
Knossos heerst artistiek
Laat Cycladische Tijd I
Laat Helleense Tijd I
Minoïsche beschaving overheerst. Tholos graven komen op.
Dynastie XVIII
Tweede Paleistijd
idem
1500-1450
Laat Minoïsche Tijd I B
Laat Cycladische Tijd I
Laat Helleense Tijd I
Farao Hatsepsut en Thothmes III
Tweede Paleistijd
Idem

1450- 1400
Laat Minoïsche Tijd II
Laat Cycladische Tijd II
Laat Helleense Tijd II A ; Expeditie tegen Kreta
Dynastie XVIII Amenhotep II-III


idem
1400- 1250
Laat Minoïsche Tijd III A Knossos heerst
Laat Cycladische Tijd III
Laat Helleense Tijd II B/III;  Hoogtepunt  van Mycene. Lineair B komt op.  
Dynastie XVIII en IXX Zee slag onder Merenptah
Derde Paleistijd
Na 1300
Troye door Myceense troepen vernietigd
1250- 1100
LMT III  B Knossos vernietigd (Doriërs)
Laat Cycladische Tijd III
Laat Helleense Tijd  III Mycene vernietigd door Dorische volken
Dynastie XX-XXI Contact met Grieken kwijt
Post- Paleis Periode  Begin tijd donkere eeuwen
Mycene nu zelf vernietigd door Dorische volken








LITERATUUROPGAVE

1. Evans, Arthur,  The Palace of Minos at Knossos (London 1935);
2. Galanakis, Konstantinos, Minoan Glyptic: Typology, Deposits and Iconography, from the Early Minoan period to the Late Minoan 1 B destruction in Crete (Oxford 2005);
3. Logiadou-Platonos, Sosso, Knossos, De Minoïsche beschaving (Athene z.j.);
4. Palmer, Leonard  R.,  Mycenaeans and Minoans (London 1965);
5. Papapostolou, J. A., Crete (Athene 1981);
6. Pendlebury, J. D. S. ,A Handbook to the Palace of Minos Knossos (London 1954);
7. Waal, Henk van der, & Erik Lindner,  De kunst van het dichten (Amsterdam 2009);
8. Watrous, Vance L., and Yvonne K. Widenor, The Cave sanctuary of  Zeus at Psychro, a study of extra-urban sanctuaries in Minoan and Early Iron Age Crete  (Luik 1996).













[1] De naam “Het paleis van Minos” is afkomstig van de Engelse archeoloog Sir  Arthur John Evans, die in 1899 het initiatief nam om te gaan graven op de plaats waar men dit paleis verwachtte. Koning Minos is een machtige mythologische koning, zoon van Zeus en Europa, die in het paleis van Knossos woonde met onder andere zijn dochter Ariadne. De geweldige omvang van het paleis doet denken aan een labyrintstructuur en is volgens de mythe de plaats waar de Minotaurus gevangen zat.
[2] In september 2013 maakten we een rondreis door Griekenland langs de klassieke steden. Zie mijn blog http://impromptu39.blogspot.nl/ onder Griekenland I, II en III.
[3] https://www.academia.edu/8710094/La_Bataille_de_Cnossos In dit artikel van Jan Driessen is een interessant verslag van de  ‘strijd om Knossos’ te vinden. Sir Evans (Engeland) troefde de Franse en de Duitse archeologen af, met hun overheden, bij de verwerving van de olijfgaarden waaronder Knossos verborgen lag.
[4] Nuri Bilge Ceylan, regisseur van Winter Sleep (2014).  Deze film geeft een goed beeld van de streek Anatolië, incluis van de grotwoningen. Overigens mooi acteerwerk  van Nihut Haluk Bilginer (1954) en Melisa Sözen (1985) in de hoofdrollen.
[5] Rond 5200 v. Chr. waren in Irak al de nederzettingen bekend zoals Tell-es-Sawwan en Eradus.
[6] In Mesopotamië waren Uruk ( 4000-3000  v. Chr.), Ur (2700 v. Chr.), Girsu in Lagasj (2500 v. Chr.) koning/priester steden.
[7] In Knossos heeft Evans een restauratie doorgevoerd met rode pilaren. De pijlerbasis zit echter net als bij de toenmalige houten pilaren, bovenaan. Daardoor kon het water de pilaar niet bereiken of de basis aantasten.   
[8] Arthur Evans, The Palace of Minos in: Leonard R. Palmer, ‘Mycenaeans and Minoans’ (London 1965) 175.
[9] Leonard R. Palmer, Mycenaeans and Minoans (London 1965), 176.
[10] J. D. S. Pendlebury, Archeology of Crete in: Leonard R. Palmer, ‘Mycenaeans and Minoans’ (London 1965) 177.
[11] Miss H. L. Lorimer, Homer and the monuments (Michigan 1950) in:  Leonard R. Palmer, ‘Mycenaeans and Minoans’ (London 1965) 178.
[12] Konstantinos Galanakis, Minoan Glyptic: Typology, Deposits and Iconography, from the Early Minoan period to the Late Minoan 1 B destruction in Crete (Oxford 2005) 1.
[13] Een gem of gemme is een edelsteen waarin figuren of letters zijn gesneden of gegraveerd als intaglio of in reliëf (camee). In reliëf snijden gebeurt door van een voorstelling op een edelsteen de achtergrond weg te snijden. Vaak wordt gelaagde onyx gebruikt. Daardoor steekt de voorstelling af tegen een anders gekleurde achtergrond.
[14] Galanakis, Minoan Glyptic, 8.
[15] Michael Ventris komt de eer toe dit schrift in 1943 te hebben ontcijferd als vroeg Grieks. http://nl.wikipedia.org/wiki/Michael_Ventris
[16] Galanakis, Minoan Glyptic, 12.
[17] Ibidem 15.
[18] Zie de bijlage voor de classificatie van de verschillende ontwikkelingsperioden. Die zijn vooral ingegeven door de stijlontwikkeling in de aard van en de decoratie op het opgegraven aardewerk op Kreta.
[19] Galanakis, Minoan Glyptic, 36.
[22] Hematiet is ook anno 2014 een belangrijke delfstof. Het bestaat voor 70% uit ijzer en wordt daarom in de gehele wereld gedolven voor de ijzerproductie. Een toekomstige bron 2015 e.v.) is het (omstreden) Mbalam-Nabeba Iron Ore Project in Kameroen/Gabon van Sundance Resources. Hematiet is  ook gebruikt bij het maken van rotstekeningen, als polijstmiddel, spiegel en in de kunst. http://nl.wikipedia.org/wiki/Hematiet
[23] Vitrificatie is een chemisch proces waarbij door snelle of langzame afkoeling van een vloeistof de aggregatietoestand verandert, meestal in een glas(achtige) substantie. VB. Sucrose= kristalsuiker òf stroop.
[24] Galanakis, Minoan Glyptic, 26. Hij verwijst hier naar de suggestie van H. Boyd-Hawes dat de vorm van het driezijdig prisma mogelijk ontleend is aan de vorm van de vierde halswervel die bij mens en dier gelijk is.
[25] Galanakis, Minoan Glyptic, 50. NB. Galanakis  wijst erop dat Younger denkt dat deze vorm ontstaan is uit een driezijdig prisma maar dan biconvex gemaakt.
[26] Ibidem 26 en 27.
[27] Obsidiaan: ontstaat bij stolling van lava en is dan ook bekend als ‘vulkanisch glas.’ De hardheid is 5-6 en de kleur hoofdzakelijk diep zwart. In gehakte vorm heeft het uiterst scherpe kanten en was daarom zeer geschikt als snij werktuig.  http://nl.wikipedia.org/wiki/Obsidiaan
[28] De bow drill is een apparaat dat gebruikt wordt om via rotatie gaten te boren. In het 5e Millennium gebruikte men hem om vuur te maken. Later om gaatjes te boren in edelstenen als lapis lazuli. Hij ziet eruit als een boogzaag met een touw als zaagblad. In dat touw werd een boor gewikkeld en ondersteund. Door de zaag heen en weer te bewegen wordt de boor in een ritme van stop-go in beweging gehouden.  http://en.wikipedia.org/wiki/Bow_drill    
[29] Hardheden worden uitgedrukt op de  hardheidsschaal van Friedrich Mohs met waarden van 1-10 waarbij tien het hardste materiaal is (diamant).
[30] Galanakis, Minoan Glyptic, 25.
[31] Ibidem 38.
[32] Ibidem 39.
[33] Ibidem 28.
[34] Ibidem 28, 29.
[35] In 1984 is een enorme hoeveelheid zegelindrukken opgegraven in Phaestos. De belangrijkste motieven zijn: kruis, sterren w.o. Davidster, knopen, rozetten, spiralen, cirkels, arceerstrepen,  dubbele bijlen, Olympische Cirkels, maskers, architectuur. Ibidem 44.
[36] Vergelijk de Lion’s Gate in Mycene waar nog altijd twee Mesopotamische leeuwen een Minoïsche zuil flankeren. Geconstateerd in september 2013 door auteur.
[37] Galanakis, Minoan Glyptic 43.
[38] Galanakis, Minoan Glyptic, 29, 30.
[39] Galanakis beschrijft hier dat Lineair A een pictografisch schrift is met 96 pictogrammen, syllabogrammen die objecten vertegenwoordigen en ideogrammen die de betekenis genereren. Daarnaast bevat het 34 logogrammen met 9 fracties en andere tekens die dienen als interpunctie en decimaal numeriek systeem. (35)
[40] Ook aardewerk onderging die vernieuwende invloed in een de ’licht-op-donker-stijl,’ toegepast op het beroemde Kamares aardewerk.
[41] Galanakis, Minoan Glyptic 60, 61, 63 67, 68.
[42] Henk van der Waal & Erik Lindner, De kunst van het dichten (Amsterdam 2009).
[43] Galanakis, Minoan Glyptic 70.
[44] Als een persoon niet meer weet wie hij is, en nog niet weet wie hij wil zijn, verkeert hij in een liminale fase.
[45] Ibidem 72.
[46] De Vlaamse Primitieven als Gerard David en Van der Goes schilderden Maria met Jezus graag in een ‘besloten tuin’ omdat dit -  evenals in de prehistorie -  gevoelens opriep van contemplatie. Een ander verschijnsel was de ‘sacra conversazione,’ (Veneziano o.a.) die in de Griekse glyptiek ook al voorkwam zoals op de Ring van Minos.
[47] Ibidem 73.
[48] De slang is van oudsher een symbool van levenskracht, geboorte en dood, vernieuwing en verandering. Sir Evans concludeert o.m. door de vondst van deze beelden in de Minoïsche beschaving een matriarchaat werd gevoerd. Beeldjes te zien in het Archeologisch Museum in Herakleion.
[49] In het prehistorisch animisme gold dat alles een geest bezat, dus ook steen had een ziel, vandaar dat een godheid in de steen benaderd kon worden. De stalagmieten en stalactieten in de Grot van Psychro werden mogelijk ook als een verblijfplaats van een godheid ervaren.  Ook later nog, in Antiek Delphi was de plaats van de omphalos ook het begin en het centrum van de wereld (deze is nog steeds te bezoeken).
[50] Zie het fresco “La Parisienne” uit Knossos (nu in Archeologisch Museum, Herakleion).
[51] Een mooi voorbeeld hiervan zijn de faience beeldjes van twee godinnen met slangen. Te zien in het Archeologisch Museum, Herakleion.
[52]J.D.S.Pendlebury, A Handbook to the Palace of Minos Knossos (London 1954) 50 waar het  fresco “Shield fresco” bij de Grote Trap en de Hal van de Collonades wordt beschreven.
[53] Deze motieven stammen waarschijnlijk uit Egypte waar vanaf het Derde Millennium v. Chr. de Dynastieke farao’s regeerden en zich gingen vereenzelvigen met de zonnegod Re.
[54] Voorbeelden zijn Mount Jouktas bij Knossos, Atsipades bij Rethymnon en de grotten in Psychro en Kamares.
[55] L. Vance Watrous, Yvonne K. Widenor, The Cave sanctuary of  Zeus at Psychro, a study of extra-urban sanctuaries in Minoan and Early Iron Age Crete  (Luik 1996) 20-23.
[56] Mannen hadden zwart lang haar met een knoop bovenop het achterhoofd. Vrouwen lieten het haar in pijpenkrullen omlaag vallen.
[57] Galanakis, Minoan Glyptic 52. Granuleren is het aanbrengen van rijen druppeltjes goud of zilver over het oppervlak van de ring of broche of sieraad. Cloisonné is het aanbrengen van een nestje (goud)draad filigraan op een goudplaatje of ringkas.
[58] Galanakis, Minoan Glyptic 53,54.
[59] Repoussé-techniek is een middel om bladmetaal van een decoratie te voorzien. Langs de achterkant wordt de gewenste voorstelling in spiegelbeeld ingehamerd met een drevel, zodat aan de voorzijde een puntjes-tekening ontstaat.
[60] Galanakis, Minoan Glyptic 51.
[61] Links is hier vanuit de kijker gezien links. Op een stempel van de zegelring zien we de figuur rechts
[62] Arthur Evans, The Palace of Minos at Knossos (London 1935)  953. Evans wijst erop dat zeemonsters in het Egeïsche gebied veel voorkwamen op zegelringen en zegels.
[63] Arthur Evans, The Palace of Minos at Knossos (London 1935) 951. Ook in het Middellandse Zeegebied was dat een bekend motief.